ECLI:NL:RBROT:2017:4078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/770012-13 ontneming vonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor medeplegen van witwassen

Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in de zaak met parketnummer 10/770012-13, waarin de veroordeelde is aangesproken op het wederrechtelijk verkregen voordeel na een eerdere veroordeling voor medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C.A.M. van der Maas, behandeld, die strekte tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verplichting tot betaling aan de staat. De officier van justitie heeft aanvankelijk een bedrag van € 24.000,- gevorderd, maar heeft deze vordering later gewijzigd naar € 250,-, gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde dat hij niet meer dan dit bedrag heeft mogen houden van het geld dat hij heeft opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van en uit de baten van het strafbare feit waarvoor hij is veroordeeld. De rechtbank heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 250,-, en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de staat te betalen. Bij deze beslissing zijn de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter mr. J.H. Janssen en de rechters mrs. E.G. Fels en M. Cupido, in aanwezigheid van griffier mr. L. van Hemert. De jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen. Het vonnis is openbaar uitgesproken op de terechtzitting van 16 februari 2017.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-770012-13
Datum uitspraak: 16 februari 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] .
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 februari 2017 is de veroordeelde veroordeeld wegens het na te noemen strafbare feit. Van dat vonnis is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. C.A.M. van der Maas, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 24.000, -. De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
De officier van justitie heeft bij requisitoir haar vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gewijzigd naar € 250, -. Zij wijst daartoe op de volgens haar geloofwaardige verklaring van de veroordeelde, die stelt dat hij niet meer dan € 250, - heeft mogen houden van het geld dat hij heeft opgenomen.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens het vonnis van 16 februari 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:

medeplegen van witwassen.

In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat bovenstaande door de
veroordeelde is begaan.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het hiervoor vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie, [1] wordt het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen geschat op € 250, -.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Cupido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer] (pagina 28-40 van persoonsdossier [naam veroordeelde] ), inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.