Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft hierover tijdens de zitting in zijn eigen strafzaak verklaard:
“De verwijzingen worden altijd achteraf gemaakt. Dat kan ook niet anders want als je het
gehoor opmeet en er is een gehoorprobleem dan zet de audicien ze pas op mijn spreekuur.
De patiënt wordt daarna in het maatschapoverleg besproken. Dat is na het openen van een
DBC. Het DBC moet je openen op het moment dat je de patiënt ziet. Naar aanleiding van
het maatschapoverleg maakt [naam verdachte] de verwijskaart die ik dan van hem mee krijg.
[naam verdachte] ziet het audiogram en stelt de medische indicatie. Hij heeft de formulieren bij zich,
ik de naam- en adresgegevens van de patiënt. Die geef ik aan [naam verdachte] . Hij brengt het aan
op zijn verwijskaart en ondertekent dat. Dat gebeurt in het maatschapoverleg. Soms kan het
weken zijn tussen het zien van de patiënt en afgeven van de verwijskaart in het
maatschapoverleg. Dat hangt van de drukte af. Aan het einde van het jaar is het druk en kan
het overleg wekelijks zijn, in de zomer is het stil en doe je niet zo veel. Dat wisselt heel erg.
In het maatschapoverleg worden de audiogrammen van de audicien besproken. [naam verdachte] is
mijn klankbord en tijdens het overleg worden de verwijzingen gemaakt. Verwijzen gaat op
basis van het audiogram. Alle verwijzingen van patiënten zijn gemaakt door [naam verdachte] in het
overleg op basis van de audiogrammen.
De verwijskaarten die op de naam van [naam arts 1] zijn gemaakt zijn gemaakt door [naam verdachte] . Hij
maakte de verwijzing op naam van [naam arts 1] op omdat [naam arts 1] die patiënt al kende. Het klopt dat
[naam verdachte] de handtekeningen van [naam arts 1] en [naam arts 2] zette.
Ik kreeg de verwijzingen van [naam verdachte] meteen mee. Ook de verwijzingen op naam van [naam arts 1]
en [naam arts 2] . Die waren al gestempeld en er zat een sticker op. Ik had daar mijn gedachten bij,
maar heb er niets van gezegd. Ik heb ze geaccepteerd.”