ECLI:NL:RBROT:2017:3067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
10/731029-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld aan brand in woning door ondeugdelijke elektrische installatie in hennepkwekerij

Op 19 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor een brand in een woning aan de Jan Knijffstraat 27C in Rotterdam, die op 14 augustus 2014 plaatsvond. De brand was ontstaan door een ondeugdelijke elektrische installatie in een hennepkwekerij die in de woning was gevestigd. De verdachte, die niet als ingezetene was ingeschreven en geen bekende woon- of verblijfplaats had, werd beschuldigd van schuld aan de brand en het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten. Tijdens de zitting op 5 april 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging eiste, maar ook een gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 150 uur voorstelde.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op de hoogte was van de hennepkwekerij in zijn woning, had nagelaten om de veiligheid van de elektrische installatie te waarborgen. Dit nalaten leidde tot aanmerkelijke onvoorzichtigheid en schuld aan de brand. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medepleger was van het aanwezig hebben van hennepplanten, aangezien hij de sleutel van zijn woning had gegeven aan anderen die de kwekerij onderhielden. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, alsook een schadevergoeding van € 5.170 aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de brand.

De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen niet alleen de brand had veroorzaakt, maar ook de veiligheid van omwonenden in gevaar had gebracht. De gevolgen van de brand waren ernstig, vooral voor de oudere bewoners van het seniorencomplex waar de woning zich bevond. De rechtbank vond het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de risico's die de verdachte had genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/731029-16
Datum uitspraak: 19 april 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
,
geboren in het district [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen, zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.J.A. Segerink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1

schuld
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de woning waarin de in de tenlastelegging bedoelde brand heeft gewoed, werd gehuurd door de verdachte. In de woning was met medeweten van de verdachte een hennepkwekerij aanwezig. De brand is waarschijnlijk veroorzaakt door oververhitting van elektriciteitssnoeren of voorschakelapparatuur. Het is een feit van algemene bekendheid en moet dus ook aan de verdachte bekend zijn geweest, dat hennepkwekerijen een zeer aanzienlijke hoeveelheid stroom vragen en dat de daarvoor benodigde elektrische installaties doorgaans illegaal en veelal op onprofessionele wijze worden aangelegd, waarbij vaak onvoldoende rekening wordt gehouden met de (beperkte) belastbaarheid van de installatie en de daaruit voortvloeiende risico’s van overbelasting, kortsluiting en brand.
Van de verdachte, die er van op de hoogte was dat er een hennepkwekerij in zijn woning aanwezig was, mocht daarom worden verwacht dat hij zich van de deugdelijkheid van de daarvoor aangelegde elektrische installatie had vergewist. De verdachte heeft dit nagelaten. De verdachte heeft stroomdraden door de gang zien lopen, wat voor hem te meer een signaal had moeten zijn om de veiligheid van die elektrische installatie in twijfel te trekken.
Door dit nalaten van de verdachte is er sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en heeft de verdachte schuld aan de brand die is ontstaan.
Feit 2
Medeplegen
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de hennepkwekerij met de in de tenlastelegging genoemde 300 hennepplanten in de woning van de verdachte is aangelegd en werd onderhouden door twee personen aan wie de verdachte met dat doel de sleutel van zijn woning ter beschikking had gesteld. De verdachte zelf verbleef in genoemde periode ook regelmatig in zijn woning. Daarmee bevonden de hennepplanten zich gedurende de tenlastegelegde periode in de machtssfeer van zowel genoemde twee personen als de verdachte. Gelet op een en ander was er aldus sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het aanwezig van de hennepplanten dat de verdachte als mededader van dat aanwezig hebben wordt aangemerkt, zoals onder 2 primair is tenlastegelegd. Het standpunt van de officier van justitie dat gedurende de onder 2 tenlastegelegde periode tot en met 13 augustus 2014 het medeplegen niet kan worden bewezen wordt verworpen.
Feit 3
medeplegenWat hiervoor met betrekking tot feit 2 is overwogen over het medeplegen van hennepplanten in de periode tot en met 13 augustus 2014 geldt mutatis mutandis voor het onder 3 tenlastegelegde feit: het tezamen en in vereniging met anderen aanwezig hebben van 300 hennepplanten op 14 april 2014.
Bewijsmiddelen
In de gevallen waarin dit is vereist zal dit vonnis worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de bewijsmiddelen houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is daarop gegrond, alsmede op hetgeen
hiervoor is overwogen.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte het onder 1, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 14 augustus 2014 te Rotterdam, aanmerkelijk onvoorzichtig in een pand gelegen aan de [adres delict] een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad, terwijl die hennepkwekerij was voorzien van een onveilig aangelegde elektrische installatie, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat er brand is ontstaan en dat voornoemd pand en aangrenzende woningen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor de aangrenzende woningen en de in de aangrenzende woningen gelegen goederen, ontstond en levensgevaar
engevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de aangrenzende woningen aanwezige personen, ontstond;
2.
hij in
de periode vanomstreeks
13april 2014 t/m 13 augustus 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres delict] ) ongeveer 300 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 14 augustus 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 300 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.

aan zijn schuld brand te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat

en
aan zijn schuld brand te wijten zijn, terwijl daardoor levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstaat, meermalen gepleegd;
2.

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een poging om van zijn huur- en verslavingsschulden af te komen zijn huis aan anderen ter beschikking gesteld en toegelaten dat zij in de woning een hennepkwekerij hebben gebouwd. Hij heeft daar samen met hen ongeveer 300 hennepplanten aanwezig gehad. Zodoende heeft de verdachte bijgedragen aan de productie van softdrugs. Hij heeft zich daarbij niet bekommerd om de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving die uit de handel in en het gebruik van dergelijke middelen kunnen voortvloeien.
Door de onveilige elektrische installatie van de hennepkwekerij is brand uitgebroken in de woning van de verdachte die vervolgens in de belendende woningen om zich heen heeft gegrepen. Deze brand was aan verdachtes schuld te wijten. De woning van de verdachte maakte deel uit van een seniorencomplex. Omwonenden, oudere en vaak zwakkere personen, zijn in verband met de brand geëvacueerd en diverse woningen zijn onbewoonbaar verklaard. De gevolgen van de brand voor de overige bewoners van het complex zijn dus zowel materieel als psychisch zeer ernstig geweest.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2017 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank in dit geval niet passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tevens is in aanmerking genomen dat de feiten meer dan 2,5 jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , raadsvrouwe mr. A. Albayrak, advocaat te Rotterdam, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert
een vergoedingvan
€ 5.170, -aan materiële schade.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 augustus 2014.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, bestaande uit de eigen bijdrage van € 143,- ter zake van de rechtsbijstand in deze procedure en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 47, 57 en 158 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

Bij verstek:
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 5.170, -(zegge vijfduizend honderdzeventig euro), ter zake van materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, bestaande uit de eigen bijdrage toevoeging ad € 143,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.170, -(zegge vijfduizend honderdzeventig euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 5.170, -
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. Verkerk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2014 te Rotterdam, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een pand gelegen aan de [adres delict] een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad, terwijl die hennepkwekerij was voorzien van een onveilig aangelegde elektrische installatie, ten gevolge waarvan het
aan zijn schuld te wijten is geweest, dat er brand is ontstaan en/of dat voornoemd pand en/of (een) aangrenzende woning(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor de aangrenzende woning(en) en/of de in de aangrenzende woning(en) gelegen goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, ontstond en/of levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de aangrenzende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, ontstond;
2.
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 april 2014 t/m 13 augustus 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres delict] ) ongeveer 300 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen)in of
omstreeks de periode van 1 april 2014 t/m 13 augustus 2014 te Rotterdam met
elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 300 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 april 2014 t/m 13 augustus 2014 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand, althans een kamer in voornoemd pand, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij op of omstreeks 14 augustus 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 300 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;