In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende milieudelicten, waaronder het voorhanden hebben van stoffen bestemd voor het vervaardigen van vuurwerk en het illegaal vervoeren van gevaarlijke stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar stoffen voorhanden had, maar dat deze op dat moment afvalstoffen waren waarvan hij zich wilde ontdoen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van het voorhanden hebben van vuurwerkstoffen.
De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en op de openbare weg achterlaten van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, rekening houdend met de vrijspraak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet beroepsmatig heeft gehandeld bij het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging voor dat feit. De verdachte is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 6.115,16 aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's voor het milieu in haar overwegingen meegenomen.