Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het door [verzoeker] op 22 februari 2017 ingediende verzoekschrift na gegeven ontslag op staande voet tot veroordeling tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW en van een vergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW, met producties;
- het door Staffhousing op 16 maart 2017 ingediende verweerschrift;
- de door Staffhousing op 17 maart 2017 ingediende producties behorend bij het verweerschrift.
de Brouwer. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van [verzoeker] pleitaantekeningen heeft overgelegd.
2.De feiten
[M.] is behalve directeur van Staffhousing ook directeur van At Home Vastgoed B.V. (hierna At Home). Beide vennootschappen zijn op hetzelfde adres in Rotterdam gevestigd. De partner van [verzoeker], mevrouw [K.] is tot 16 januari 2017 bij At Home in dienst geweest als commercieel medewerkster. Zij is op genoemde datum door At Home op staande voet ontslagen en zij heeft ter zake van dat ontslag eveneens een procedure aanhangig gemaakt. Beide zaken zijn op hetzelfde moment mondeling behandeld en in de ontslagzaak van [K.] met zaaknummer 5797951 VZ VERZ 17-4602 heeft de kantonrechter heden eveneens uitspraak gedaan.
3.Het verzoek van [verzoeker]
4.Het verweer
- afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] dan wel tot matiging daarvan;
- bekrachtiging van het ontslag wegens dringende reden;
- veroordeling van [verzoeker] tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 1.900,-;
- veroordeling van [verzoeker] tot betaling van de contractuele boete van € 5.000,-;
- veroordeling van [verzoeker] tot betaling van € 121.500,- voor schending van het non-concurrentiebeding tot en met 16 maart 2017;
- veroordeling van [verzoeker] tot betaling van € 1.500,- per dag vanaf 17 maart 2017 tot zolang de schending van het concurrentiebeding voortduurt;
- instandhouding van het overeengekomen non-concurrentiebeding;
- veroordeling van [verzoeker] in de kosten van deze procedure.
5.De beoordeling
Kamerstukken II2013/14, 33818, 4, p. 61). Daarbij heeft de kantonrechter de mogelijkheid om de hoogte van de vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de omstandigheden van het geval. De hoogte van de billijke vergoeding moet - naar haar aard - in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moet de werknemer hiervoor volgens de wetsgeschiedenis worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van die werkgever te voorkomen (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 32). De billijke vergoeding kent derhalve twee componenten, te weten compensatie van de waarde van de arbeidsovereenkomst en een zogenaamd punitief element.
6.De beslissing
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen het achterstallige salaris over de periode van 1 december 2016 t/m 20 december 2016 van € 1.323,87 bruto inclusief 8% vakantietoeslag, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW berekend op de wijze zoals in dat artikel is beschreven, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2017, en over de wettelijke verhoging vanaf de datum van deze beschikking tot de dag van de algehele voldoening;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 2.780,13 bruto ter zake van de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 23 december 2016 tot de dag der algehele voldoening;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 6.000,- bruto aan billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 28 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
879