ECLI:NL:RBROT:2017:3442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
5621769 CV EXPL 17-149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten in een handelsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen B+M Baustoff+Metall B.V. en een vennootschap onder firma, met twee vennoten. Eiseres, B+M Baustoff+Metall B.V., heeft gedaagden aangesproken voor een bedrag van € 446,04 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op wanprestatie, omdat gedaagden volgens eiseres de facturen niet binnen de overeengekomen betalingstermijn hebben voldaan. Gedaagden hebben echter betwist dat zij in gebreke zijn gebleven, omdat zij de facturen tijdig hebben betaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres op 5 november en 3 december 2015 facturen heeft gestuurd, welke door gedaagden op 15 februari 2016 zijn voldaan. De rechter heeft artikel 6:96 lid 4 BW in overweging genomen, dat bepaalt dat in geval van een handelsovereenkomst de schuldenaar minimaal € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is zodra een factuur niet binnen de wettelijke of overeengekomen termijn is voldaan. De rechter heeft echter geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij vóór de betaling op 15 februari 2016 handelingen heeft verricht om aanspraak te maken op deze kosten, aangezien de eerste sommatiebrief pas op die datum is verzonden.

Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, welke op nihil zijn gesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5621769 CV EXPL 17-149
uitspraak: 4 mei 2017

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B+M Baustoff+Metall B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
eiseres,
gemachtigde: mr.drs. J.J.F.M. Konings, Invorderingsbedrijf B.V.,
tegen

1.de vennootschap onder firma [VOF].,

gevestigd te [plaatsnaam],
2)
[gedaagde 2],
wonende te [plaatsnaam],
vennoot van gedaagde sub 1,
3)
[gedaagde 3],
wonende te [plaatsnaam],
vennoot van gedaagde sub 1,
gedaagden,
verschenen bij [gedaagde 3].

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
- het exploot van dagvaarding van 23 december 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.

Het geschil

1. De vaststaande feiten

1.1
Eiseres heeft gedaagde sub 1 op 5 november 2015 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 1.260,82 voor geleverde zaken.
1.2
Eiseres heeft gedaagde sub 1 op 3 december 2015 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 965,92 voor geleverde zaken.
1.3
Gedaagde sub 1 heeft op 15 februari 2016 genoemde facturen voldaan.
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
Eiseres heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 446,04 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 2 maart 2017, met proceskostenveroordeling waaronder rente en nakosten.
2.2
Aan haar vordering legt eiseres de wanprestatie van gedaagden ten grondslag. Door de onder 1.1 en 1.2 genoemde facturen niet binnen de betalingstermijn te voldoen, zijn gedaagden conform artikel 6:96 lid 4 BW buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, alsmede de wettelijke rente daarover.
2.3
Gedaagden betwisten de vordering. Zij hebben binnen de uiterlijk afgesproken termijn beide facturen voldaan.

De beoordeling

3.1
Artikel 6:96 lid 4 BW bepaalt dat in geval van een handelsovereenkomst de schuldenaar een bedrag van minimaal € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is zodra een factuur niet binnen de wettelijke of overeengekomen betalingstermijn is voldaan.
Ongeacht de vraag of er een nadere termijn is overeengekomen, zal de gevorderde hoofdsom worden afgewezen en wel om het volgende. Op geen enkele wijze is gebleken dat eiseres vóór de betaling op 15 februari 2016 handelingen heeft verricht om aanspraak te maken op de buitengerechtelijke incassokosten nu de eerste sommatiebrief is gedateerd op 15 februari 2016. Daarnaast heeft eiseres niet gesteld dat de betaling van de facturen is verricht naar aanleiding van de start van incassowerkzaamheden.
3.2
De nevenvorderingen delen het lot van de afwijzing.
3.3
Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden welke op nihil gesteld worden nu zij de procesvoering in eigen hand hebben gehouden.

De beslissing

De kantonrechter
wijst af de vorderingen van eiseres;
veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagden, tot op eden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745