ECLI:NL:RBROT:2017:4108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
10/690374-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietpartij bij café in Rotterdam-Zuid door onvolledig onderzoek

Op 3 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het schieten op een persoon in een café in Rotterdam-Zuid. De zaak kwam voor de rechtbank na een onduidelijke toedracht van de schietpartij, waarbij de verdachte op 16 of 17 september 2014 zou hebben geprobeerd een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak, waarbij de officier van justitie vrijspraak van het primair ten laste gelegde eiste en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van getuigen en de aangever waren tegenstrijdig en er was geen forensisch onderzoek uitgevoerd dat de verklaringen kon ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de schietpartij had gepleegd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien deze eerder was geschorst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/690374-14
Datum uitspraak: 3 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.Y. Taekema, advocaat te ‘s-Gravenhage.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 april 2015 en 19 april 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.E. van Veen heeft ter terechtzitting van 19 april 2017 (evenals de officier van justitie ter terechtzitting van 23 april 2015) gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak feit 1 primair

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat zowel de aangever [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) als diens broer [naam 1] hebben verklaard dat het de verdachte is geweest die het pistool op het been van aangever heeft gericht en vervolgens heeft geschoten. Bovendien bevat het dossier camerabeelden waarop te zien is dat de verdachte een voorwerp met de contouren van een pistool in zijn handen heeft. De verdachte heeft opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte raad, aangezien hij na het eerder ontstane conflict tussen [naam slachtoffer] en [naam 2] (een familielid van de verdachte) in en buiten het café [naam horecagelegenheid] , met een vuurwapen is teruggegaan naar dat café en dus gelegenheid heeft gehad om zich te beraden.
Beoordeling
Vaststaat dat [naam slachtoffer] is beschoten waardoor hij een schotverwonding heeft opgelopen aan zijn linker kuit. De letselbeschrijving spreekt van een verwonding aan de buitenzijde in het midden van het linker onderbeen (een verwonding van ongeveer 2 cm) die doorloopt tot aan de achterzijde van het linker onderbeen (wederom een verwonding van ongeveer 2 cm).
Daarnaast kan als vaststaand feit worden aangemerkt dat de verdachte geagiteerd is teruggegaan naar café [naam horecagelegenheid] , alwaar eerder die avond een vechtpartij had plaatsgevonden tussen [naam slachtoffer] en [naam 2] . De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 april 2015 immers verklaard dat hij door deze vechtpartij pissig was en niets meer voor de familie [naam 1] wilde doen en dat hij daarom is teruggegaan naar café [naam horecagelegenheid] om de drugs, die hij naar eigen zeggen in bewaring had gekregen van en voor de familie [naam 1] , terug te gaan geven.
[naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte (nadat hij was teruggekomen naar het café) het wapen op een afstand van drie tot vier meter eerst op zijn borst heeft gericht, vervolgens het wapen naar beneden heeft gericht en het wapen heeft doorgeladen. [naam slachtoffer] heeft vervolgens een schot gehoord en had een brandend gevoel in zijn been. Daarnaast heeft hij in zijn verklaring aangegeven dat hij denkt dat verdachte nog een tweede keer heeft geschoten, omdat de verdachte het wapen nogmaals heeft doorgeladen en hij twee verwondingen had in zijn been.
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij vanuit café [naam horecagelegenheid] een geluid hoorde dat leek op een schot, dat hij vervolgens naar buiten is gegaan en toen nogmaals een schot hoorde en dat hij toen zag dat de verdachte zijn broer [naam slachtoffer] beschoot.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat er één huls is aangetroffen en dat er zodoende eenmaal lijkt te zijn geschoten. Aldus roept de verklaring van [naam getuige] , die lijkt in te houden dat er twee keer is geschoten, vragen op. Nu [naam getuige] geen gehoor heeft gegeven aan de bij hem bekende oproep om een getuigenverklaring af te leggen bij de rechter-commissaris, heeft noch de rechter-commissaris noch de verdediging de mogelijkheid gekregen hem nadere vragen te stellen.
Ook de aard van de verwondingen van [naam slachtoffer] roept vragen op, die in het dossier onvoldoende worden beantwoord. Uit de verklaring van [naam slachtoffer] , inhoudende dat het wapen van korte afstand aanvankelijk op zijn borst werd gericht en daarna naar beneden werd gericht, valt namelijk af te leiden dat hij van voren is beschoten, terwijl de schotverwondingen zich aan de zij- en achterkant van de kuit bevinden. [naam slachtoffer] heeft niet verklaard dat hij tijdens het schietincident van positie is veranderd. Daarnaast is het, gelijk de verdediging heeft opgemerkt, niet helder welke verwonding het inschot betreft en welke het uitschot. De verklaring van de aangever dat hij door de verdachte vanaf de voorzijde van het lichaam is beschoten, wordt daarom niet zonder meer ondersteund door de verklaring van de forensisch arts. Nader forensisch medisch onderzoek is niet uitgevoerd.
Bij deze stand van zaken kan de conclusie niet anders zijn dan dat op basis van het voorliggende dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de aangever heeft beschoten. De verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Zawierko, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 16 september 2014 en/of 17 september 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (van korte afstand) op het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geschoten (waarbij die [naam slachtoffer] geraakt is in zijn been),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 september 2014 en/of 17 september 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (van korte afstand) op het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geschoten (waarbij die [naam slachtoffer] geraakt is in zijn been),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.