ECLI:NL:RBROT:2017:3525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
C/10/484816 / HA ZA 15-966 en C/10/496229 / HA ZA 16-211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij CMR-vervoer en contaminatieschade door lossing ballastwater

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende partijen over de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan tijdens het vervoer van N-butanol. De eiser, Sasol Solvents Germany GmbH, heeft Lehnkering Chemical Transport B.V. en Orselen Container Transport Services B.V. (OCTS) aangeklaagd voor schadevergoeding na een incident waarbij ballastwater uit een compartiment van een tankoplegger is gelost in plaats van alleen de N-butanol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan na de aflevering van de lading, wat betekent dat de CMR-aansprakelijkheidsregeling niet van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat Lehnkering tekort is geschoten in haar zorgplicht, omdat de chauffeur niet goed geïnformeerd was over de lading in compartiment 1. De instructie van de afzender om 'alles te lossen' werd niet als voldoende beschouwd om de aansprakelijkheid van Lehnkering te ontlopen. De rechtbank heeft de vorderingen van Sasol tegen Lehnkering gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vorderingen tegen OCTS zijn afgewezen. De schadevergoeding is vastgesteld op € 9.608,08, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor Sasol, die in het ongelijk is gesteld tegen Lehnkering, en de kosten voor OCTS zijn eveneens toegewezen aan Lehnkering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 8 maart 2017
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/484816 / HA ZA 15-966 van
de vennootschap naar het recht harer vestiging
SASOL SOLVENTS GERMANY GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. V.R. Pool,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEHNKERING CHEMICAL TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.D. Huisman,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORSELEN CONTAINER TRANSPORT SERVICES (O.C.T.S.) B.V,
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. R. Evers,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/496229 / HA ZA 16-211 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEHNKERING CHEMICAL TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.D. Huisman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORSELEN CONTAINER TRANSPORT SERVICES (O.C.T.S.) B.V,
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. R. Evers,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/496231 HA ZA 16-212 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORSELEN CONTAINER TRANSPORT SERVICES (O.C.T.S.) B.V,
gevestigd te Hellevoetsluis,
eiseres,
advocaat mr. R. Evers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEHNKERING CHEMICAL TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.D. Huisman.
Partijen zullen hierna Sasol, Lehnkering en OCTS genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juni 2015;
  • de akte van Sasol houdende wijziging, althans verduidelijking van eis, tevens akte houdende overlegging producties, met zeven producties;
  • de conclusie van antwoord van Lehnkering, met vijftien producties;
  • de conclusie van antwoord van OCTS, met vier producties;
  • het incidenteel vonnis van 20 januari 2016 waarbij Lehnkering is toegestaan OCTS en OCTS is toegestaan Lehnkering in vrijwaring op te roepen, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken in dit incident;
  • het tussenvonnis (de brief) van 4 mei 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de zittingsagenda van 14 juni 2016;
  • de akte van OCTS;
  • de brief van de advocaat van Sasol van 8 september 2016, met één productie;
  • het faxbericht van de advocaat van Lehnkering van 8 september 2016, met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2016 en de daaraan gehechte faxbrief van mr. L.J. van Baren, advocaat van Sasol, van 28 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak Lehnkering/OCTS

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 februari 2016, met zeven producties;
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring, met zes producties;
  • het tussenvonnis (de brief) van 4 mei 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de zittingsagenda van 14 juni 2016;
  • de akte van OCTS;
  • het faxbericht van de advocaat van Lehnkering van 8 september 2016, met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2016 en de daaraan gehechte faxbrief van mr. Evers van 31 oktober 2016.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in de vrijwaringszaak OCTS/Lehnkering

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2016, met vier producties;
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring, met drie producties;
  • het tussenvonnis (de brief) van 4 mei 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de zittingsagenda van 14 juni 2016;
  • het faxbericht van de advocaat van Lehnkering van 8 september 2016, met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2016 en de daaraan gehechte faxbrief van mr. Evers van 31 oktober 2016.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De vaststaande feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken

4.1.
Sasol heeft als afzender aan Lehnkering als vervoerder opdracht gegeven tot het vervoer over de weg van een zending N-butanol van Antwerpen naar Lyon. Lehnkering heeft voor dit vervoer een trekker met een chauffeur van OCTS ingeschakeld. De chauffeur van OCTS reed op instructie van Lehnkering met de lading naar Lyon. Aldaar weigerde op 10 juli 2013 de geadresseerde Brenntag S.A., aan wie Sasol de N-butanol had verkocht, aflevering van het gedeelte van de zending dat in compartiment 3 van de tankoplegger van Lehnkering was geladen, omdat de lading in compartiment 3 in haar visie niet aan de overeengekomen specificaties voldeed.
4.2.
Vervolgens is aan de chauffeur opgedragen om dit deel van de lading terug te vervoeren van Lyon naar Antwerpen (Beveren-Kallo). Terzake is een vrachtbrief opgesteld waarop Brenntag als afzender, Sasol als ontvanger en Vopak in Beveren-Kallo als plaats van aflevering is vermeld. De goederen zijn in deze vrachtbrief omschreven als:
“Tank-/
Boxcontainer:OK-30-FY
Kammer III
Product: UN1120, N-Butanols, ADR 3, VG III (D/E)
Gewicht: Netto ca. 2900 kg (...) 2900 kg”.
4.3.
Alvorens de terugreis aan te vangen is ter verbetering van de rij-eigenschappen en stabiliteit van de oplegger ongeveer 2 mton (ballast)water ingenomen in compartiment 1 daarvan.
[werknemer Sasol] (hierna: [werknemer Sasol] ) van Sasol schreef hierover bij e-mail van 10 juli 2013 (15.15 uur) aan onder meer [werknemer Lehnkering] van Lehnkering, met kopie aan [werknemer Sasol] van Sasol, voor zover relevant:
“We agreed that Brenntag will discharge compartment 1 and we will take back compartment 3 for further checking. in order to move the truck Brenntag has to fill up compartment 1 (after discharge) with 2000 ltrs of water.”
Bonneff van Sasol schreef bij e-mail van 10 juli 2013 (16:54 uur) hierover aan onder meer [werknemer Sasol] van Sasol en Van de Ven van Lehnkering, voor zover relevant:
“Driver is gone, Compartment 1 has been loaded with water as requested.
[werknemer Sasol] , Brenntag has unloaded 9550 kg N Butanol.”
4.4.
Voor het retourtransport is op briefpapier van OCTS een ADR-document (met opschrift “transportdocument/document de transport (ADR 5.4.1.1.6)”) opgemaakt waarop, voor zover relevant, is genoteerd dat oplegger OK-30-FY als lege tankwagen werd vervoerd onder vermelding van het navolgende als laatste ladingen:
“UN 1120, N-butanole, ADR 3, VG III, (D/E) Comp I + water
UN 1080, Aceton, ADR 3, VG II, (D/E) Comp. II”.
4.5.
De chauffeur in dienst van OCTS, [werknemer OCTS] , heeft voor Lehnkering het retourtransport uitgevoerd voor wat betreft het traject Lyon-Axel. Op de vrachtbrief is vermeld “afkoppeling in Axel”. Te Axel is de tankoplegger afgekoppeld op 11 juli 2013 en is de lading onderzocht.
In een bijlage bij de factuur die OCTS voor de betreffende week aan Lehnkering heeft verzonden staat als bijzonderheid vermeld:
“Moest van Lyon terug naar Kallo om te lossen. Werd niet gelost afgekoppeld Lehnkering”.
4.6.
Op 11 juli 2013 zijn te Axel monsters uit compartiment 3 getrokken.
Op 9 augustus 2013 is de tankoplegger met de lading door een chauffeur van Lehnkering, [werknemer Lehnkering] , naar Vopak Beveren vervoerd en aldaar gelost in de landtank van Vopak, zonder verdere betrokkenheid van [werknemer OCTS] of OCTS.
4.7.
Te Beveren is voorafgaande aan de lossing door Vopak contact gelegd met Sasol, nadat aan de hand van het gewicht van de oplegger was geconstateerd dat deze aanzienlijk meer product bevatte dan was aangekondigd. Vopak heeft Sasol daarnaar gevraagd en Sasol, in de persoon van [werknemer Sasol] , heeft aangegeven dat de gehele zending moest worden gelost.
Op enig moment heeft de chauffeur van Lehnkering op het Vopak-formulier “Behandelingsaanvraag Laden/Lossen” het woord “Lossen” omcirkeld, aangekruist dat zowel compartiment 1 als compartiment 3 waren beladen en de vraag “Andere lading in?: Ja/Nee” onbeantwoord gelaten. Als datum is op dit formulier “9-8-13” ingevuld.
Vervolgens is niet alleen de N-butanol uit compartiment 3 in de Vopak-landtank met N‑butanol gelost maar ook het (ballast)water uit compartiment 1.
4.8.
Voorafgaand aan de lossing heeft een controleur van Intertek conform de door Sasol gegeven standaardinstructie en in aanwezigheid van de chauffeur van Lehnkering monsters genomen uit beide compartimenten van de oplegger. Deze monsters zijn door Intertek niet geanalyseerd maar weggegooid, omdat aan de controleur bleek dat Sasol al eerder de instructie had gegeven dat deze zending niet hoefde te worden onderzocht.
4.9.
Enige dagen na de lossing vanuit de oplegger is er een scheepslading N‑butanol van 1.888 mton (1.888.000 kg) in de landtank van Vopak gelost.

5.Het geschil

in de hoofdzaak

5.1.
Na eiswijziging vordert Sasol dat de rechtbank:
1. Lehnkering bij (tussen)vonnis veroordeelt tot het in het geding brengen van het expertiserapport van Vadesta inclusief bijlagen en eventueel afgegeven voor-, tussen- en naberichten;
en voorts Lehnkering en OCTS, althans Lehnkering, althans OCTS, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling aan Sasol van:
2. € 208.590,80 € 208.590,80 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 16 augustus 2013, althans 4 juli 2014, althans de dag van de dagvaarding, tot de dag van de algehele voldoening;
2. € 208.590,80 € 4.703,00 voor expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
2. € 208.590,80 € 4.000,00 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
2. € 208.590,80 de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag van de algehele voldoening.
5.2.
Lehnkering voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Sasol bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten en de nakosten, met rente over deze kosten.
5.3.
OCTS voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Sasol bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten.
5.4.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.
in de vrijwaringszaak Lehnkering/OCTS
5.5.
Lehnkering vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, en gelijktijdig met het in de hoofdzaak te wijzen vonnis, OCTS veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Lehnkering al datgene te betalen waartoe Lehnkering in de hoofdzaak wordt veroordeeld, althans schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van OCTS in de proceskosten en de nakosten, met rente over deze kosten.
5.6.
OCTS voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Lehnkering in de proceskosten.
5.7.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.
in de vrijwaringszaak OCTS/Lehnkering
5.8.
OCTS vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
- Lehnkering veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan OCTS al datgene te betalen waartoe OCTS in de hoofdzaak wordt veroordeeld;
subsidiair:
- voor recht verklaart dat Lehnkerings handelen voor 100%, althans in overwegende mate, althans gedeeltelijk, tot de schade heeft geleid, en Lehnkering veroordeelt tot betaling aan OCTS van dat gedeelte c.q. percentage van de schade waarvoor Lehnkering jegens OCTS in hun onderlinge verhouding draagplichtig is;
primair en subsidiair:
- Lehnkering veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
5.9.
Lehnkering voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis van OCTS in de proceskosten en de nakosten, met rente over deze kosten.
5.10.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.

6.De beoordeling

in de hoofdzaak en de vrijwaringen

6.1.
Het gaat in deze zaak om vervoer van goederen over de weg waarbij de laad- en losadressen in verschillende landen zijn gelegen. Partijen zijn het erover eens dat de CMR (Verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg) op dit vervoer van toepassing is. Dit brengt mee dat de rechtbank haar (internationale) bevoegdheid moet beoordelen met inachtneming van artikel 31 CMR.
6.2.
Partijen hebben ter zitting eensluidend verklaard dat de bevoegdheid van deze rechtbank niet in geschil is en dat zij voor zoveel nodig een (processuele) forumkeuze voor deze rechtbank doen. Daaraan ontleent de rechtbank conform het bepaalde in artikel 31 aanhef CMR haar bevoegdheid.
6.3.
De vorderingen van Sasol strekken tot vergoeding van schade die na het ogenblik van aflevering is ontstaan aan het vervoerde product (de N-butanol die was geladen in compartiment 3 van de tankoplegger van Lehnkering) en aan ander product (de N-butanol die was opgeslagen in de landtank van Vopak waarin door Lehnkering werd afgeleverd en ook de N-butanol die daarin later nog vanuit een zeeschip werd gelost).
Partijen zijn het erover eens dat de CMR geen regeling biedt voor de schade die centraal staat in de hoofzaak en de vrijwaringszaken. Zij gaan er, gelet op de door hen ingenomen standpunten, van uit dat op de verschillende vorderingen het gewone Nederlandse verbintenissenrecht van toepassing is. De rechtbank zal partijen hierin volgen en de vorderingen dienovereenkomstig beoordelen.
en voorts in de hoofdzaak
6.4.
Tegen de eiswijziging van Sasol hebben Lehnkering en OCTS geen bezwaar gemaakt en de rechtbank ziet ook ambtshalve geen reden deze te weigeren. De rechtbank zal recht doen op de gewijzigde eis zoals weergegeven onder 5.1 hierboven.
de vordering tot het in het geding brengen van stukken
6.5.
Sasol heeft haar vordering tegen Lehnkering uit hoofde van artikel 843a Rv dan wel artikel 21 Rv niet als incidentele vordering gepresenteerd, zodat de rechtbank deze niet separaat vooraf maar als reguliere vordering in de hoofdzaak zal behandelen.
6.6.
Sasol vordert afgifte door Lehnkering van een voor haar door expertisebureau Vadesta opgemaakt rapport, met bijbehorende stukken, over de bevindingen van Vadesta met betrekking tot de aard en de omvang van de schade. Als grond voor deze vordering voert Sasol aan dat zij Lehnkering herhaaldelijk om het rapport heeft gevraagd, maar dat Lehnkering afgifte heeft geweigerd terwijl Sasol wel aan Lehnkering het rapport van haar expert heeft gegeven.
6.7.
Zoals Lehnkering terecht heeft aangevoerd, heeft Sasol onvoldoende gesteld of doen blijken dat zij een rechtmatig belang heeft bij haar vordering terwijl artikel 843a Rv wel een dergelijk belang vereist. Ook onvoldoende toegelicht is, zoals Lehnkering eveneens terecht aanvoert, waarom een behoorlijke rechtsbedeling niet is gewaarborgd wanneer de gevraagde gegevens niet worden verstrekt. Ook ter zitting heeft Sasol hierover geen verdere stellingen ingenomen.
6.8.
Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
de vordering tot schadevergoeding groot € 208.590,80
6.9.
Sasol spreekt Lehnkering aan uit wanprestatie en op grond van onrechtmatige daad. Zij stelt dat niet was overeengekomen dat ook water moest worden vervoerd en gelost, zodat dit een tekortkoming onder de vervoerovereenkomst oplevert. Zij stelt dat Lehnkering ook aansprakelijk is voor fouten van haar hulppersonen.
Sasol spreekt OCTS uit onrechtmatige daad aan, omdat OCTS niet op de vrachtbrief heeft genoteerd dat water was ingenomen of er anderszins voor heeft gezorgd dat partijen niet per abuis ook het water zouden lossen, terwijl OCTS wel een zorgplicht had jegens Vopak en Lehnkering en Sasol, omdat het op verzoek van OCTS was dat het water in compartiment 1 werd geladen.
Lehnkering en OCTS betwisten dat zij aansprakelijk zijn. Zij betwisten ook de omvang van de gestelde schade en het causaal verband en doen voorts een beroep op eigen schuld van Sasol.
6.10.
Kerngeschilpunt is wie verantwoordelijkheid draagt voor het te Beveren in de landtank van Vopak lossen van niet alleen de N-butanol uit compartiment 3 maar ook het ballastwater uit compartiment 1 van de tankoplegger.
De vrachtbrief, geciteerd onder 4.2, laat er geen twijfel over bestaan dat onder die vrachtbrief (slechts) een lading N-butanol in compartiment 3 met een gewicht van 2.900 kg werd vervoerd. De vervoersopdracht neergelegd in de vrachtbrief strekte dan ook niet tot aflevering van enig ander product uit enig ander compartiment.
Het compartiment 1 geladen water was geen onder deze vrachtbrief vervoerde en aan deze geadresseerde af te leveren lading en behoefde, anders dan Sasol betoogt, niet als lading daarop te worden vermeld. Of de chauffeur(s) voor andere ‘ladingdekkende’ documentatie moest(en) zorgen, kan in het midden blijven.
Gesteld noch gebleken is dat Lehnkering aan haar chauffeur heeft opgedragen om in afwijking van de vrachtbrief toch het water uit compartiment 1 te lossen in de tank van Vopak. Evenmin is gesteld of gebleken dat tussen Lehnkering en Sasol op enig moment een daartoe strekkende nadere afspraak is gemaakt.
Dit betekent dat de chauffeur van Lehnkering een fout heeft gemaakt, en dat Lehnkering in strijd met de vervoerovereenkomst (zoals neergelegd in de vrachtbrief) heeft gehandeld, door in strijd met de vrachtbrief toch het water uit compartiment 1 te lossen in de landtank van Vopak.
6.11.
Lehnkering betoogt echter dat haar chauffeur [werknemer Lehnkering] , die het vervoer van Axel naar Beveren uitvoerde, merkte dat de wagen zwaarder was beladen dan uit de vrachtbrief bleek, dat hij constateerde dat zowel compartiment 1 als compartiment 3 beladen was, dat hij dit ook op de behandelingsaanvraag van Vopak heeft vermeld, dat hij te Beveren contact zocht met Vopak over het gewichtsverschil, dat Vopak zich in verbinding stelde met Sasol, en dat uiteindelijk op instructie van Sasol de gehele tankwagen is gelost. Lehnkering wijst erop dat de chauffeur niet, maar Sasol zelf wél, wist dat er water in compartiment 1 van de oplegger was geladen.
6.12.
Dat de chauffeur van Lehnkering niet wist dat er water in compartiment 1 aanwezig was is op zichzelf aannemelijk. De door hem opgeworpen vraag naar het ladinggewicht, de verwarring voorafgaand aan het lossen en het door hem aankruisen van beide compartimenten op de “behandelingsaanvraag Laden/Lossen” doen immers vermoeden dat hij ervan uitging dat in beide compartimenten N-butanol was geladen.
6.13.
De chauffeur van Lehnkering had echter wel behoren te weten wat er in de oplegger was geladen. Lehnkering had hem daarover voor vertrek deugdelijk moeten informeren. Een chauffeur behoort immers te weten wat er in zijn wagen zit, zodat hij daarover ook in noodgevallen de juiste informatie kan verschaffen en goede beslissingen kan nemen.
Moeilijk voorstelbaar is dat de contaminatie zich ook zou hebben voorgedaan wanneer de chauffeur had geweten dat zich in compartiment 1 ballastwater bevond. Aannemelijk is immers dat in dat geval geen onduidelijkheid zou zijn opgetreden tussen hem, Vopak en Sasol over de lading in compartiment 1.
6.14.
Onder bovengenoemde omstandigheden is het door de chauffeur (doen) lossen van het water uit compartiment 1 in de landtank van Vopak slechts dan niet als een tekortkoming van Lehnkering en een fout van de bij in haar dienst zijnde chauffeur te beschouwen, indien Sasol tot deze lossing uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven.
Hetgeen daarover uit de standpunten en stukken naar voren komt, is echter onvoldoende om te concluderen dat dit zich heeft voorgedaan. Niet in geschil is weliswaar dat Sasol na overleg met Vopak, welk overleg werd ingegeven door een gesignaleerd gewichtsverschil, aan Vopak de instructie heeft gegeven om ‘alles te lossen’, of woorden van die strekking, maar er zijn geen aanwijzingen dat Sasol hierbij voor ogen stond om lading uit een ander compartiment te lossen dan het compartiment waarin de N-butanol zich volgens de vrachtbrief bevond en waarin deze zich al sinds de rit naar Lyon bevond.
6.15.
Gesteld noch gebleken is immers dat in het overleg tussen Vopak en Sasol over (ladingen in) verschillende compartimenten is gesproken. Sasol heeft dit juist nadrukkelijk ontkend. [werknemer Sasol] , die het bewuste overleg met Vopak destijds namens Sasol voerde, heeft schriftelijk verklaard:
“Dat de chauffeur op het ‘discharge request’ van Vopak had ingevuld dat tank 1 en tank 3 konden worden gelost, is tijdens dit telefoongesprek niet besproken.”
6.16.
Aan de zijde van Sasol is in dit verband ter comparitie verklaard:
“Ik, [expert bij Interlloyd Averij] [expert bij Interlloyd Averij B.V.;
rb.], zeg dat [werknemer Sasol] werd gebeld met de mededeling dat het gewicht in de wagen van het opgegeven gewicht afweek. In dat gesprek zijn compartimenten 1 en 3 niet aan de orde geweest. Ik weet dit omdat ik aanwezig was toen de chauffeur bij Vopak werd verhoord. Vopak wist van tevoren dat er een afgekeurde auto terugkwam met product in het ene en water in het andere compartiment. De oorspronkelijke order was voor 10 ton en er was uiteindelijk 7 ton getransporteerd. Onduidelijk was hoeveel er precies was gelost bij Brenntag. Vervolgens komt er een mededeling ‘er zit een hoger gewicht in’. Sasol ging er vanuit dat iedereen wist waarmee hij bezig was en dacht dat de mededeling over het hogere gewicht alleen over het product zelf ging. Daarom heeft Sasol gezegd dat alles gelost moest worden.”
6.17.
Aan de zijde van Lehnkering is in dit verband ter comparitie verklaard:
“ [werknemer Lehnkering] is een ervaren chauffeur en heeft mij [mr. Huisman;
rb.] gezegd dat hij altijd de wagen langsloopt. Hij vertelde dat hij voelde dat er meer in de wagen zat dan op de papieren stond en hij voelde dat ook bij het rijden. [werknemer Lehnkering] heeft contact opgenomen met Vopak en hun gezegd dat de vrachtbrief volgens hem niet klopte omdat er meer in de wagen zat, ook in compartiment 1.
(...)
Ik, Huisman, heb de chauffeur gesproken. Hij had zich gemeld bij de balie en sprak daar met ene [werkneemster Vopak] . Deze [werkneemster Vopak] werkt niet meer bij Vopak. Hij zei “Ik heb hier een zending, dit is de vrachtbrief en dit is het geleidedocument. Volgens mij zit er meer in de wagen dan op de vrachtbrief staat.” [werkneemster Vopak] heeft zelf contact opgenomen met Sasol, [werknemer Sasol] , de chauffeur was daar niet bij. Niemand heeft contact opgenomen met Lehnkering. De uitkomst van het telefoongesprek tussen [werkneemster Vopak] en Sasol was “alles lossen”. Toen pas kreeg chauffeur het Vopak-losformulier en hij vulde in dat compartiment 1 en 3 moesten worden gelost. Het klopt dat hij niet mocht bellen vanaf een chemisch terrein. Anders krijg je een verbod en mag je daar zes maanden niet komen.”
6.18.
OCTS heeft geen eigen wetenschap over het gebeurde te Beveren maar heeft ter comparitie verklaard:
“Chauffeur [werknemer Lehnkering] had ook een ADR document bij zich waarop stond “+water” en dat heeft hij toch ook aan Vopak overhandigd?
Ik snap niet dat er in Beveren geen monsters zijn genomen.
De chauffeur mag niet zelf bellen vanaf een chemisch terrein.
(...) Hier was er geen onduidelijkheid over de aanwezigheid van water in compartiment 1, alle partijen wisten dat.
Op de vrachtbrief stond 2.900 kg. Op de weegbrug werd 7 ton gewogen. Normaliter is Vopak als chemisch terrein extreem streng. Ik snap echt niet hoe dit heeft kunnen gebeuren.”
6.19.
De conclusie van het bovenstaande is dat Lehnkering toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om de lading conform de vervoeropdracht neergelegd in de vrachtbrief af te leveren en dat zij aansprakelijk is voor de schade die Sasol als gevolg daarvan heeft geleden. Dat uit de onder 4.4 weergegeven correspondentie blijkt dat Sasol wist dat de OCTS-chauffeur ballastwater in compartiment 1 van de oplegger had geladen, en dat Sasol ook wist hoeveel N-butanol er bij Brenntag in Lyon was gelost, leidt niet tot een ander oordeel. Op wiens verzoek het ballastwater is ingenomen acht de rechtbank niet van belang.
Dat op het geleidedocument bij vermelding van de laatste lading in compartiment de nogal onduidelijke vermelding “+ water” was bijgeschreven, doet niet af aan de aansprakelijkheid van Lehnkering. Immers, als haar eigen chauffeur deze woorden kennelijk niet als een ondubbelzinnige mededeling over water in compartiment 1 heeft opgevat, valt niet in te zien waarom aan Sasol zou kunnen worden verweten dat haar hulppersoon Vopak dat evenmin heeft gedaan, laat staan dat en waarom Sasol ter zake een sterker verwijt zou treffen dan (de chauffeur van) Lehnkering.
In r.o. 6.23 e.v. komt de omvang van de aansprakelijkheid van Lehnkering aan de orde.
6.20.
Voor aansprakelijkheid van OCTS ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.
Het verwijt dat OCTS het ballastwater niet op de CMR-vrachtbrief heeft genoteerd, althans er niet anderszins voor heeft gezorgd dat partijen (zoals Vopak en Lehnkering) geen fouten zouden maken en niet per abuis ook het water zouden lossen, treft geen doel. Wanneer Lehnkering uitsluitend had gelost hetgeen op de vrachtbrief als aan de geadresseerde af te leveren lading stond vermeld, namelijk de N-butanol in compartiment 3, zou geen schade zijn ontstaan. Zeker nu de chauffeur van OCTS in overleg met Brenntag en met wetenschap van Sasol en Lehnkering het water had ingenomen, kan hem (en vervolgens OCTS) niet worden verweten dat hij niets meer heeft ondernomen om latere fouten van werknemers of hulppersonen van deze partijen te voorkomen. Ook ten aanzien van OCTS acht de rechtbank niet van belang op wiens verzoek het ballastwater is ingenomen.
6.21.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Sasol tegen OCTS zullen worden afgewezen.
6.22.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Sasol in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van OCTS worden tot aan deze uitspraak begroot op:
  • griffierecht € 3.864,00
  • salaris advocaat (2 x tarief € 2.000,00)
  • totaal € 7.864,00.
6.23.
Sasol en Lehnkering verschillen van mening over de omvang van de aansprakelijkheid van Lehnkering.
6.24.
Volgens Sasol bedraagt de totale schade als gevolg van het voorval in hoofdsom
€ 208.590,80. Voor de onderbouwing van deze schade verwijst zij kortweg naar het expertiserapport van haar expert Interlloyd Averij B.V. van 26 maart 2014, dat zij als productie 4 in het geding heeft gebracht. Verdere toelichting geeft Sasol niet, zij laat het aan de rechtbank en Lehnkering c.s. over om de opbouw van haar vordering te doorgronden.
6.25.
Blijkens het expertiserapport maakt Sasol aanspraak op vergoeding van de met het reconditioneren (filteren) van de beschadigde tankinhoud gemoeide kosten en van het daarbij ontstane productverlies.
Het gaat om € 202.607,62 aan kosten, opgebouwd uit € 171.768,00 voor reconditioneringswerkzaamheden, € 25.155,86 respectievelijk € 5.593,76 voor door Vopak berekende ‘
transfer costs’ respectievelijk ‘
N2 purging tanks’ en € 90,00 voor ‘
Intertek gauging costs’.
Na het reconditioneren is een hoeveelheid van 7,032 mton (7.032 kg) N-butanol uit de landtank als verloren beschouwd. De waarde van dit productverlies is begroot op € 5.983,18 (7,032 mton x € 850,85/mton).
6.26.
Lehnkering betwist de omvang van de door Sasol gevorderde schade en doet een beroep op eigen schuld.
6.27.
Haar voornaamste verweer komt erop neer dat de contaminatie van 1.888 mton N-butanol afkomstig uit het zeeschip niet aan haar tekortkoming kan worden toegerekend. Volgens Lehnkering is de aan haar toe te rekenen zaaksbeschadiging beperkt tot de 860 kg N-butanol die volgens de gegevens van Vopak in de landtank aanwezig was en de 3.250 kg N-butanol in de tankoplegger.
6.28.
Ingevolge artikel 6:98 BW komt schade slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. In dat kader zal ook wat naar objectief inzicht voorzienbaar of waarschijnlijk was een rol kunnen spelen (Parl. Gesch. Boek 6, p. 345) (HR 10 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:214)).
Sasol neemt geen stellingen in die tot de conclusie kunnen leiden dat de beschadiging van de scheepslading N-butanol die - enkele dagen na de oorspronkelijke contaminatie - gelost is in de landtank voorzienbaar was voor Lehnkering. Zeker nu Sasol kennelijk standaard bij iedere lossing monsters liet nemen en analyseren, en de controleur van Intertek ten tijde van de lossing van de tankoplegger ook feitelijk in monsters heeft genomen en daarover contact had met de chauffeur, behoefde Lehnkering of haar chauffeur niet te voorzien of waarschijnlijk te achten dat Sasol ongezien een veel grotere - en dus kostbaarder - partij N-butanol in de landtank zou doen lossen zonder tevoren de genomen monsters te analyseren of de kwaliteit van de tankinhoud te controleren. Wat de precieze inhoud van het gesprek tussen de controleur en de chauffeur is geweest, kan in het midden blijven.
Tussen enerzijds de foutieve lossing van het water uit compartiment 1 van de tankoplegger in de landtank en anderzijds de beschadiging van de later ook in die tank geloste scheepslading N-butanol ontbreekt om die reden het door artikel 6:98 BW vereiste causaal verband. Dit betekent dat de 1.888 mton N-butanol afkomstig uit het zeeschip uit de schadeberekening dient te worden geëcarteerd.
Hieraan doet niet af dat Lehnkering zelf stelt dat de bewuste scheepslading in het gesprek tussen haar chauffeur en de controleur van Intertek aan de orde is geweest, en ook in verband is gebracht met een door de controleur visueel waargenomen waterigheid van een monster uit compartiment 1. Sasol zelf beroept zich hierop echter niet maar neemt op dit punt juist andere feitelijke stellingen in. Maar zelfs indien het door Lehnkering gestelde juist is, blijft staan dat Lehnkering gelet op de aanwezigheid van de monsters nemende inspecteur er niet van uit te gaan dat de scheepslading in de landtank zou worden gelost zonder voorafgaande analyse van de inhoud van de tankoplegger of van de landtank.
6.29.
De verdere verweren tegen de schadeomvang treffen geen doel.
Lehnkering heeft betwist dat de gekozen reconditioneringsmethode niet het meest kostenefficiënt was, nu niet is gebleken dat is geprobeerd om eerst een deel van het water af te voeren voordat met reconditionering is begonnen. Sasol heeft vervolgens ter comparitie verklaard dat wel degelijk eerst water onder de N-butanol is uitgehaald alvorens werd gefilterd. Lehnkering heeft dit verweer vervolgens niet gemotiveerd gehandhaafd.
Dat ten onrechte aan Brenntag water als als N-butanol is gecrediteerd heeft Sasol ter zitting als juist erkend, maar aangezien Sasol de betreffende creditering niet tot onderdeel van haar vordering heeft gemaakt, leidt dit verweer niet tot vermindering van de schadeomvang. Om dezelfde reden komt geen belang toe aan het verweer dat sprake is van een dubbeltelling tussen de creditering aan Brenntag en de post ‘
lost product’.
6.30.
Bij gebreke van concrete door partijen aangereikte aanknopingspunten zal de rechtbank de schade begroten zoals haar meest passend voorkomt. Indien bepaalde kosten ook ingeval van een minder grote contaminatie zouden moeten zijn gemaakt, zal de rechtbank deze geheel als schade als gevolg van Lehnkerings tekortkoming beschouwen. Voor zover bepaalde kosten ingeval van een minder grote contaminatie niet in volle omvang zouden zijn gemaakt, zal de rechtbank deze pro rata aan Lehnkerings tekortkoming toerekenen.
Om pro rata te kunnen toerekenen, dient de verhouding te worden bepaald tussen het tonnage N-butanol waarvan de beschadiging aan Lehnkering is toe te rekenen als gevolg van haar tekortkoming (860 kg + 3250 kg= 4.110 kg) en het totale tonnage N-butanol die Sasol in haar schadeopstelling heeft betrokken (4.110 kg + 1.888.000 kg = 1.892.110 kg). Deze verhouding komt dus neer op 4.110 kg/1.892.110 kg (= 0,00217).
De reconditioneringskosten zullen voor dit 4.110/1.892.110e gedeelte, als schade worden beschouwd. Dit zelfde geldt voor de transferkosten van Vopak, die naar de rechtbank uit de betreffende productie begrijpt zien op het overpompen van de gehele tankinhoud.
De
purging costszien naar de rechtbank begrijpt op het met stikstof reinigen van (delen van) de landtank en hadden naar de rechtbank aanneemt ook bij een geringere omvang van de contaminatie moeten zijn gemaakt. Deze zullen geheel als schade aan Lehnkering worden toegerekend. Hetzelfde geldt voor de
gauging costs.
Het voor rekening van Lehnkering komende productverlies kan worden berekend als 4,110 mton tegen de niet betwiste waarde van € 850,85/mton.
6.31.
Een en ander leidt tot de volgende schadevaststelling:
  • reconditionering (0,00217 x € 171.768,00 =) € 372,74
  • Vopak transferkosten (0,00217 x € 25.155,86 =) € 54,59
  • Vopak
  • Intertek
  • productverlies (4,110 mton x € 850,85/mton =)
Totaal € 9.608,08.
6.32.
Lehnkering doet nog een beroep op eigen schuld. Zij betoogt dat haar aansprakelijkheid moet worden verminderd omdat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend (art. 6:101 BW).
Lehnkering stelt in dit verband dat Intertek als hulppersoon van Sasol voorafgaand aan de lossing in de landtank monsters heeft genomen uit de tankoplegger en heeft geconstateerd dat zich in één van die monsters water bevond, en dat Sasol daarvan op de hoogte was maar niets met die wetenschap heeft gedaan.
Dit verweer faalt. Hoewel Sasol haar reactie op dit verweer zeer weinig uitwerkt, ligt in haar standpunt besloten dat de controleur in haar visie monsters nam conform de standaardinstructie maar deze later weggooide omdat hij constateerde dat voor dit geval door Sasol was opgegeven dat analyse niet nodig was (mede gelet op de in Axel getrokken en in orde bevonden monsters). Uit het door Sasol overgelegde rapport van Interlloyd Averij komt niet naar voren dat de controleur het monster uit compartiment 1 als waterig heeft aangeduid.
Gelet op het standpunt en de stukken van Sasol lag het op de weg van Lehnkering om uit te werken dat en hoe Sasol op de hoogte zou zijn geraakt van de gestelde bevindingen van Intertek. Dit heeft zij niet gedaan. Nu onvoldoende is gesteld noch is gebleken dat Sasol wist van de (gestelde) waarnemingen van de controleur, kan haar niet worden verweten dat zij daarmee niets heeft gedaan.
6.33.
De conclusie is dat van de gevorderde hoofdsom € 9.608,08 zal worden toegewezen. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf 4 juli 2014, nu onweersproken is aangevoerd dat pas op die datum voor het eerst aanspraak op schadevergoeding is gemaakt.
de vordering tot vergoeding van € 4.703,00 voor expertisekosten
6.34.
Sasol vordert vergoeding van expertisekosten groot € 4.703,00. De rechtbank acht de omvang van deze kosten voldoende onderbouwd en in voldoende verband staan met de vordering. Wel zal zij in goede justitie slechts de helft van deze kosten toewijzen, nu mag worden aangenomen dat het onderzoek en de rapportage van Interlloyd Averij beperkter zouden zijn geweest indien niet ook de grotere scheepslading beschadigd zou zijn geraakt. Toegewezen zal derhalve worden € 2.351,50. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, 8 juni 2015.
de vordering tot vergoeding van € 4.000,00 voor incassokosten
6.35.
Sasol vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten groot € 4.703,00. Het verweer van Lehnkering komt erop neer dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd, en dat onduidelijk is of Sasol zelf deze kosten heeft gemaakt. Daarop heeft Sasol ter comparitie niet gereageerd. De rechtbank beschouwt de vordering daarmee als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd en zal deze afwijzen.
de vordering tot vergoeding van de proceskosten
6.36.
Als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij zal Sasol in de proceskosten worden veroordeeld.
Deze kosten aan de zijde van Lehnkering worden tot aan deze uitspraak begroot op:
  • griffierecht € 3.864,00
  • salaris advocaat (2 x tarief € 2.000,00)
  • totaal € 7.864,00.
6.37.
De vordering tot betaling van nakosten en van rente over proceskosten en nakosten wordt toegewezen op de wijze als in het dictum van dit vonnis is bepaald.
en voorts in de vrijwaringszaak Lehnkering/OCTS
6.38.
Nu de vordering tegen Lehnkering in de hoofdzaak gedeeltelijk wordt toegewezen, is de voorwaarde waaronder de vordering in deze vrijwaringszaak is ingesteld vervuld. De rechtbank moet daarover dus een oordeel geven.
Uit r.o. 6.20 volgt echter dat voor veroordeling van OCTS ook in de vrijwaringszaak geen aanleiding bestaat. De stellingen van Lehnkering in de vrijwaringszaak leiden niet tot een ander oordeel. De vordering tegen OCTS zal worden afgewezen.
6.39.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Lehnkering in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van OCTS worden tot aan deze uitspraak begroot op:
- salaris advocaat (2 x tarief € 2.000,00) € 4.000,00.
en voorts in de vrijwaringszaak OCTS/Lehnkering
6.40.
Nu de vordering tegen OCTS in de hoofdzaak is afgewezen, heeft OCTS geen regresvordering op Lehnkering en dus ook geen belang bij haar vordering in vrijwaring. De vordering moet derhalve worden afgewezen.
6.41.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal OCTS in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Lehnkering worden tot aan deze uitspraak begroot op:
- salaris advocaat (2 x tarief € 2.000,00) € 4.000,00.
6.42.
De vordering tot betaling van nakosten en rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen op de wijze als in het dictum van dit vonnis is bepaald.

7.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak tegen Lehnkering
veroordeelt Lehnkering tot betaling van 11.959,58 aan Sasol, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 9.608,08 vanaf 4 juli 2014 en over € 2.351,50 vanaf 8 juni 2015,
veroordeelt Sasol in de proceskosten aan de zijde van Lehnkering, tot op deze uitspraak begroot op € 7.864,00, en in de nakosten aan de zijde van Lehnkering, groot € 131,00 indien geen betekening van de uitspraak plaatsvindt dan wel € 199,00 indien betekening van de uitspraak plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag van deze uitspraak,
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak tegen OCTS
wijst af de vorderingen tegen OCTS,
veroordeelt Sasol in de proceskosten aan de zijde van OCTS, tot op deze uitspraak begroot op € 7.864,00,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak Lehnkering/OCTS
wijst de vorderingen af,
veroordeelt Lehnkering in de proceskosten aan de zijde van OCTS, tot op deze uitspraak begroot op € 4.000,00,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak OCTS/Lehnkering
wijst de vorderingen af,
veroordeelt OCTS in de proceskosten aan de zijde van Lehnkering, tot op deze uitspraak begroot op € 4.000,00, en in de nakosten aan de zijde van Lehnkering, groot € 131,00 indien geen betekening van de uitspraak plaatsvindt dan wel € 199,00 indien betekening van de uitspraak plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag van deze uitspraak,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.
1885/901