Uitspraak
[naam veroordeelde] ,
medeplegen van witwassen.
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro).
Rechtbank Rotterdam
Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in de zaak met parketnummer 10/770012-13, waarin de veroordeelde is aangesproken op het wederrechtelijk verkregen voordeel na een eerdere veroordeling voor medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C.A.M. van der Maas, behandeld, die strekte tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verplichting tot betaling aan de staat. De officier van justitie heeft aanvankelijk een bedrag van € 24.000,- gevorderd, maar heeft deze vordering later gewijzigd naar € 250,-, gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde dat hij niet meer dan dit bedrag heeft mogen houden van het geld dat hij heeft opgenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van en uit de baten van het strafbare feit waarvoor hij is veroordeeld. De rechtbank heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 250,-, en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de staat te betalen. Bij deze beslissing zijn de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter mr. J.H. Janssen en de rechters mrs. E.G. Fels en M. Cupido, in aanwezigheid van griffier mr. L. van Hemert. De jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen. Het vonnis is openbaar uitgesproken op de terechtzitting van 16 februari 2017.