In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Cargo United B.V. en PostNL Pakketten Benelux B.V. en PostNL Cargo Service B.V. Cargo vorderde dat de gedaagden de aangekondigde tariefsverhogingen zouden intrekken en de bestaande overeenkomst tot en met 31 december 2017 zouden eerbiedigen. De partijen hadden een driepartijen-vervoersovereenkomst gesloten die op 1 januari 2014 inging en die jaarlijks tariefaanpassingen toestond op basis van de NEA-prognose. Cargo stelde dat de aangekondigde tariefsverhogingen niet in overeenstemming waren met de contractuele afspraken en dat deze de bedrijfsvoering van Cargo ernstig zouden schaden.
De rechtbank oordeelde dat het spoedeisend belang van Cargo voldoende was aangetoond. De voorzieningenrechter overwoog dat de tarieven die een ondernemer in rekening brengt in beginsel vrij zijn, maar dat als er contractuele afspraken zijn gemaakt over prijsbepalingen, deze nageleefd moeten worden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden zich niet konden beroepen op artikel 7 van de overeenkomst om de tarieven eenzijdig te verhogen, omdat artikel 15 specifiek de wijze van tariefsverhoging regelt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangekondigde tariefsverhogingen niet gerechtvaardigd waren en dat de gedaagden de overeenkomst moesten eerbiedigen.
De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld om de met Cargo gesloten overeenkomst volledig te eerbiedigen, de in rekening gebrachte tariefsverhogingen in te trekken en de proceskosten te vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.