ECLI:NL:RBROT:2017:3587
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig nemen van besluit en verzoek om dwangsom
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden-Nederland. De eiser had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek van 6 april 2016 en verzocht om een dwangsom van € 1.260,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen verzendbewijs heeft kunnen overleggen voor de ingebrekestelling van 7 mei 2016, waardoor de verzending niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het aan de verzender is om aan te tonen dat een niet-aangetekend verzonden poststuk is verzonden. Aangezien de eiser hierin niet is geslaagd, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen dwangsom verschuldigd is aan de eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de Raad voor de Kinderbescherming op 18 augustus 2016 alsnog op het verzoek van de eiser heeft beslist, waardoor het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 12,22 en bepaald dat het betaalde griffierecht van € 168,- door de verweerder aan de eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.