ECLI:NL:RBROT:2017:3112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
10/661225-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met mes in relatie tot noodweer en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van haar levensgezel. De verdachte heeft op 26 augustus 2016 in Rotterdam haar levensgezel met een mes in de schouder en in het been gestoken, en hem ook in zijn been gebeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het steken met een mes niet kan worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling, omdat de verwondingen niet ernstig genoeg waren. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, maar heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de mishandelingen die de verdachte eerder door het slachtoffer heeft ondergaan. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan vier voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van veertig uren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zich moet laten behandelen voor haar angststoornis. Het in beslag genomen mes is onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar bewezen verklaard dat zij het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661225-16
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
verblijvend op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d’Armandville, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering van 5 januari 2017, met dien verstande dat het contact- en locatieverbod kan komen te vervallen;
  • onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen mes.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak primair ten laste gelegde
Het steken/snijden met een mes in de schouder en in het been van iemand kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling, maar levert niet in alle gevallen een dergelijke kwalificatie op. De plaats op het lichaam waar het letsel is toegebracht kan in dit verband van belang zijn. In deze zaak heeft een politiearts ten aanzien van de opgelopen verwondingen geconstateerd dat “geen daarvan op plaatsen was waarbij ernstig letsel voor het slachtoffer zou kunnen ontstaan” (proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer proces-verbaal] ).
Het steken met een mes kan weliswaar risicovol zijn, maar in dit geval niet zodanig dat kan worden gesteld dat sprake van een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewijsverweer
Het standpunt verdediging (primair)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Er zijn in deze zaak twee verschillende versies van wat zich heeft afgespeeld in de nacht van 25 op 26 augustus 2016. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte de juiste toedracht heeft verteld, namelijk dat er na een hevige ruzie een worsteling is geweest tussen de verdachte en de aangever, waarbij aangever een mes in handen had, en zij heeft geprobeerd dit mes afhandig te maken. Hierbij heeft de aangever kennelijk letsel opgelopen en heeft de verdachte, geen snij- of steekwonden opgelopen.
Zij heeft het mes niet zelf vastgehad.
Beoordeling van hetgeen primair is aangevoerd
Aangever heeft - kort gezegd - verklaard dat hij is aangevallen door de verdachte met een mes, waarbij hij gewond is geraakt. Hij heeft zich verstopt in de badkamer, waarna verdachte op de badkamerdeur heeft ingestoken, waarbij het mes een keer door de deur heen kwam. Verdachte heeft verklaard zoals de raadsman heeft aangevoerd.
De verklaring van aangever vindt op verschillende punten steun in het dossier. De FARR letselverklaring, opgemaakt door de forensisch arts, vermeldt steek/snijwonden bij aangever tot in het onderhuidse weefsel, onder meer op de linker schouder. Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant, die op 27 augustus 2016 onderzoek in de woning aan [adres delict] heeft gedaan, vermeldt dat er 4 verticale gaten in de douchedeur zaten, dat één van deze gaten de deur geheel had doorboord, dat er in de douche bloed lag en dat er zich op de douchedeur aan de binnenzijde bloedspetters bevonden.
Deze (objectieve) bevindingen verhouden zich slecht met het door verdachte geschetste scenario. Nu haar verklaring verder geen steun vindt in het dossier zal de rechtbank deze terzijde leggen, en het betoog verwerpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 26 augustus 2016 te Rotterdam
haar levensgezel, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door deze
- met een mes,
in een schouder en een hand,
enhet lichaam te steken
en/of te snijden, en
-in een been te bijten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het standpunt van de verdediging (subsidiair)
De raadsman van de verdachte heeft zich, subsidiair, op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van noodweer en hij heeft verzocht de verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft betoogd dat het niet waarschijnlijk is dat de verdachte de agressor is geweest. Gelet op de verklaring van de verdachte op de zitting, en de inhoud van de rapporten die omtrent de verdachte zijn opgemaakt, is de lezing van de gebeurtenissen dat sprake was van een reactie van haar kant op de handelingen van [naam slachtoffer] aannemelijk. De verdachte voelde zich, gebaseerd op eerdere voorvallen tussen hen beiden, genoodzaakt zich te verdedigen.
De beoordeling van het verweer
De rechtbank acht de aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de aan de in bijlage 2 vermelde bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte heeft aangevoerd uit zelfverdediging te hebben gehandeld, maar ook niet meer dan dat. Zij heeft hier geen bijpassende verklaring bij afgelegd door alleen te stellen, dat zij de ander niet met een mes gestoken of gesneden heeft. Nu het verweer geen feitelijke onderbouwing heeft, kan het reeds om die reden niet slagen.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer
Het bewezen feit levert op:
mishandeling, begaan tegen haar levensgezel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft haar ex-vriend mishandeld door hem met een mes in zijn schouder en in zijn been te steken. Ook heeft zij het slachtoffer in zijn been gebeten.
Dit is een ernstig feit. Als gevolg van verdachtes handelen heeft het slachtoffer letsel, pijn en gevoelens van angst ondervonden en de rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
- Psycholoog [naam deskundige] , Gz-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 8 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, in de zin van een angststoornis NAO. Tijdens het plegen van het ten laste gelegde -indien bewezen- was de angststoornis NAO aanwezig. Deze angststoornis NAO was van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
De kans op recidive wordt als laag ingeschat, daar de verdachte nooit eerder politie-justitie contacten heeft, ze erg geschrokken is van de aard van haar relatie met haar ex-vriend en de gevolgen van deze relatie (zowel de mishandelingen als ook het ten laste gelegde feit) en ze open staat voor behandeling. Zonder behandeling en bij voortduring van de angststoornis bestaat de kans dat ze opnieuw in een mishandelde relatie terechtkomt, waarbij wederom het afweermechanisme turning passive into active getriggerd kan worden. Deze kans wordt echter niet als hoog ingeschat. Het toegepaste geweld (indien bewezen) was reactief van aard, uit het onderzoek komen geen signalen naar voren van een verstoorde agressiebeheersing bij de verdachte. De verdachte staat open voor een behandeling, gericht op de angststoornis NAO, waarbij tevens relaties en mishandelende relaties onderwerp van gesprek dienen te zijn.
De behandeling kan plaatsvinden bij een instelling als [Naam GGZ instelling] . De begeleiding vanuit de reclassering kan zich o.a. richten op het ondersteunen bij het vinden van een goede woonplek (binnen of buiten Rotterdam).
- Het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 januari 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Duidelijk is dat er sprake was van een relatie tussen aangever en de verdachte waarin in toenemende mate sprake was van verbaal en fysiek geweld en emotionele chantage. Ondanks het steeds verder escalerende geweld was geen van beide partners blijkbaar bij machte om hiervoor hulp te zoeken en/of de relatie te beëindigen. De aanleiding tot het delict, een langdurige disfunctionele relatie die door de verdachte niet kon worden beëindigd, wordt als even zorgelijk gezien als het delict zelf.
De problematiek zoals beschreven door mw. [naam deskundige] van het NIFP maken de verdachte kwetsbaarder om in een disfunctionele relatie verzeild te raken en hieruit geen uitweg te zien of te kunnen bewerkstelligen. Dit wordt als risicofactor gezien op herhaling, en dan met name herhaling van geweld binnen een relatie. Daarnaast wordt ook gezien dat de verdachte als persoon veel eigenschappen en vaardigheden heeft waardoor zij op alle andere leefgebieden stabiel functioneert en ook gefunctioneerd heeft. Zij staat open voor behandeling en begeleiding om meer inzicht te krijgen in haar persoonlijk en emotioneel functioneren en wordt als goed leerbaar ingeschat. Zij heeft een positief steunend netwerk en heeft positieve doelen voor de toekomst die reëel haalbaar zijn.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag indien de verdachte in de behandeling meer inzicht krijgt in haar persoonlijk en emotioneel functioneren en kan werken aan het op een adequate manier kunnen stellen van grenzen. Geadviseerd wordt om aan de verdachte -in geval van veroordeling- een volledig voorwaardelijke straf op te leggen gelet op de onderliggende problematiek (als door de psycholoog) bij de verdachte is vastgesteld. Hierbij wordt een verplicht reclasseringscontact geadviseerd met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting - ambulante behandeling en een contactverbod met [naam slachtoffer] .
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Bij de bepaling van de duur en de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd terzake van mishandeling van een levensgezel.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, onder meer omdat zij de verdachte van het primair ten laste gelegde feit zal vrijspreken.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat daarnaast rekening met de omstandigheid dat de verdachte tijdens haar relatie met het latere slachtoffer meerdere malen door hem is mishandeld. Geweld in de relationele sfeer kan grote psychische en emotionele gevolgen hebben voor de slachtoffers daarvan. Hoewel de verdachte hierover niet het achterste van haar tong heeft laten zien, gaat de rechtbank er - mede op basis van de rapporten - vanuit dat de omstandigheden waarin zij ten tijde van het bewezenverklaarde verkeerde, haar ertoe hebben gebracht geweld te plegen jegens het latere slachtoffer. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in dit geval een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen omvang en duur, meer recht doet aan de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en aan de persoon van de verdachte.
Deze voorwaardelijke gevangenisstraf is niet alleen bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw geweldsdelicten te plegen in de toekomst, maar ook om verplicht reclasseringstoezicht - waaronder het volgen van een ambulante behandeling - mogelijk te maken.
De rechtbank zal bij de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd opleggen met uitzondering van een contactverbod. Dit laatste acht zij niet noodzakelijk, nu de relatie is beëindigd en er geen aanwijzing is te veronderstellen dat zij contact wenst te hebben met het slachtoffer.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Om die reden zal aan de verdachte een taakstraf van na te noemen duur worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
Beoordeling
Het in beslag genomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich blijven melden bij de reclassering van het Leger des Heils, [adres reclassering] , [vestigingsplaats reclassering] .
Hierna moet zij zich gedurende door de betreffende reclasseringsorganisatie bepaalde periode blijven melden zo frequent als de betreffende reclasseringsorganisatie dat gedurende deze periode nodig acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor emotieregulatie en/of angststoornis NAO en/of persoonlijke problematiek bij een instelling voor forensische zorg zoals Het Dok of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
34 (vierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
17 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: een mes;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en L.C. van Walree, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
haar levensgezel [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen
-één of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen met een mes, althans een
scherp/puntig voowerp, in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt, en/of
-die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp, in een hand en/of een schouder en/of een heup,
althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Rotterdam
haar levensgezel, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door deze
-meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp,
in een schouder en/of een heup en/of een hand, althans het lichaam te steken
en/of te snijden, en/of
-in een been te bijten;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht