ECLI:NL:RBROT:2017:4105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
10/681296-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met alarmpistool en wapenbezit in Papendrecht

Op 19 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met een alarmpistool en wapenbezit. De verdachte heeft op 29 november 2016 in Papendrecht de aangever bedreigd met een omgebouwd alarmpistool, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 268 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een alcoholverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bedreiging heeft gepleegd en dat hij het wapen in zijn bezit had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden om herhaling te voorkomen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, ondanks de verdediging die stelde dat er geen causaal verband was tussen de feiten en de schade. De rechtbank heeft de verdachte ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/681296-16
Datum uitspraak: 19 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.R. Dill, advocaat te Dordrecht.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 268 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een behandeling zal ondergaan en zich zal houden aan een alcoholverbod, een en ander conform het reclasseringsadvies van Bouman GGZ d.d. 14 april 2017.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring feit 1
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het dossier niet voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde dreigende woorden “kankerniggers, jullie zijn te veel” te kunnen komen. Daarnaast kan niet tot de overtuiging worden gekomen dat de verdachte dit heeft gezegd omdat de verdachte in het geheel geen racistische opvattingen aanhangt.
Beoordeling
De verdachte heeft weliswaar bekend dat hij het wapen heeft getrokken maar heeft steeds ontkend daaraan de woorden “kankerniggers, jullie zijn te veel” te hebben toegevoegd. Wel heeft de verdachte verklaard te hebben gescholden naar aangever.
Aangever heeft echter bij de politie verklaard dat de verdachte “kankerniggers, jullie zijn te veel” naar hem heeft geroepen, alvorens de verdachte zijn wapen pakte. Bovendien heeft de verdachte tijdens zijn aanhouding tegen de politie gezegd dat het wapen bestemd was voor die “kankerzwarte”, hetgeen de aangifte van [naam slachtoffer] ondersteunt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de woorden “kankerniggers jullie zijn te veel” tegen aangever heeft gezegd, al is daarmee nog niet gezegd dat de verdachte er daadwerkelijk racistische opvattingen op na houdt.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 29 november 2016 te Papendrecht
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk een omgebouwd alarmpistool, aan die [naam slachtoffer] getoond en (daarbij) dit omgebouwde alarmpistool doorgeladen en dit alarmpistool op die [naam slachtoffer]
gericht en (daarbij) aan voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
"Kankerniggers, jullie zijn te veel",
2.
hij op 29 november 2016 te Papendrecht
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een omgebouwd alarmpistool (merk: BBM, model: Police) geschikt gemaakt voor
het verschieten van kogelpatronen van het kaliber 6,35 millimeter,
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een omgebouwd alarmpistool in zijn bezit gehad en dit vuurwapen ook daadwerkelijk gebruikt om zijn bedreiging jegens het slachtoffer kracht bij te zetten.
Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en kunnen tot zeer gevaarzettende situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid in de openbare ruimte met zich. Hoe meer wapens er onder de mensen circuleren, hoe groter de kans dat deze worden gebruikt, zoals ook in het onderhavige geval is gebleken. Tegen het bezit en gebruik van wapens moet dan ook fors worden opgetreden.
Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat het voorval een buitengewoon vervelende en indrukwekkende ervaring voor hem is geweest waar hij nog gedurende lange tijd last van heeft.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 april 2017. Dit rapport houdt het volgende in. Alhoewel de verdachte een eerder delictpatroon heeft weten te doorbreken, is wederom een beginnend delictpatroon waarneembaar, gerelateerd aan emotionele overvraging en overbelasting van de verdachte. Met name wanneer de verdachte onder invloed is van alcohol treedt escalatie op. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld. Een risico op letselschade wordt aanwezig geacht. De verdachte is gemotiveerd en er is reeds sprake van een positief reclasseringscontact. Geadviseerd wordt een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een meldplicht, een behandelverplichting voor psychiatrische (verslavings)problematiek bij Bouman GGZ, een drugs- en alcoholverbod en de verplichting om mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek zoals geïndiceerd in de ambulante behandeling.
Straf
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank is echter van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop, aangezien de strekkingen van de artikelen 26 lid 1 van de Opiumwet en 285 van het Wetboek van Strafrecht niet dezelfde zijn en aan de bewezenverklaarde feiten afzonderlijke wilsbesluiten ten grondslag liggen.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat dit de hulp die de betrokkene ontvangt en nog dient te ontvangen en de zorgtaken die op de verdachte rusten ten behoeve van zijn gezin, zou doorkruisen. In plaats daarvan wordt een vrijwel geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorwaarden die hierna worden genoemd, aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aangezien de verdachte ten tijde van onderhavig delicten in twee proeftijden liep ten aanzien van soortgelijke delicten en de naleving van de bijzondere voorwaarden van groot belang is om herhaling te voorkomen, acht de rechtbank een proeftijd van na te noemen duur noodzakelijk.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 780,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft bepleit dat het causaal verband tussen de bewezen te verklaren feiten en de schade niet goed kan worden vastgesteld, aangezien aangever [naam slachtoffer] reeds onder behandeling van een psycholoog was. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn vordering, of de vordering zal aanzienlijk moeten worden gematigd.
De rechtbank oordeelt als volgt. Aangever was reeds onder behandeling bij [naam instelling] , maar sinds onderhavig incident is de behandeling geïntensiveerd. Aldus is sprake van een zekere mate van causaal verband en zal de vordering tot immateriële schade worden gematigd tot een bedrag van € 500,00. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 november 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00 met wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
268 (tweehonderdachtenzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op drie (3) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen voor psychiatrische- waaronder verslavingsproblematiek bij Bouman GGZ, locatie [naam] en/of soortgelijke zorg;
de veroordeelde zal meewerken aan persoonlijkheidsonderzoek zoals geïndiceerd in de ambulante behandeling;
de veroordeelde zal geen alcohol gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zal voor de controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde meewerken aan urinecontroles of het gebruik van de alcoholmeter;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Zawierko, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Papendrecht
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk een omgebouwd alarmpistool, althans een
wapen aan die [naam slachtoffer] getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) dit omgebouwde
alarmpistool/wapen doorgeladen en/of dit alarmpistool/wapen op die [naam slachtoffer]
gericht en/of (daarbij) aan voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
"Kankerniggers, jullie zijn te veel",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Papendrecht
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een omgebouwd alarmpistool (merk: BBM, model: Police) geschikt gemaakt voor
het verschieten van kogelpatronen van het kaliber 6,35 millimeter,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie