ECLI:NL:RBROT:2017:2817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
C/10/523213 / KG ZA 17-288
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil na ontbinding huurovereenkomst met beroep op noodtoestand

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, die een woning huurt van Woonbron, schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter. Dit vonnis, gewezen op 24 februari 2017, ontbond de huurovereenkomst en gelastte de ontruiming van de woning van eiser. Eiser stelt dat hij niet heeft voldaan aan zijn zelfbewoningsplicht, maar dat dit niet betekent dat zijn hoofdverblijf is gewijzigd. Hij heeft psychische en financiële problemen, en de ontruiming zou hem in een noodtoestand brengen. Woonbron heeft de ontruiming aangekondigd voor 19 april 2017.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de kantonrechter geen juridische misslag heeft gemaakt, maar onderschrijft wel het beroep van eiser op een noodtoestand. Eiser heeft serieuze psychische problemen en de voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat deze problemen zijn verergerd. Eiser woont al 30 jaar in de woning en kan niet bij zijn vriendin intrekken. De voorzieningenrechter verbiedt Woonbron om over te gaan tot ontruiming totdat het gerechtshof Den Haag uitspraak heeft gedaan in de hoger beroepsprocedure. Woonbron wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 630,78 worden begroot, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/523213 / KG ZA 17-288
Vonnis in kort geding van 13 april 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
de stichting
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E. Piepers-Westermeijer te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonbron genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Woonbron.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurde van Woonbron een woning op het adres [adres] . De kantonrechter van de rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 24 februari 2017, gewezen op tegenspraak, de desbetreffende huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de huurwoning door [eiser] gelast, met als reden dat [eiser] - kort samengevat- niet had voldaan aan zijn zelfbewoningsplicht in de periode van 1 juni 2015 tot in ieder geval 1 december 2015. In de procedure bij de kantonrechter hebben getuigenverhoren plaatsgevonden. Het vonnis van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [eiser] heeft van het vonnis van de kantonrechter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.
2.2.
Woonbron heeft aan [eiser] de gedwongen ontruiming van de woning van [eiser] doen aanzeggen tegen 19 april 2017.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 februari 2017, voor zover het de door Woonbron aangezegde ontruiming van de woning betreft, op straffe van een dwangsom. [eiser] stelt daartoe het volgende.
3.2.
Het vonnis van de kantonrechter bevat een juridische misslag. De bewijsmiddelen zijn onjuist gewaardeerd. [eiser] heeft slechts relatief korte tijd niet gewoond in de huurwoning. [eiser] verbleef toen frequent bij een vriendin omdat hij in die periode kampte met zowel psychische als financiële problemen. Dit blijkt uit de getuigenverhoren bij de kantonrechter. Een dergelijk feitelijk verblijf elders betekent nog niet dat in juridische zin het hoofdverblijf is gewijzigd. De kantonrechter is te kort door de bocht gegaan. [eiser] is er net in geslaagd om zijn leven weer op orde te brengen en om te “overleven,” met werkzaamheden als ondernemer in de ICT en als dansleraar. Daartoe heeft [eiser] alle zeilen moeten bijzetten. Met deze werkzaamheden worden zeer wisselende, beperkte inkomsten gegenereerd. Het bereikte evenwicht dreigt nu weer verstoord te worden door de aangezegde ontruiming. [eiser] betaalt de lopende huur, veroorzaakt geen overlast en het huis is op orde. Woonbron dient de uitkomst van de hoger beroepsprocedure af te wachten.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij door de psycholoog die hem behandelt op de huisartsenpost enkele dagen geleden is doorverwezen naar meer specialistische hulp, ter behandeling van de psychische problemen van [eiser] . In dat verband wordt ook een beroep op een door de executie te verwachten noodtoestand gedaan.
3.3.
Woonbron voert verweer en concludeert tot afwijzing.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
De voorzieningenrechter onderschrijft niet de stelling van [eiser] dat het vonnis van de kantonrechter een juridische misslag bevat. Ten overstaan van de kantonrechter heeft bewijslevering (getuigenverhoren) plaatsgevonden en de kantonrechter heeft de bewijsmiddelen gewaardeerd. Voor zover de voorgebrachte bewijsmiddelen op een andere wijze gewaardeerd hadden kunnen worden betekent dat nog niet dat sprake is van een klaarblijkelijke misslag.
4.3.
De voorzieningenrechter onderschrijft wel het beroep van [eiser] op een noodtoestand. Ter zitting is aannemelijk geworden dat [eiser] kampt met serieuze psychische problemen. Weliswaar blijkt uit het vonnis van de kantonrechter van 24 februari 2017 dat [eiser] toen ook al psychische problemen had, maar de voorzieningenrechter gaat er op grond van hetgeen [eiser] ter zitting heeft verklaard van uit dat deze problemen thans wezenlijk zijn verergerd. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [eiser] dat hij recentelijk door de aan de huisartsenpraktijk verbonden psycholoog bij wie hij in behandeling was, is doorverwezen naar meer specialistische psychische hulpverlening. [eiser] was weliswaar nog niet in staat om deze doorverwijzing, die pas recentelijk heeft plaatsgevonden, te onderbouwen met verificatoire bescheiden, maar dat neemt in dit geval de aannemelijkheid van de verklaring van [eiser] (die Woonbron ook niet betwist heeft) nog niet weg. De voorzieningenrechter acht de dreiging van maatschappelijke teloorgang van [eiser] niet denkbeeldig in het geval de ontruiming doorgang zal vinden. Daarbij is meegewogen dat [eiser] al 30 jaar in de woning woont en dat zijn vriendin ter zitting heeft verklaard dat hij niet bij haar kan intrekken, terwijl hij te weinig stabiel inkomen heeft voor alternatieve huisvesting. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang de reden waarom de kantonrechter tot ontbinding van de huurovereenkomst is gekomen. Het gaat hier niet om, bijvoorbeeld, illegale hennepkweek in de huurwoning, maar om verblijf van [eiser] elders dan op het adres van zijn huurwoning. Er is dus geen sprake van dat van Woonbron niet gevergd kan worden dat [eiser] blijft tot het Hof uitspraak doet.
4.4.
Voorts is van belang dat [eiser] tot op heden de gebruiksvergoeding (ter hoogte van voorheen de verschuldigde huurpenningen) betaalt voor het gebruik van de woning. Woonbron had ter zitting eerst nog aangevoerd dat [eiser] daarin twee maanden achterstand had, maar zij heeft dit verweer laten varen toen [eiser] op zijn telefoon heeft laten zien dat de gebruiksvergoeding over de desbetreffende twee maanden wel was afgeschreven van zijn bankrekening, door te zeggen dat dat dan nader onderzoek vergt.
4.5.
Aan het oordeel doet voorts niet af het verweer van Woonbron dat uit foto’s zou blijken dat [eiser] thans nog steeds niet in de woning zou wonen, maar daar slechts zijn bedrijfsactiviteiten zou uitoefenen. De foto's die Woonbron in dit verband ter zitting heeft getoond (van eind 2016) kunnen dit oordeel niet dragen. Op deze foto’s was slechts waarneembaar dat het enigszins rommelig was in de woning en dat er (ook) dozen stonden. Op de foto stonden echter ook de goederen die normaliter tot het interieur van een woning behoren. [eiser] heeft gesteld dat hij de huur van de ruimte van waaruit hij zijn bedrijf(je) in ict- diensten runde om financiële redenen heeft moeten opzeggen en dat hij daarom wat spullen heeft overgebracht naar zijn eigen woning, maar dat zijn werk inhoudt dat hij klanten die ICT-diensten willen afnemen aan huis bezoekt en dat hij dus zijn woning niet gebruikt als bedrijfsruimte. Dit komt aannemelijk voor.
4.6.
Een dwangsom wordt niet nodig geacht, nu er geen reden is om aan te mogen nemen dat Woonbron niet vrijwillig aan de veroordeling zal voldoen.
4.7.
Woonbron zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . Deze kosten worden begroot op € 527,- aan salaris advocaat (tarief eenvoudig kort geding volgens de Liquidatietarieven), € 78,- aan griffierecht en € 103,10 aan explootkosten dagvaarding. Nu [eiser] procedeert met een toevoeging dient 75% van de explootkosten (zijnde € 77,32) aan de griffier vergoed te worden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Woonbron om over te gaan tot ontruiming van de woning aan de [adres] totdat het gerechtshof Den Haag eindarrest heeft gewezen in de appelprocedure tussen [eiser] en Woonbron,
5.2.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten van [eiser] , te betalen als volgt:
-aan [eiser] € 630,78
- aan de griffier € 77,32,
5.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.
2517/2009