ECLI:NL:RBROT:2017:4050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/690163-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen vervoeren van hennep in de periode van 21 november 2013 tot en met 9 januari 2014 te Ridderkerk

Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die meermalen hennep heeft vervoerd. De verdachte, geboren op een onbekende locatie en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid hennep in de periode van 21 november 2013 tot en met 9 januari 2014 te Ridderkerk. De officier van justitie, mr. L. Visser, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, door meermalen hennep te vervoeren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één maand op, alsmede een geldboete van € 1.000,00, met de voorwaarde dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich tijdens de proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690163-16
Datum uitspraak: 20 april 2017
Verstek
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 06 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde meermalen vervoeren, subsidiair voorhanden hebben, van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij meermalen, telkens in de periode van 21 november 2013 tot en met 9 januari 2014 te Ridderkerk,
opzettelijk heeft vervoerd,
een (handels- en/of gebruikers)hoeveelheid
- van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in een periode van ruim anderhalve maand meerdere keren hennep vervoerd.
Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en
dat het verslavend kan werken. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het
criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen worden geproduceerd en
waarin buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel en
export.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte niet in Nederland verblijft zal de rechtbank in plaats van een taakstraf een geldboete van na te noemen hoogte opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend worden na te noemen straffen, passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, alsmede tot een
geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij meermalen, althans eenmaal (telkens) in of omstreeks de periode van 21
november 2013 tot en met 9 januari 2014 te Ridderkerk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer (handels- en/of gebruikers)hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal
- van een materiaal bevattende hennep en/of
- van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;