Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiseres] ,
[eiser]
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 februari 2017, met producties (A) 1 t/m 13 en bijlagen (B) 1 t/m 15;
- de brief van [eisers] c.s. van 15 maart 2017, met gecorrigeerde bijlage 10 en producties 14 t/m 16;
- de producties 1 t/m 15 van [gedaagde] ;
- de producties 17 t/m 21 van [eisers] c.s.;
- de mondelinge behandeling op 24 maart 2017;
- de pleitnota van [eisers] c.s.;
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
- primair aan [eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 1.014.755,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2017 tot de dag der betaling;
- subsidiair aan [eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 534.942,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2017 tot de dag der betaling;
- meer subsidiair aan [eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 444.890,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2017 tot de dag der betaling;
4.De beoordeling
816,00