ECLI:NL:RBROT:2017:2554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
10/740353-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling tijdens zomercarnaval

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident tijdens het zomercarnaval op 30 juli 2016, waarbij de verdachte de aangever, [naam slachtoffer 1], met een mes in zijn been stak. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar bewees de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens de eerste confrontatie met de aangever al met een mes had gestoken, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen opzet was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 169 dagen, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 511,96, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank overwoog dat het geweld plaatsvond in het openbaar en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten, wat de ernst van de zaak onderstreepte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/740353-16
Datum uitspraak: 5 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Segerink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de primair, impliciet primair, ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • bewezenverklaring van de primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 31 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [naam slachtoffer 1] .

4.Vrijspraak poging tot doodslag

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair, impliciet primair, ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bewijs en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling

Bewijsverweer met betrekking tot het opzet

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, nu het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Betoogd is dat het incident uit twee confrontaties heeft bestaan.
Bij de eerste confrontatie heeft de verdachte aangever [naam slachtoffer 1] een vuistslag gegeven, waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen. De verdachte heeft [naam slachtoffer 1] geprobeerd te schoppen, maar heeft hem niet geraakt. De verdachte is vervolgens weggerend.
Na de eerste confrontatie is [naam slachtoffer 1] met zijn vriend [naam slachtoffer 2] achter de verdachte aangerend. Omdat [naam slachtoffer 2] te dichtbij kwam is de verdachte gestopt en heeft hij die [naam slachtoffer 2] geslagen. [naam slachtoffer 1] heeft de verdachte vervolgens met beide armen vastgepakt, waarna een worsteling tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. De verdachte zag dat [naam slachtoffer 1] een mes in zijn hand had. Op enig moment is het mes op de grond gevallen. De verdachte heeft dat mes opgepakt en heeft [naam slachtoffer 1] daarmee in zijn been gestoken. Niet de verdachte, maar [naam slachtoffer 1] moet bij deze tweede confrontatie als agressor worden gezien. De verdachte heeft nooit de bedoeling gehad om [naam slachtoffer 1] zwaar te verwonden. Het steken levert hooguit eenvoudige mishandeling op.
Standpunt officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Beoordeling
Het verweer wordt verworpen. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte de aangever, [naam slachtoffer 1] , al tijdens de eerste confrontatie met een mes in zijn been heeft gestoken. De getuige [naam getuige 1] zag dat een man, die later de verdachte bleek te zijn, [naam slachtoffer 1] vanuit het niets een klap gaf waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond viel. Direct hierna begon de man op [naam slachtoffer 1] in te slaan en te schoppen. Hierna haalde de dader iets uit zijn broekzak en maakte met zijn handen bewegingen in de richting van de benen van aangever, tussen zijn knieholte en zijn kuit. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de getuige [naam getuige 2] dat [naam slachtoffer 1] op zijn rug lag en dat de man over [naam slachtoffer 1] heen gebogen was. De man maakte bewegingen, die naar haar idee hetzelfde zouden zijn als steekbewegingen, in de richting van zijn buik en benen. De verklaring van de verdachte op de zitting dat [naam slachtoffer 1] een mes had en hem tijdens de tweede confrontatie – dus nadat de verdachte was weggerend – met dat mes heeft aangevallen, wordt, gelet op het voorgaande, ongeloofwaardig geacht.
Het hiervoor bedoelde handelen van de verdachte, is naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer 1] . Daarbij wordt in aanmerking genomen dat zich in de plaats waar de [naam slachtoffer 1] is gestoken, te weten zijn onderbeen, pezen, zenuwen en bloedvaten bevinden.
Bewijsmiddelen
In de gevallen waarin dit is vereist zal dit vonnis worden aangevuld met een bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de bewijsmiddelen houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is daarop gegrond, alsmede op hetgeen hiervoor met betrekking tot het opzet van de verdachte is overwogen.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 juli 2016 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer 1] met een mes in een been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer, met wie hij al langere tijd ruzie had, vanuit het niets tegen de grond geslagen en hem vervolgens met een mes in zijn been gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor een snijwond in de plooi van zijn knieholte opgelopen. Dit letsel had veel erger kunnen zijn. Het is aan het snelle handelen van de politie, omstanders en hulpverleners te danken geweest dat het slachtoffer niet meer bloedverlies heeft geleden.
De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het incident vond plaats op de openbare weg tijdens het zomercarnaval. Diverse omstanders zijn getuige geweest van het gewelddadig handelen van de verdachte. Dergelijke geweldsincidenten, gepleegd tijdens drukbezochte evenementen, leveren een bijdrage aan reeds bestaande gevoelens van onveiligheid in het uitgaansleven.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 februari 2017 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij en bij de bepaling van de duur van die straf is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding tot het opleggen van een contactverbod, nu het slachtoffer en de verdachte niet meer in dezelfde plaats wonen en zich sinds het bewezenverklaarde feit geen geweldsincidenten tussen de verdachte en het slachtoffer hebben voorgedaan. Om die reden ziet de rechtbank af van het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De duur van de gevangenisstraf zal worden vastgesteld op de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 111,96 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen ruimte is voor toewijzing van de vordering omdat de benadeelde partij zelf achter de verdachte is aangegaan en de aanval heeft gekozen. Daarnaast bestond geen aanleiding om de kleding van het slachtoffer kapot te knippen om te zien waar [naam slachtoffer 1] letsel had.
Beoordeling
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding van € 111,96 ook overigens op de wet is gegrond en niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen. De rechtbank gaat immers uit van een ander scenario dan door de verdachte geschetst.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen meer is gevorderd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat over het te vergoeden schadebedrag, totaal belopende € 511,96, wettelijke rente verschuldigd is vanaf 30 juli 2016.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair, impliciet primair, ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 169 (honderdnegenenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting
aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 511,96 (zegge: vijfhonderdelf euro en zesennegentig eurocent), bestaande uit € 111,96,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af hetgeen ter zake aan immateriële schadevergoeding meer is gevorderd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 511,96 (zegge: vijfhonderdelf euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 511,96
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongosokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juli 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer 1] meermalen met een mes in een been, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht);
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze meermalen met een mes in een been, althans het lichaam te steken;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht);