ECLI:NL:RBROT:2017:3742
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een bedrag in het kader van een geschil over een energieovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hoist Kredit AB, eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. Hoist heeft gevorderd dat de gedaagde een bedrag van € 383,81, vermeerderd met wettelijke rente, aan haar zou betalen. Dit bedrag was gebaseerd op een vermeende overeenkomst tussen de gedaagde en Energiedirect B.V. voor de levering van energie. Hoist heeft de vordering van Energiedirect op de gedaagde overgenomen. De gedaagde betwistte echter de totstandkoming van de overeenkomst en voerde aan dat zij nooit het aanbod van Energiedirect had aanvaard. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de inleidende dagvaarding, de conclusie van antwoord, repliek en dupliek.
De rechter oordeelde dat Hoist onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een overeenkomst was gesloten tussen de gedaagde en Energiedirect. De communicatie van Energiedirect werd als misleidend ervaren, waarbij de indruk werd gewekt dat er al een overeenkomst was gesloten, terwijl de gedaagde dit betwistte. De kantonrechter concludeerde dat er geen rechtsgeldige overeenkomst was ontstaan en dat Hoist daarom geen aanspraak kon maken op betaling. Wel werd geoordeeld dat de gedaagde een bedrag van € 72,20 verschuldigd was voor zonder titel geleverde energie. Hoist werd veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De vorderingen werden in processuele zin verrekend, waardoor geen uitvoerbaarheid bij voorraad werd verklaard.