ECLI:NL:RBROT:2017:306
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd door De Nederlandsche Bank N.V. wegens overtreding van de Wet op het financieel toezicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en [eiser], een vennoot van de vennootschap onder firma [b]. DNB had op 16 juli 2015 een bestuurlijke boete van € 50.000,- opgelegd aan [eiser] wegens overtreding van artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit besluit volgde op een onderzoek naar de activiteiten van [eiser] als betaaldienstverlener zonder de vereiste vergunning van DNB. DNB had vastgesteld dat [eiser] in de periode van 1 maart 2012 tot 3 november 2014 zonder vergunning betaaldiensten had verleend, wat resulteerde in een aanzienlijke boete.
Na het bestreden besluit van DNB, waarin het bezwaar van [eiser] ongegrond werd verklaard, heeft [eiser] beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 24 november 2016 heeft de gemachtigde van [eiser] aangegeven dat hij ernstig ziek was en niet kon verschijnen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, met de mogelijkheid voor [eiser] om binnen vier weken een schriftelijke uiteenzetting te geven, maar hier is geen gebruik van gemaakt.
De rechtbank heeft overwogen dat DNB terecht de boete had opgelegd en dat de opgelegde boete van € 50.000,- in verhouding stond tot de ernst van de overtreding en de draagkracht van [eiser]. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de berekening van de draagkracht door DNB, en heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van [eiser] faalde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 januari 2017.