Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het verloop van de procedure
verzoek tot een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2017 uitspraak gedaan over het verzoek van een moeder om hersteld te worden in het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren op 27 juni 2001. De moeder was eerder ontheven van het gezag bij beschikking van 9 maart 2012, waarbij de stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam als voogdes was benoemd. De moeder heeft in haar verzoekschrift aangevoerd dat de omstandigheden die destijds hebben geleid tot de ontheffing van haar gezag zijn veranderd. Ze heeft haar privéproblemen opgelost en de plaatsing van haar kind in een pleeggezin is beëindigd. De moeder is actief betrokken bij het behandelplan van haar kind en er wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing.
De gecertificeerde instelling, de stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, en de Raad voor de Kinderbescherming hebben het verzoek van de moeder ondersteund. Beide instanties hebben bevestigd dat de moeder haar leven op orde heeft en dat de redenen voor de eerdere ontheffing van het gezag niet meer aanwezig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het herstel van het gezag in het belang van de minderjarige is en dat de moeder in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kind te dragen.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en haar hersteld in het ouderlijk gezag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft tevens het verzoek van de GI afgewezen en opgemerkt dat de voogdij van de GI van rechtswege eindigt na deze beschikking. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de dag van de beschikking.