ECLI:NL:RBROT:2017:3180

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
11.1923
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling na bijzondere persoonlijke omstandigheden

Op 2 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling tekort is geschoten, maar dat deze tekortkomingen niet toerekenbaar zijn aan haar vanwege bijzondere persoonlijke omstandigheden. De schuldenares had te maken met een aantal ingrijpende persoonlijke problemen, waaronder de zorg voor haar autistische zoon en het overlijden van meerdere naaste familieleden. Ondanks haar inspanningen om te werken en haar uren uit te breiden, was zij niet in staat om de tekortkomingen effectief aan te pakken. De rechtbank heeft de situatie van de schuldenares zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat het in haar belang is om hulp te zoeken voor haar financiën. De rechtbank heeft besloten om de schuldsaneringsregeling te beëindigen en de schuldenares een 'schone lei' te verlenen, waardoor bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en bepaald dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenares eindigen op 15 december 2016. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen acht dagen na de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 2 februari 2017
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 december 2011 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam] ,
[adres]
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: R. van den Brink-Springer.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 30 augustus 2016 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
Op 21 december 2016 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 4 januari 2017, waarbij schuldenares, bijgestaan door haar advocaat,
mr. A. Karaçelik, en de bewindvoerder zijn verschenen en gehoord.
Op 17 januari 2017 heeft de bewindvoerder nog aanvullende informatie naar de rechtbank gestuurd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er nog altijd bewijsstukken van de vaste lasten ontbreken, waardoor de bewindvoerder niet een nieuwe berekening van het VTLB heeft kunnen opstellen. Verder heeft schuldenares niet aangetoond dat zij aanvullend heeft gesolliciteerd. Zij werkt, volgens eigen verklaring, thans gemiddeld 30 uur per week. Ook is er nog altijd sprake van een tweetal nieuwe schulden voor een totaalbedrag van ongeveer € 4.400,-, waar schuldenares geen regeling voor heeft getroffen. Schuldenares heeft hiertegen onder meer aangevoerd dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat is geweest om aanvullend te solliciteren. Voor het inlopen van de nieuwe schulden is volgens schuldenares geen ruimte na betaling van de vaste lasten. Zo is haar autistische zoon 18 jaar geworden en ontvangt zij derhalve geen kinderbijslag en kindgebonden budget meer voor hem. Schuldenares is bezig om een Wajong-uitkering voor haar zoon aan te vragen, maar het lukt haar niet om de aanvraag rond te krijgen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares in de nakoming van meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, maar dat deze tekortkomingen gezien de bijzondere (persoonlijke) omstandigheden schuldenares niet kunnen worden aangerekend. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De looptijd van deze schuldsaneringsregeling is tweemaal verlengd tot uiteindelijk de maximale termijn van vijf jaar. De rechtbank begrijpt hieruit dat er op die momenten kennelijk daartoe voldoende aanleiding bestond en er vertrouwen was in schuldenares om haar toch tot tweemaal toe een kans te geven om tot herstel van de tekortkomingen te komen. Dat is niet (volledig) gelukt. De rechtbank maakt uit het relaas van schuldenares ter zitting op dat zij door alle persoonlijke problemen (een inmiddels meerderjarige autistische zoon die afhankelijk is van schuldenares, het overlijden van meerdere naaste familieleden, een gebrekkig sociaal netwerk) gewoonweg niet in staat is (geweest) om de tekortkomingen effectief aan te pakken. De rechtbank betrekt in haar overwegingen dat het positief is dat schuldenares, ondanks haar problemen, altijd heeft gewerkt en dat zij na de tweede verlenging haar uren heeft weten uit te breiden. Hieruit concludeert de rechtbank dat schuldenares, ondanks de tegenslagen, inzet heeft getoond. De rechtbank acht het, gelet op de geschetste problemen, tevens niet ondenkbaar dat schuldenares voor een (gedeeltelijke) ontheffing van de sollicitatieplicht in aanmerking had kunnen komen. De nieuwe schulden blijven voor rekening van schuldenares en zij zal hier zelf, dan wel onder begeleiding van een hulpverlenende instantie, een oplossing voor moeten vinden. Het lijkt hoe dan ook in het belang van schuldenares (en haar zoon) om hulp en/of begeleiding te zoeken voor haar financiën, bijvoorbeeld in de vorm van beschermingsbewind. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Gelet op het voorgaande zal daarom aan schuldenares de zogenoemde “schone lei” worden verleend.
Het andersluidende advies van de bewindvoerder leidt, vanwege de niet toerekenbaarheid van de tekortkomingen, niet tot een ander oordeel.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenares in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, maar bepaalt dat deze tekortkomingen vanwege de bijzondere persoonlijke omstandigheden niet toerekenbaar zijn;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen op 15 december 2016;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
  • stelt het salaris van de bewindvoerder vanaf 1 november 2014 vast op € 1.305,- (inclusief € 200,- overnamevergoeding en exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt deze bedragen, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van schuldenares.
- stelt de door de bewindvoerder gemaakte reiskosten vast op € 67,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017. [1]