ECLI:NL:RBROT:2017:2557

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
10/711008-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met meerdere verdachten in Barendrecht

Op 5 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2017 te Barendrecht samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning. De verdachte, die niet ingeschreven stond in de basisregistratie en geen bekende woon- of verblijfplaats had in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. K. Durdu. De officier van justitie, mr. T. Slieker, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd werd, een gevangenisstraf van twee maanden rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de woning had verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte op klaarlichte dag handelde en dat zijn acties een grote impact hebben op de slachtoffers en de buurt. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €1.586,32 aan de benadeelde partij, die bestond uit herstelkosten en gederfde inkomsten. De rechtbank legde daarnaast een vervangende hechtenis op voor het geval de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen zou voldoen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank baseerde haar beslissing op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/711008-17
Datum uitspraak: 5 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende te [land] , op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Slieker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Bewijs en bewezenverklaring

Als bijlage II is aan dit vonnis gehecht een overzicht van de bewijsmiddelen houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond van die feiten en omstandigheden is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 januari 2017 te Barendrecht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
eenwoning (gelegen aan [adres delict] ) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, en inklimming, door naar voornoemde woning te gaan en vervolgens met een breekvoorwerp, een raam van bovengenoemde woning heeft getracht te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om in te breken in een woning.
Dit heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag, midden in een woonwijk. De verdachte was net in Nederland toen hij dit strafbare feit pleegde en heeft daarmee blijk gegeven van een ongekende brutaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen ook geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft zich geen rekenschap gegeven van de impact die woninginbraken (doorgaans) hebben op het gevoel van privacy van de gedupeerden. Het is voor bewoners vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde heeft geprobeerd om in hun woning te komen en hun persoonlijke bezittingen te doorzoeken. Woninginbraken zorgen bovendien voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt, zeker in dit geval, nu de achterburen getuige waren van het handelen van de verdachte en zijn twee medeverdachten.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 februari 2017 blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Mede gezien de ernst van het feit kan daarom niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te noemen duur. In hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en aldus van de oriëntatiepunten af te wijken. De gevangenisstraf die door de officier van justitie is geëist komt te hoog voor.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] . De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal €1.586,32. Deze schade bestaat uit de herstelkosten van de braakschade aan het raam van 1.450,32, de kosten van vervanging van het slot van de poortdeur van € 40,-en een vergoeding van € 96,- voor gederfde inkomsten en het inschakelen van een invaller op het werk.
De vordering met betrekking tot de braakschade aan het raam van € 1.450,32 komt de rechtbank niet onredelijk voor. Dat – kennelijk abusievelijk, want wel vermeld in de vordering – geen offerte voor het herstel is meegestuurd, staat aan toewijzing van dit bedrag niet in de weg. Dit geldt eveneens voor de gevorderde vergoeding voor gederfde inkomsten en het inschakelen van een vervanger op het werk van € 96,-. De geschatte vervangingskosten voor het slot van de portdeur van € 40,- wordt eveneens als een reëel bedrag aangemerkt. Anders dan de verdediging stelt, is het bij de beoordeling van de vordering niet relevant of de benadeelde ter zake van de geleden schade een beroep kan doen op een verzekering. Uit het voegingsformulier maakt de rechtbank op dat er, ten aanzien van de thans gevorderde schadevergoeding voor de braakschade aan het raam, weliswaar een claim is ingediend bij de verzekeraar, maar dat (nog) geen vergoeding heeft plaatsgevonden.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 januari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting
aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 1.586,32(zegge: vijftienhonderdzesentachtig euro en tweeëndertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.586,32(zegge: vijftienhonderdzesentachtig euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.586,32
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
31 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning (gelegen aan [adres delict] ) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door naar voornoemde woning te gaan en/of (vervolgens) met een breekvoorwerp, althans een hard en/of scherp voorwerp, een raam van bovengenoemde woning heeft getracht te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311-47-45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht