Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
B+M Baustoff+Metall B.V.,
1.de vennootschap onder firma [VOF].,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen B+M Baustoff+Metall B.V. en een vennootschap onder firma, met twee vennoten. Eiseres, B+M Baustoff+Metall B.V., heeft gedaagden aangesproken voor een bedrag van € 446,04 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op wanprestatie, omdat gedaagden volgens eiseres de facturen niet binnen de overeengekomen betalingstermijn hebben voldaan. Gedaagden hebben echter betwist dat zij in gebreke zijn gebleven, omdat zij de facturen tijdig hebben betaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres op 5 november en 3 december 2015 facturen heeft gestuurd, welke door gedaagden op 15 februari 2016 zijn voldaan. De rechter heeft artikel 6:96 lid 4 BW in overweging genomen, dat bepaalt dat in geval van een handelsovereenkomst de schuldenaar minimaal € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is zodra een factuur niet binnen de wettelijke of overeengekomen termijn is voldaan. De rechter heeft echter geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij vóór de betaling op 15 februari 2016 handelingen heeft verricht om aanspraak te maken op deze kosten, aangezien de eerste sommatiebrief pas op die datum is verzonden.
Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, welke op nihil zijn gesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en is openbaar uitgesproken.