ECLI:NL:RBROT:2017:3700
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke procedure inzake kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de kinderopvangtoeslag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2012 definitief was vastgesteld op € 3.887,-. Eiseres had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van 11 november 2015, maar dit beroep was op 21 april 2016 ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, ondanks het betoog van verweerder dat het besluit van 8 januari 2016 op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betrokken diende te worden bij de eerdere procedure. De rechtbank stelde vast dat het bezwaarschrift van eiseres niet was doorgezonden door verweerder, waardoor er geen procedure aanhangig was waarin dit bezwaarschrift aan de orde kon komen.
De rechtbank oordeelde verder dat eiseres geen recht had op kinderopvangtoeslag over 2012, omdat zij niet alle kosten via het gastouderbureau had betaald. De rechtbank baseerde zich op de relevante wetgeving, waaronder artikel 1.49 van de Wet kinderopvang, en concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de kassiersfunctie van het gastouderbureau. Hierdoor had eiseres geen recht op de kinderopvangtoeslag voor de opvang die in 2012 had plaatsgevonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.