Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van MHR
- de pleitnota van gedaagden
- de (na te melden) eisvermindering ter zitting.
2.De feiten
vertrouwelijk intern memoen met als onderwerp “
positie MHR bij BPV plaatsingen.” In deze memo staat onder meer:
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dat de stichting niet langer meer wilde samenwerken met MHR,
- omdat er volgens de stichting intern en extern onvoldoende draagvlak was om met MHR verder te gaan,
- dat er bedrijven waren die geen zaken meer wilden doen met MHR,
- dat dat ging ten koste van de leerlingen,
- dat dat de reden is geweest waarom mensen intern gezegd hebben dat ze de zaakjes moeten regelen buiten MHR om.
Aan mij wordt voorgehouden of de samenwerking tussen MHC en STC een exclusieve was, dan stel ik dat daarvan absoluut geen sprake was. Dat kan ook helemaal niet. Dit kan je weerleggen door [persoon1] één vraag te stellen: hoe denkt hij al die leerlingen te plaatsen?.” Op dit gemotiveerde verweer - [persoon6] werkte vanaf haar oprichting tot in 2014 bij MHR en zal dus van de hoed en de rand weten, ook al is zijn positie nu een andere - is MHR niet nader, deugdelijk onderbouwd, teruggekomen. Er kan dan ook niet voorshands worden uitgegaan van de juistheid van het standpunt van MHR. Er zou bewijslevering nodig zijn om de juistheid van het standpunt van MHR te beoordelen en daarvoor leent een kort gedingprocedure zich niet (goed).