ECLI:NL:RBROT:2017:2555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
10/662127-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met scooter op racefietser

Op 5 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 maart 2015 te Krimpen aan den IJssel, waarbij de verdachte met zijn scooter opzettelijk tegen het achterwiel van de racefiets van het slachtoffer aanreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met aanzienlijke snelheid handelde en dat het slachtoffer hierdoor ten val kwam en letsel opliep, waaronder knieletsel en een gebroken sleutelbeen. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend opzettelijk te hebben aangereden, maar de rechtbank heeft zijn verklaring als ongeloofwaardig bestempeld. De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar wel bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met een taakstraf van 140 uren als eis. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiaire feit bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met een vervangende hechtenis van 70 dagen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/662127-16
Datum uitspraak: 5 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.G.H.M. Ganzeboom, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Segerink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.

4.Vrijspraak primair tenlastegelegde

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bewijs en bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde

Bewijsverweer

Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de aangever niet opzettelijk heeft aangereden.
Hij stelt dat de aangever overeind kwam op zijn racefiets op het moment dat de verdachte naast hem reed. Daarbij bewoog de racefiets onverwachts naar links in de richting van de scooter van de verdachte, waardoor de linker trapper van de racefiets de voetenplank van de scooter heeft geraakt. Vervolgens remde de aangever met als gevolg dat hij daardoor over de kop is geslagen en is gevallen.
Beoordeling bewijsverweer
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk met zijn scooter tegen de aangever is aangereden waardoor die ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. De getuige [naam getuige] heeft de verdachte horen schelden toen de verdachte naar de aangever toereed. Hij hoorde aan de toon dat de verdachte boos was. Verder heeft hij gezien dat de verdachte, op het moment dat hij vlak achter de aangever reed, in volle vaart ineens naar rechts stuurde. De scooter kwam toen tegen de fiets van aangever waarna deze tegen een opstaande rand is aangereden, over de kop is geslagen en ten val is gekomen. Deze verklaring komt overeen met de verklaring van de aangever dat hij uit balans raakte omdat er met kracht tegen zijn achterwiel werd aangereden, waardoor hij is gevallen. Dat de aangever in reactie op de aanrijding nog heeft geprobeerd te remmen maakt dat niet anders. De verklaring van de verdachte dat hij aangever uitsluitend op zijn eerdere rijgedrag wilde aanspreken en dat de aangever zelf onverwacht naar links stuurde, wordt, gelet op het voorgaande, ongeloofwaardig geacht.
Bewijsmiddelen
In de gevallen waarin dit is vereist zal dit vonnis worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de bewijsmiddelen houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is daarop gegrond, alsmede op hetgeen
hiervoor met betrekking tot het opzet van de verdachte is overwogen.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 maart 2015 te Krimpen aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met aanzienlijke snelheid) met een scooter tegen het achterwiel van de racefiets, waarop die [naam slachtoffer] reed, is aangereden waardoor die [naam slachtoffer] over de kop is geslagen en vervolgens op de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn scooter opzettelijk tegen het achterwiel van de racefiets van het slachtoffer aangereden waardoor deze ten val is gekomen en naar letsel, waaronder knieletsel en een gebroken sleutelbeen heeft opgelopen. Dit letsel had veel erger kunnen zijn, gezien de snelheid waarmee het slachtoffer reed en het feit dat hij een kwetsbare verkeersdeelnemer is.
Het incident vond plaats nadat het slachtoffer kort daarvoor -in de ogen van de verdachte- onvoorzichtig verkeersgedrag had vertoond en bijna met de verdachte in aanraking was gekomen. De verdachte heeft zich daarop met zijn scooter omgedraaid, is achter het slachtoffer aangereden en heeft hem vervolgens aangereden. Meerdere mensen zijn hiervan getuige geweest. De verdachte heeft aldus zeer impulsief en disproportioneel gehandeld.
Toen het slachtoffer door zijn toedoen was gevallen, heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten zonder zich op enige wijze te bekommeren om het slachtoffer. Nadien heeft hij zich evenmin bij de politie gemeld. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van het slachtoffer.
Gezien de ernst van het feit wordt een forse taakstraf op zijn plaats geacht.
Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 februari 2017 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

9.Benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] , gevolmachtigd raadsvrouwe mr. W.A.M. van Ooijen. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 6.462,52 ter zake van materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- ter zake van immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij als volgt dient te worden toegewezen:
Immateriële schade
Het gevorderde bedrag van € 5.000,- dient te worden gematigd tot een bedrag van € 3.000,-
Verlies eigen risico zorgverzekering
Het gevorderde bedrag van € 715,41.
Benzinekosten en taxikosten
De kosten die zijn gemaakt ten behoeve van ziekenhuisbezoek ((76 km+152km) x € 0,29) en bezoek politiebureau (4 km x €0,29), totaal € 67,28, evenals het bedrag gemaakt ten behoeve van bezoek aan de fysiotherapeut à € 175,89.
Overige kosten
De kosten van de vliegtickets à € 115,25, de kniebrace à € 123,95 en de reparatiekosten voor de wielrenfiets à € 617,-.
De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. De behandeling daarvan is niet van eenvoudige aard en kan bij de civiele rechter worden aangebracht. De officier van justitie heeft tevens toewijzing van de wettelijke rente gevorderd en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is het standpunt ingenomen dat de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding te complex is voor afdoening in deze strafprocedure. Daarnaast roept deze schadeclaim te veel vraagtekens op en is de gevorderde vergoeding voor de schade aan de wielrenfiets niet te herleiden tot het tenlastegelegde incident. De benadeelde partij dient daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beoordeling
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen ten aanzien van:
a. Verlies eigen risico zorgverzekering
Het gevorderde bedrag van € 715,41.
b. Benzinekosten en taxikosten
De kosten die zijn gemaakt ten behoeve van ziekenhuisbezoek ((76 km+152km) x € 0,29) en bezoek politiebureau (4 km x €0,29), totaal € 67,28, evenals het bedrag gemaakt ten behoeve van bezoek aan de fysiotherapeut à € 175,89.
c. Overige kosten
De kosten gemaakt voor de vliegtickets à € 115,25, de kniebrace à € 123,95 en de reparatiekosten voor de wielrenfiets à € 617,-. In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de schade aan de wielrenfiets ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat deze schade niet rechtstreeks voortkomt uit het bewezenverklaarde strafbare feit.
De beoordeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op:
Huishoudelijke hulp,
Studievertraging,
Verlies van verdienvermogen,
levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan immateriële schadevergoeding meer is gevorderd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat over het te vergoeden schadebedrag, totaal belopende € 3.314,78, wettelijke rente verschuldigd is vanaf 27 maart 2015.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de rechtbank de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank gaat uit van toepassing van het liquidatietarief in kantonzaken en zal op grond daarvan een bedrag van € 350, - toekennen (2 punten).
Schadevergoedingsmaatregel
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 24 c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 3.314,78(zegge: drieduizendriehonderdveertien euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit € 1.814,78 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af hetgeen door de benadeelde partij ter zake van immateriële schade meer is gevorderd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering ter zake van materiële schade; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt verdachte tevens in
de kostenvan de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op
€ 350,-(zegge: driehondervijftig euro);
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.314,78(hoofdsom, zegge: drieduizenddriehonderdveertien euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.314,78
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
43 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te Krimpen aan den IJssel en/of Capelle a/d IJssel, althans in Nederland, aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een uitgerekte knieschijf en/of knieband, heeft toegebracht door (met aanzienlijke snelheid) met een scooter tegen het achterwiel van een (race)fiets, althans tegen een fiets, waarop die [naam slachtoffer] reed, aan te rijden (waardoor die [naam slachtoffer] over de kop sloeg en/of vervolgens op
de grond viel);
(Artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te Krimpen aan den IJssel en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met aanzienlijke snelheid) met een scooter tegen het achterwiel van de (race)fiets, althans tegen een fiets, waarop die [naam slachtoffer] reed, is aangereden (waardoor die [naam slachtoffer] over de kop is geslagen en/of vervolgens op de grond is gevallen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te Krimpen aan den IJssel en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door (met aanzienlijke snelheid) met een scooter tegen het achterwiel van de (race)fiets, althans tegen een fiets, waarop die
[naam slachtoffer] reed, aan te rijden (waardoor die [naam slachtoffer] over de kop sloeg en/of vervolgens op de grond is viel), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een uitgerekte knieschijf
en/of knieband ten gevolge heeft gehad;
Artikel 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht