ECLI:NL:RBROT:2017:1983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
515793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing na drie jaar verblijf bij pleeg(groot)ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, die sinds oktober 2012 uit huis is geplaatst. De minderjarige verblijft momenteel bij haar grootouders, die als netwerkpleegouders fungeren. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met een jaar te verlengen, omdat er volgens hen nog steeds sprake is van ontwikkelingsbedreigingen voor de minderjarige. De moeder van de minderjarige, die het gezag uitoefent, heeft echter aangegeven dat zij de plaatsing bij de grootouders accepteert en dat de samenwerking tussen hen goed verloopt. De grootouders hebben zich verzet tegen het verzoek van de GI, stellende dat zij voldoende zicht hebben op de ontwikkeling van de minderjarige en dat zij in staat zijn om de benodigde hulpverlening in te zetten.

De kinderrechter heeft de argumenten van de GI, de moeder en de grootouders zorgvuldig afgewogen. De kinderrechter concludeert dat de minderjarige al geruime tijd bij de grootouders verblijft en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreigingen meer zijn. De samenwerking met de GI is echter problematisch en er is geen vertrouwen in een verbetering van deze samenwerking met een nieuwe jeugdbeschermer. De kinderrechter oordeelt dat de vereisten voor een ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld en dat de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing moeten worden afgewezen. De kinderrechter verwacht dat beëindiging van de ondertoezichtstelling rust zal brengen in het gezin van de grootouders, zodat zij zich kunnen richten op de opvoeding van de minderjarige. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/515793 / JE RK 16-3732
datum uitspraak: 30 januari 2017

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[Naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Naam van de moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] .

[Naam van de grootouders] ,

hierna te noemen de grootouders (moederszijde), wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 29 december 2016 en de daarin genoemde stukken,
- het verweerschrift van mr. M. Erkens van 22 januari 2017, ingekomen bij de griffie op
23 januari 2017.
Op 24 januari 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.F.P. Scheele,
- de grootouders, bijgestaan door hun advocaat mr. M. Erkens,
- de vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam] en dhr. [naam] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[de minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin, namelijk bij de grootouders.
Bij beschikking van 29 december 2016 zijn de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 1 februari 2017. De beslissing is voor het overige verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de grootouders te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [de minderjarige] vertoont kindeigen problematiek. De GI is van mening dat zij nog altijd in haar ontwikkeling wordt bedreigd omdat er onvoldoende zicht is op de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] bij de grootouders. Ook is er nauwelijks samenwerking mogelijk met de grootouders. De GI hoopt dat met het aanstellen van een nieuwe jeugdbeschermer een nieuwe start gemaakt kan worden, waarbij de GI en de grootouders nader tot elkaar kunnen komen in het belang van [de minderjarige] .

De standpunten

De moeder heeft zich, deels bij monde van haar advocaat, verzet tegen het verzoek van de GI. Zij sluit zich aan bij het standpunt van de grootouders. Zij wil wel benadrukken dat zij het eens is met de plaatsing van [de minderjarige] bij de grootouders. De samenwerking tussen de moeder en de grootouders is goed.
De grootouders zijn het niet eens met het verzoek. Door en namens de grootouders is daartoe, in aanvulling op het verweerschrift, naar voren gebracht dat er wel degelijk zicht is op de ontwikkeling van [de minderjarige] via school en pleegzorg. Via school krijgt [de minderjarige] begeleiding van het maatschappelijk werk. Ook hebben de grootouders geregeld dat [de minderjarige] begeleid gaat worden door Flowingrow. Zij zien in dat [de minderjarige] hulp nodig heeft voor haar problematiek en zijn goed in staat deze hulpverlening in het vrijwillige kader te initiëren. Met pleegzorg is een goed contact. De grootouders wantrouwen daarentegen de GI zeer. Zij verwachten niet dat de aanstelling van een nieuwe jeugdbeschermer daar iets in zal veranderen.

De beoordeling

[de minderjarige] is sinds oktober 2012 uit huis geplaatst. Zij was toen 4,5 jaar oud. Sinds november 2013 - inmiddels ruim 3 jaar - verblijft [de minderjarige] in het huidige netwerkpleeggezin, namelijk bij de grootouders. De moeder is betrokken, aldus de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) in zijn brief van 12 december 2016, maar de aanvaardbare termijn is volgens de Raad verstreken en er wordt niet meer toegewerkt aan plaatsing bij moeder. Omdat de Raad het belangrijk acht dat de moeder mee kan denken over de in te zetten hulpverlening is de Raad van mening dat een onderzoek naar een gezagsbeëindiging op dit moment onvoldoende recht doet aan moeders betrokkenheid. Ter zitting heeft de moeder gezegd dat zij de plaatsing bij de grootouders accepteert. Zowel de moeder als de grootouders hebben gezegd dat de samenwerking tussen hen goed gaat.
De samenwerking met de GI is al lange tijd zeer slecht en/of afwezig. Er bestaat een fors visieverschil over de vraag wat het beste is voor [de minderjarige] . Dit heeft geresulteerd in onder andere een procedure over vervangende toestemming medische behandeling en plaatsing van [de minderjarige] in een klinische setting. De rechtbank heeft deze verzoeken van de GI op 19 juli 2016 afgewezen.
De moeder en de grootouders hebben nog steeds angst voor ingrijpen van de GI. Zij zijn zeer wantrouwend. Het kan niet anders dan dat dit spanningen met zich meebrengt en zijn weerslag heeft op het (pleeg)gezin van de grootouders. De kinderrechter acht deze langdurige strijd niet in het belang van [de minderjarige] .
Ter zitting is door de GI verklaard dat er een nieuwe jeugdbeschermer zal worden aangesteld. De belanghebbenden hebben kenbaar gemaakt dat zij er geen vertrouwen in hebben dat met een nieuwe jeugdbeschermer de samenwerking met de GI zal verbeteren. Zij bepleiten afwijzing van de verzoeken om een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.
Op school zijn er rondom de aanpak van [de minderjarige] speciale afspraken gemaakt. Daarnaast krijgt zij via school begeleiding van maatschappelijk werk. Ook zal [de minderjarige] begeleid gaan worden door Flowingrow. Onder meer zal zij daar een weerbaarheidstraining gaan volgen. Tot slot blijken uit de Checklist indicatoren veiligheid kind in (netwerk)pleegzorg van 31 mei 2016 geen (ernstige) bedreigingen voor [de minderjarige] en niet is gebleken dat de samenwerking tussen pleegzorg en de grootouders verstoord is.
Op grond van het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat er op diverse gronden op dit moment niet langer voldaan wordt aan de vereisten voor een ondertoezichtstelling. [de minderjarige] groeit niet zodanig op dat haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Zij verblijft al langdurig bij betrokken pleegouders, die bereid zijn haar te blijven opvoeden en verzorgen tot haar volwassenheid. De moeder ondersteunt deze plaatsing. Er is sprake van kindeigen problematiek, doch er is op dit moment diverse begeleiding ingezet in het vrijwillig kader. Niet is gebleken dat de samenwerking met pleegzorg onvoldoende is.
Voorts is de voor een ondertoezichtstelling vereiste aanvaardbare termijn waarbinnen het kind weer door de gezaghebbende ouder kan worden verzorgd en opgevoed volgens de Raad verstreken. Tot slot is de verhouding tussen de belanghebbenden en de GI zodanig slecht dat niet te verwachten is dat [de minderjarige] zal profiteren van de begeleiding door een jeugdbeschermer in het gedwongen kader. De verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zullen daarom worden afgewezen.
De kinderrechter gaat er vanuit dat beëindiging van de ondertoezichtstelling rust zal geven in het gezin van de grootouders, zodat zij zich volledig kunnen richten op de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . De kinderrechter gaat er ook vanuit dat de grootouders, gesteund door de moeder, alle hulp en begeleiding zullen aanvaarden die pleegzorg, school, maatschappelijk werk en Flowingrow voor [de minderjarige] nodig vinden. Ook acht de kinderrechter het van essentieel belang dat de grootouders en de moeder open (blijven) staan voor adviezen van deskundigen over hun opvoedershandelen.
De belanghebbenden hebben ter zitting uitgesproken dat [de minderjarige] in het gezin van de grootouders verder zal opgroeien. In deze is relevant dat wijziging van het verblijf van [de minderjarige] alleen mogelijk is met toestemming van de grootouders of de rechter.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.