ECLI:NL:RBROT:2017:4117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
10/691123-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aflevering van een koffer met amfetamine na tegenstrijdig bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het afleveren van een koffer met ongeveer 3 kilo amfetamine. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 12 maanden. Tijdens de zitting op 19 april 2017 werd het bewijs besproken, waarbij getuigenverklaringen en telefoongegevens werden gepresenteerd die de verdachte in verband brachten met de koffer. Getuige 1 had de koffer in de auto van de verdachte gezien, terwijl getuige 2 verklaarde dat de verdachte de koffer op 20 maart 2015 bij de woning van medeverdachte [naam medeverdachte] had afgeleverd.

De rechtbank constateerde echter dat er verschillende met elkaar strijdige scenario's mogelijk waren. De politie had op 20 maart 2015 de koffer met amfetamine aangetroffen in de woning van [naam medeverdachte], maar de verklaringen van de getuigen en de medeverdachte waren inconsistent. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om met zekerheid vast te stellen wie de koffer had afgeleverd en op welk tijdstip. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.M. Munnichs als voorzitter en mrs. A.A. Kalk en K. Bakker als rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/691123-15
Datum uitspraak: 3 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. C. van Oort, advocaat te Amersfoort.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte wist dat zich amfetamine in de koffer bevond en de verdachte heeft deze koffer willen veiligstellen in de woning van medeverdachte [naam medeverdachte] (verder: [naam medeverdachte] ). Getuige [naam getuige 1] heeft de betreffende koffer zien liggen in de kofferbak van de auto van de verdachte en getuige [naam getuige 2] heeft gezien dat de verdachte deze koffer op 20 maart 2015 omstreeks 15.00 uur bij de woning van [naam medeverdachte] heeft afgeleverd. Bovendien ondersteunen de telefoongegevens - verdachte heeft tien keer contact gehad met [naam] (de partner van [naam medeverdachte] ) - eveneens dat de verdachte de koffer bij [naam medeverdachte] heeft afgegeven, gelet op het feit dat getuige [naam getuige 1] heeft gehoord dat het gesprek ging over een koffer, een slot en het plaatsen van de koffer bij een trap.
Beoordeling
Vaststaat dat de politie op 20 maart 2015 omstreeks 21.20 uur in de woning van [naam medeverdachte] een zwarte koffer met ongeveer drie kilo amfetamine heeft aangetroffen. Ongeveer een half uur voordat de politie de koffer met amfetamine aantrof, hebben verbalisanten gezien dat [naam medeverdachte] uit een auto is gestapt en met een zwarte koffer het portiek van haar woning is ingegaan. [naam medeverdachte] heeft toen ter plekke tegen de politie gezegd dat zij de koffer had meegekregen uit die auto. Een en ander heeft de politie vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen.
De waarnemingen uit het proces-verbaal van bevindingen staan haaks op de latere verklaringen van [naam medeverdachte] en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] . Die verklaringen komen er op neer dat de verdachte op 21 maart 2015 halverwege de middag de koffer in de woning van [naam medeverdachte] heeft gebracht.
Alhoewel de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan het proces-verbaal van bevindingen van de politie, is hier sprake van twee scenario’s en bevat het dossier voldoende wettig bewijs om beide scenario’s te ondersteunen. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet met volstrekte zekerheid kan worden vastgesteld op welk tijdstip en door wie de koffer met amfetamine in de woning van [naam medeverdachte] is gebracht. Bij deze stand van zaken kan de conclusie niet anders zijn dan dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen zodat verdachte zal worden vrijgesproken.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Zawierko, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 20 maart 2015 te Rotterdam en/of Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2973,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(Art. 2 jo 10 Opiumwet)