4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 16 oktober 2014 te
Dirksland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
(in een loods aan de [adres delict] ) een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 16 oktober 2014 te Dirksland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1.320 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 06 maart 2014 tot en met 16 oktober 2014 te
Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [energiemaatschappij] ., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
4.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 31 december 2014, te
Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
van (een) voorwerp(en), te weten meerdere geldbedragen (van in totaal
113.094,50 euro), althans enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of
heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was
en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.