In deze zaak heeft GMH Benelux B.V. verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevelen die door de Ontvanger van de Belastingdienst zijn uitgevaardigd. De rechtbank Rotterdam heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in deze kwestie. GMH Benelux, een detacheringsbureau in de railvervoersbranche, had diverse belastingaanslagen niet of niet tijdig betaald, wat leidde tot de uitvaardiging van 21 dwangbevelen door de Ontvanger. GMH Benelux betwistte de ontvangst van deze dwangbevelen en stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die de Ontvanger zouden moeten weerhouden van invordering.
De rechtbank oordeelde dat GMH Benelux niet aannemelijk had gemaakt dat de ontvangst van de dwangbevelen redelijkerwijs moest worden betwijfeld. De Ontvanger had de dwangbevelen op de juiste wijze betekend en GMH Benelux had niet voldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de Ontvanger rechtmatig had gehandeld door over te gaan tot versnelde invordering, gezien de openstaande belastingschuld van GMH Benelux.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en veroordeelde GMH Benelux in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.523,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die GMH Benelux zou kunnen instellen.