ECLI:NL:RBROT:2017:4244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
10/65011-17 en 10/741048-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met meerdere verdachten en ernstige misdrijven tegen de lichamelijke integriteit

Op 1 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij drie 15-jarige jongens zijn aangeklaagd voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 november 2016, waarbij de aangeefster, een vrouw, werd achtervolgd door de verdachten vanaf het station naar haar auto. Toen zij in haar auto zat, werd zij door de verdachten belaagd, bedreigd met geweld en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, de vrouw heeft beroofd van haar vrijheid en haar gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een jeugddetentie van 125 dagen opgelegd, alsook een PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen). De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/650011-17 en 10/741048-16
Datum uitspraak: 1 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[NAAM VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
feitelijk verblijvende (indien niet gedetineerd) op het adres:
[adres],
preventief gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te (4836 AB) Breda,
raadsman mr. M.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 18 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waarbij de tenlastelegging onder parketnummer 10/741048-16 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/650011-17 onder de feiten 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/741048-16 onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van acht maanden met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, dat de verdachte zal meewerken aan hulpverlening/behandeling gericht op seksualiteit en opvoeding (ook als dat een gesloten of niet-gesloten uithuisplaatsing betreft en aansluitende hulpverlening), dat de verdachte deelneemt aan onderwijs en zinvolle vrijetijdsbesteding, dat de verdachte zich zal houden aan een contactverbod met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] en het slachtoffer [slachtoffer 1] en aan een locatieverbod voor de looproute vanaf [locatie] naar [locatie];
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging/ officier van justitie
De verdediging voert aan dat de officier van justitie ten aanzien van het onder parketnummer 10/650011-17 onder 3 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu door dit feit ten laste te leggen de verdachte dubbel wordt vervolgd voor dezelfde geweldshandelingen die onder de feiten 1 en 2 ten laste zijn gelegd.
De officier van justitie betoogt dat sprake is van eendaadse samenloop overeenkomstig het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, zodat het Openbaar Ministerie het onder parketnummer 10/650011-17 onder 3 ten laste gelegde feit apart ten laste kan leggen.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het de officier van justitie vrij staat om bepaalde handelingen als verschillende strafbare feiten ten laste te leggen. Het is dan aan de rechter om te beoordelen of de feiten bewezenverklaard kunnen worden en op welke wijze deze gekwalificeerd kunnen worden. Bij het vaststellen van de strafmaat moet de rechtbank dan vervolgens rekening houden met het bepaalde in de artikelen 55 en verder van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ten aanzien van het onder parketnummer 10/650011-17 onder 3 ten laste gelegde ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/650011-17 onder feit 1 ten laste gelegde is geen verweer gevoerd.
Ook ten aanzien van het onder parketnummer 10/741048-16 onder feit 1 en 2 ten laste gelegde is geen verweer gevoerd.
Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewijswaardering
5.2.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/650011-17 onder feit 2 primair ten laste gelegde.
De verdediging betoogt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 10/650011-17 onder feit 2 primair ten laste gelegde in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Immers kan niet bewezen worden dat het verdachtes penis is geweest die bij aangeefster in de mond is gebracht. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende bewijs. Daarnaast ontkent de verdachte dit ten stelligste.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.2.2.
Beoordeling
Aangeefster heeft aangifte gedaan van onder andere verkrachting in de door haar geparkeerd staande auto achter het station [plaats] door voor haar drie onbekende personen.
Uit de aangifte leidt de rechtbank af dat op het moment dat aangeefster op de achterbank lag, zij één van de verdachten heeft moeten pijpen
.Hoewel aangeefster niet heeft kunnen zien wie van de verdachten dit is geweest, heeft zij aangegeven dat in haar beleving de persoon die aan de bestuurderskant was, die haar als eerste aansprak en ook voorin de auto de nodige handelingen van seksuele aard verrichtte, dezelfde persoon is geweest als degene die haar op de achterbank heeft gedwongen hem te pijpen.
Ook heeft zij aangegeven, dat deze persoon aan haar borsten heeft gelikt, terwijl zij op de achterbank lag.
Deze weergave van de gebeurtenissen die in de auto hebben plaatsgevonden wordt in zoverre niet betwist.
Uit het rapport van het NFI blijkt, dat de DNA-speekselsporen, die zijn gevonden op de rechterborst van aangeefster matchen met het DNA van zowel verdachte als zijn ééneiige tweelingbroer, [medeverdachte 1]. De kans dat dit DNA-spoor van een ander dan van één van hen is, is kleiner dan 1 op de 1 miljard. Hieruit leidt de rechtbank af, dat het óf verdachte óf zijn ééneiige tweelingbroer, tevens medeverdachte, en in ieder geval niet medeverdachte [medeverdachte 2]is geweest, die met aangeefster op de achterbank van de auto is geweest.
Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat hij op de camerabeelden de verdachte aan de bestuurderskant ziet op het moment dat de verdachten bij de auto aankomen.
Ook de andere medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het de verdachte was die zich aan de bestuurderskant van de auto bevond en dat de verdachte - nadat zij aangeefster naar de achterbank hadden verplaatst - samen met aangeefster in de auto op de achterbank was. Het was ook de verdachte die als laatste wegrende bij de auto vandaan, aldus de medeverdachte [medeverdachte 2].
Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van getuige [naam getuige] af dat de persoon die als laatste bij de auto wegrende, tijdens het wegrennen zijn broek ophees.
Ook blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2017 (proces-verbaal nummer: PL1700-2016381476-17) dat een handpalmafdruk afkomstig van de verdachte is aangetroffen op de binnenzijde van de ruit van het bestuurdersportier.
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting als bij de politie verklaard dat hij de persoon is geweest die aangeefster als eerste bij de bestuurderszijde van de auto, waar aangeefster haar schoenen aan het verwisselen was, heeft aangesproken. Ook heeft hij verklaard dat hij met de vrouw op de achterbank is geweest en dat hij daar haar borsten heeft gekust en betast. Ter terechtzitting zijn de camerabeelden bekeken. Op de camerabeelden is te zien, dat eerst één persoon op een fiets weggaat bij de auto met daarin aangeefster, vervolgens gaat nog een persoon op een fiets weg bij die auto en als laatste gaat een persoon te voet weg bij die auto. Bij het bekijken van deze beelden ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, dat hij de persoon was, die te voet was en als laatste wegrende bij de auto.
Gelet op deze verklaringen en bevindingen concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die zich aan de bestuurderskant van de auto bevond, die aangeefster als eerste heeft aangesproken en vervolgens – blijkens de aangifte – voortdurend met haar in gesprek is geweest, die haar samen met de medeverdachten naar de achterbank heeft gedirigeerd, die samen met haar op de achterbank in de auto heeft gelegen en haar borsten heeft gekust en die als laatste bij de auto is weggerend.
Deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank tot de conclusie komt dat het de verdachte is geweest die aangeefster op de achterbank heeft gedwongen tot pijpen. De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder parketnummer 10/650011-17 onder feit 2 primair ten laste gelegde.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/650011-17 onder feit 2 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/741048-16 onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu ten aanzien van deze feiten geen verweer is gevoerd en geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/650011-17 onder feit 1 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/741048-16 onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer: 10/650011-17
1.
hij op
of omstreeks23 november 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe
ë-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en
/ofgeld
(35 euro of daaromtrent),
in elk geval enig
goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
(een)andere deelnemer
(s
)van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/of welkebedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
-
(onverhoeds
)benaderen van die [slachtoffer 1], terwijl zij in een auto zat en
/of
-
(vervolgens)aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en
/of"Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en
/of"Ogen dicht, niet kijken" en
/of"we gaan je niet dood maken, maar steken",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekkingen
/of
-
(meermalen)tegen en
/ofin de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] spreken over
(een)pisto
(o)l
(en
)en
/of (een)mes
(sen
)en
/ofdie [slachtoffer 1]
(dusdoende
) (trachten te
)doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader
(s
)in het bezit van
(een)pisto
(o)l
(en
)en
/of (een)mes
(sen
) was/waren en
/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en
/of
- ( met kracht) vastpakken en
/ofvasthouden van die [slachtoffer 1] en
/of
-
(meermalen) (terug
)in de auto duwen van die [slachtoffer 1] en
/of
-
(vervolgens) (onverhoeds
)uit de hand
(en
)van die [slachtoffer 1] pakken/trekken van een mobiele telefoon en
/of
-
(vervolgens)aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Mevrouw, we gaan weg en bel niet de politie"
, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2. primair
hij op
of omstreeks23 november 2016 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,door geweld en
/of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)en
/ofdoor bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)iemand, te weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden
uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en
/ofhouden en
/ofbewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1],
het geweld en
/of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)en
/ofde bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
-
(onverhoeds
)benaderen van die [slachtoffer 1], terwijl zij in een auto zat en
/of
-
(vervolgens)aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en
/of"Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en
/of"Ogen dicht, niet kijken" en
/of"we gaan je niet dood maken, maar steken"
, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekkingen
/of
-
(meermalen)tegen en
/ofin de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] spreken over
(een)pisto
(o)l
(en
)en
/of (een)mes
(sen
)en
/ofdie [slachtoffer 1]
(dusdoende
) (trachten te
)doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader
(s
)in het bezit van
(een)pisto
(o)l
(en
)en
/of (een)mes
(sen
) was/waren en
/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en
/of
-
(met kracht
)vastpakken en
/ofvasthouden van die [slachtoffer 1] en
/of
- die [slachtoffer 1]
(meermalen) (terug
)in de auto duwen en/of
(vervolgens
)gedurende enige tijd beletten die auto te verlaten
, althans die [slachtoffer 1] beletten te gaan waar zij wilde gaanen
/of
- die [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) ontkleden en
/of
-
(vervolgens)betasten/aanraken van de buik en
/ofborst
(en
), althans het lichaam,van die [slachtoffer 1] en
/of
-
(vervolgens)zijn, verdachtes, penis op/tegen/nabij het gezicht van die [slachtoffer 1] houden en
/ofdie [slachtoffer 1]
(daarbij
)toevoegen de woorden: "Jij moet pijpen";
3.
hij op
of omstreeks23 november 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1]wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers
heefthebbenhijverdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
- die [slachtoffer 1]
(onverhoeds
)benaderd terwijl zij in een auto zat en
/of
-
(vervolgens)aan die [slachtoffer 1]
toevoegen vantoegevoegdde woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en
/of"Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en
/of"Ogen dicht, niet kijken" en
/of"we gaan je niet dood maken, maar steken",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekkingen
/of
-
(meermalen)tegen en
/ofin de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] gesproken over
(een)pisto
(o)l
(en
)en
/of (een)mes
(sen
)en
/ofdie [slachtoffer 1]
(dusdoende
) (trachtengetrachtte
)doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader
(s
)in het bezit van
(een)pisto
(o)l
(en
)en
/of (een)mes
(sen
) was/waren en
/of
- die [slachtoffer 1] gezegd dat zij zich naar de achterbank van de auto moest verplaatsen en
/of
- die [slachtoffer 1] tegengehouden en
/ofvastgepakt en
/ofvastgehouden toen zij zich aan de situatie wilde onttrekken en
/of
- die [slachtoffer 1]
(vervolgens
) (terug
)in de auto geduwd en
/of
- zich
(dreigend
)opgehouden bij/rond de genoemde auto,
hebbende verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)dusdoende die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd belet om die auto te verlaten, althans belet om te gaan waar zij wilde gaan;
Parketnummer: 10/741048-16
1.
hij op
of omstreeks25 januari 2016 te
[plaats]en/of[plaats]tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen[slachtoffer 2]heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]bij/aan haar arm te trekken/pakken, terwijl zij aan het fietsen was en
/of (vervolgens
)die [slachtoffer 2]op het hoofd te slaan;
2.
hij op
of omstreeks25 januari 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen[slachtoffer 3]heeft mishandeld door die [slachtoffer 3], terwijl zij aan het fietsen was, met een hard voorwerp op
/tegenhet hoofd te slaan;
3.
hij op
of omstreeks25 januari 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)iemand, te weten [slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handeling
(en
), namelijk het aanraken/betasten van de billen en
/ofvagina van
die [slachtoffer 4],
het geweld
en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en)heeft
/hebbenbestaan uit het onverhoeds slaan op de billen en
/ofonverhoeds grijpen naar en
/ofbetasten/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 4];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer: 10/650011-17
1. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en de eendaadse samenloop van:

2.primair,

verkrachting;

en

3.medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Parketnummer: 10/741048-16

1.en 2:

Medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;

3. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Op 23 november 2016 kwam aangeefster om ongeveer 19.00 uur vanaf haar werk in [plaats] aan op het station [plaats]. Zij is daar uitgestapt, om naar haar auto te gaan, die zij achter dat station had geparkeerd. De drie verdachten waren op station [plaats] en zagen haar lopen. Zij hebben de vrouw vanaf station [plaats] achtervolgd totdat zij bij haar auto was. Dat duurde drie minuten. Toen de vrouw net in haar auto had plaatsgenomen en haar schoenen aan het omwisselen was, werd zij door de verdachten belaagd. Verdachte kwam bij haar aan de bestuurderszijde staan en zei, dat zij haar ogen dicht moest doen en moest gaan liggen. Ze hoorde, dat er iets werd gezegd over pistolen en messen. Zij werd op haar rug geduwd en vanaf de passagierszijde werd haar telefoon uit haar handen getrokken. Terwijl zij op de voorbank lag, werd zij ontkleed en werden haar blote borsten betast. Ook werd haar panty naar beneden getrokken en werd gecontroleerd of de opmerking die zij maakte dat zij ongesteld was, wel klopte. Tegelijkertijd werd haar tas uit de auto gehaald en werd zij beroofd van haar geld. Vervolgens werd de vrouw uit haar auto gehaald en door de drie verdachten naar de achterbank gedirigeerd. Toen zij probeerde te vluchten, werd zij door hen tegengehouden en de auto weer in geduwd. Eenmaal op de achterbank gelegen heeft verdachte haar ontblote borsten gekust en is zij gedwongen verdachte te pijpen. Daarna schoof verdachte naar beneden, alwaar hij tegen haar aan begon te rijden. Plotseling was het voorbij, waarbij aangeefster ontredderd op de achterbank van haar auto is achtergebleven.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. De verdachten hebben zich laten leiden door hun eigen lusten en zucht naar financieel gewin. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, veelal langdurig de psychisch nadelige gevolgen van dergelijke gebeurtenissen, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen. De rechtbank rekent de verdachten dit zeer aan.
Daarnaast hebben de verdachte en zijn ééneiige tweelingbroer, tevens medeverdachte [medeverdachte 1] zich eerder dat jaar, te weten op 25 januari 2016, ook schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. Die dag waren de verdachte en zijn medeverdachte en nog twee jongere jongens zich op het fietspad in [plaats] aan het vervelen, toen zij een tweetal dames die voorbij kwamen fietsen met een tak hebben geslagen. Bij één van de vrouwen is toen een koptelefoon kapot gegaan. Naast deze mishandelingen hebben zij op dezelfde avond en ongeveer rond hetzelfde tijdstip een jonge vrouw aangerand. Ook deze vrouw werd geraakt door een voorwerp. Toen zij zich omdraaide en verdachten aansprak is zij door één van hen op haar achterste geslagen en vervolgens door twee van hen in haar kruis gegrepen. Hierop zijn de verdachten weggerend.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater G.C.G.M. Broekman heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2017.
De rechtbank constateert, dat in dit rapport geen rekening is gehouden met de feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 10/741048-16 (de door verdachte op 25 januari 2016 gepleegde feiten als hierboven genoemd) en ook niet met het onder parketnummer 10/650011-17 onder 3 tenlastegelegde feit (de wederrechtelijke vrijheidsberoving). Verdachte heeft aan het onderzoek meegewerkt, zij het dat hij zich terughoudend en weinig mededeelzaam heeft opgesteld. De gegeven antwoorden waren overwegend sociaal wenselijk.
Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en van zwakbegaafdheid. Als gevolg hiervan is bij de verdachte sprake van grensoverschrijdend gedrag, een zelfbepalende houding, zwakke impulsregulatie en zijn er ernstige emotionele en sociale problemen in zijn ontwikkeling. Hiermee samenhangend heeft hij moeite met regels en gezag en laat hij een zorgelijke morele ontwikkeling zien. Hiervan was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Er is geen ziekelijke stoornis geconstateerd.
Ten aanzien van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen kan worden gesteld dat verdachte een overwegend ontkennende verdachte is. Met betrekking tot de verkrachting en de ontuchtige handelingen kan daarom niet goed een onderbouwde forensisch psychiatrische beschouwing worden opgesteld omdat verdachte grotendeels ontkent. Het recidiverisico en de mate van toerekenbaarheid kan dienaangaande ook niet goed worden bepaald.
Omdat verdachte is belast met een gedragsstoornis en met zwakbegaafdheid kan dit delict bij bewezenverklaring vanwege de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend.
Het pedagogische klimaat in de thuissituatie is onvoldoende gebleken en het heeft de verdachte ontbroken aan een stabiele en gestructureerde omgeving en een consequente opvoeding. Gelet op de ernst van de gedragsstoornis, de aanwezige zwakbegaafdheid en het volledig ontbreken van een stabiele woonleefsituatie, wordt een uithuisplaatsing geadviseerd om het risico op recidive te verkleinen en de verdachte te begeleiden bij het ontwikkelen van adequate copingsstrategieën, een sterke impulsbeheersing en betere emotieregulatie.
De psychiater adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, naast een civielrechtelijke gesloten plaatsing. In het kader van de bijzondere voorwaarden kan een behandeling van de gedragsstoornis worden ingezet, met verplicht reclasseringstoezicht.
Ter terechtzitting is door de psychiater te kennen gegeven dat een PIJ-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gezien de leeftijd van de verdachte, het blanco strafblad en het ontbreken van eerdere hulpverlening op dit moment een te zwaar kader wordt geacht.
Psycholoog drs. K.T.E. Zászlós heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 30 april 2017.
De rechtbank constateert, dat ook in dit rapport geen rekening is gehouden met de feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 10/741048-16 (de door verdachte op 25 januari 2016 gepleegde feiten als hierboven genoemd) en ook niet met het onder parketnummer 10/650011-17 onder 3 tenlastegelegde feit (de wederrechtelijke vrijheidsberoving).
Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een zwakbegaafdheidsproblematiek. Hiervan was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake. Daarnaast bestaat de indruk dat de verdachten elkaar onderling op negatieve wijze hebben beïnvloed in hun grensoverschrijdend handelen. De ten laste gelegde diefstal met geweld en het seksueel grensoverschrijdende gedrag kan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend. De kans op recidive wordt hoog geschat indien de verdachte geen adequate behandeling krijgt geboden. Vanuit de thuissituatie is de verdachte onvoldoende duidelijkheid, structuur en toezicht geboden. De ouders zijn affectief wel betrokken, maar zijn de afgelopen jaren niet in staat geweest een stabiele opvoedsituatie te creëren. Een stabiele leefomgeving waarin veel duidelijkheid, structuur en toezicht wordt geboden, zodat de verdachte optimaal wordt ondersteund bij de behandeling van zijn problematiek, wordt noodzakelijk geacht. Een uithuisplaatsing heeft daarom op dit moment de voorkeur. Er wordt dan gedacht aan een beschermde woonomgeving binnen een orthopedagogische instelling voor jongeren met beperkte cognitieve vaardigheden.
De psycholoog adviseert behandeling in dwingend kader, te weten een civielrechtelijke uithuisplaatsing in gesloten jeugdhulp. Voor wat betreft de strafrechtelijke afdoening adviseert de psycholoog een deels voorwaardelijke straf en jeugdreclasseringstoezicht. Een PIJ-maatregel is overwogen, maar gezien de problematiek van de verdachte lijkt een maatregel in een lichter strafkader thans toereikend.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met aftrek van voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Als bijzondere voorwaarden dient de verdachte zijn medewerking te verlenen aan hulpverlening, ook als dit een (gesloten of niet gesloten) uithuisplaatsing betreft, alsmede aanvullende hulpverlening zodra de uithuisplaatsing wordt beëindigd eventueel via de Waag of soortgelijke forensische behandelinstelling, dient de verdachte deel te nemen aan onderwijs en mee te werken aan een zinvolle, gestructureerde invulling van de vrije tijd en aan een contactverbod met de medeverdachte. De gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering dient opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte te begeleiden.
Ter terechtzitting heeft de Raad voor de Kinderbescherming toegelicht dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel is aangewezen, teneinde te garanderen dat de verdachte de noodzakelijke behandeling krijgt.
De jeugdreclasseerder van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft ter terechtzitting toegelicht dat thans wordt gezocht naar een passende plek voor de verdachte en dat een verzoek tot uithuisplaatsing zal worden ingediend, zodra dit aan de orde is. Daarnaast heeft de jeugdreclasseerder aangegeven dat gezien het advies de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de verdachte zal worden overgedragen naar de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken voor zover die zien op de tenlastelegging onder parketnummer 10/650011-17 ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond in ieder geval tijdens het begaan van de onder parketnummer 10/650011-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Omdat het onder parketnummer 10/650011-17 bewezen verklaarde feit 3 op dezelfde dag heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank er vanuit dat ook tijdens het begaan van dat feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, zodat hij ook ten aanzien van dat feit verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, waarbij de rechtbank overweegt dat de duur van de op te leggen jeugddetentie mede in verband met na te noemen maatregel gelijk aan de duur van het voorarrest zal zijn.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de onder parketnummer 10/650011-17 gepleegde feiten en het onder parketnummer 10/741048-16 onder feit 3 gepleegde feit misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank heeft kennis genomen van de adviezen van de deskundigen. Anders dan de deskundigen adviseren, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. De rechtbank acht deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De psychiater en de psycholoog hebben zich niet echt uitgelaten over welke (seksuele) behandeling zou moeten volgen, indien de verkrachting bewezen zou worden. Voorts hebben zij in hun overwegingen niet meegenomen, dat verdachte al eerder in het jaar op een fietspad een vrouw heeft aangerand.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten zo ernstig, dat ter voorkoming van het opnieuw plegen van dergelijke feiten, behandeling in een gesloten kader noodzakelijk wordt geacht. Een civiel traject is daarvoor onvoldoende toereikend, een dergelijk traject is thans ook niet verzocht. In het strafrecht is daartoe de PIJ-maatregel de geëigende maatregel.
Een voorwaardelijke PIJ-maatregel acht de rechtbank ook niet voldoende, omdat het dan zaak is dat verdachte bereid is zich aan de voorwaarden te houden. Verdachte heeft echter ter terechtzitting aangegeven dat niet te willen doen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (te weten de bewezen feiten onder parketnummer 10/650011-17 en het bewezen feit 3 onder parketnummer 10/741048-16). Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank overweegt tot slot dat de bijzondere voorwaarden, welke zien op het contactverbod, het gebiedsverbod, het onderwijs en de zinvolle vrijetijdsbesteding, zoals deze zijn gevorderd door de officier van justitie, onderdeel kunnen zijn van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, voor zover deze voorwaarden alsdan nog aan de orde zijn.
Algemene afsluiting
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], ter zake van de onder parketnummer 10/650011-17 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.548,83 aan materiële schade en een bedrag van € 15.000,-- aan immateriële schade. Daarnaast worden de buitengerechtelijke kosten gevorderd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met uitzondering van de gevorderde materiële schadepost ‘kledingkosten’. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze kostenpost niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu de schade aan de kleding op dit moment nog niet is vast te stellen.
Standpunt verdediging
De verdediging betoogt dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, voor wat betreft de immaterieel gevorderde schade, nu dit onderdeel van de vordering te complex is en zich om die reden niet leent voor marginale toetsing in het strafproces.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/650011-17 ten laste gelegde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen, met uitzondering van de kostenpost ‘kledingkosten’.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/650011-17 ten laste gelegde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid voor verdachte worden vastgesteld op € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de onder parketnummer 10/650011-17 gepleegde strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk, voor zover dit de toegewezen materiële schade betreft. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding ten aanzien van de materiële schade moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
De rechtbank overweegt voorts dat de billijkheid ten aanzien van de toegewezen immateriële schade een andere verdeling vordert gelet op de verschillende rollen die de daders onderling hebben gehad bij de bewezenverklaarde feiten, zodat ten aanzien van dit onderdeel verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk zal worden gesteld, doch enkel tot betaling van zijn eigen deel zal worden veroordeeld, welk deel zal worden vastgesteld op
€ 5.000,--.
De buitengerechtelijke kosten zullen overeenkomstig de vordering van de benadeelde partij worden vastgesteld op basis van de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan schade aan de benadeelde partij en het daarbij behorende salaris in rolzaken kanton.
Het totaal toegewezen bedrag aan schade voor deze verdachte betreft: € 6.336,03.
Het salaris per punt conform het liquidatietarief kantonzaken betreft: € 200,--.
De rechtbank stelt vast dat ten behoeve van onderhavige zaak het salaris wordt opgebouwd uit drie punten, inhoudende het opstellen en indienen van het voegingsformulier (1 punt), de behandeling ter zitting (1 punt) en de vervolgbehandeling ter zitting na aanhouding (1 punt). Gelet hierop wordt het salaris vastgesteld op € 600,--.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 6.336,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2016 en € 600,-- buitengerechtelijke kosten.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van de schadevergoeding passend en geboden geacht.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder parketnummer: 10/741048-16 onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 148,-- aan materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging betoogt dat bij eventuele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij rekening dient te worden gehouden met de waardedaling van de koptelefoon, zodat het schadebedrag dient te worden gematigd.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/741048-16 onder 1 ten laste gelegde feit rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van zijn betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 148,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2016.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77h, 77s, 77gg, 242, 246, 248, 282, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 10/650011-17 ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/650011-17 onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/741048-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 125 (honderdvijfentwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] toetot een bedrag van
€ 6.336,03 (zegge: zesduizenddriehonderdzesendertig euro en drie eurocent), bestaande uit € 1.336,03 aan materiële schade en € 5.000,-- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders de materiële schade betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 600,--, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 6.336,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van €
€ 6.336,03vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
9 dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] toetot een bedrag van
€ 148,-- (zegge: éénhonderdachtenveertig euro), bestaande uit aan materiële schade en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 148,-- (zegge: éénhonderdachtenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 148,-- vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
1 dag; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en H.W. Schmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging(en)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/650011-17
1.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of geld (35 euro of daaromtrent), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( onverhoeds) benaderen van die [slachtoffer 1], terwijl zij in een auto zat en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en/of "Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en/of "Ogen dicht, niet kijken" en/of "we gaan je niet dood maken, maar steken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) tegen en/of in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] spreken over (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) en/of die [slachtoffer 1] (dusdoende) (trachten te) doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit van (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) was/waren en/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of
- ( meermalen) (terug) in de auto duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) uit de hand(en) van die [slachtoffer 1] pakken/trekken van een mobiele telefoon en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Mevrouw, we gaan weg en bel niet de politie", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- ( onverhoeds) benaderen van die [slachtoffer 1], terwijl zij in een auto zat en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en/of "Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en/of "Ogen dicht, niet kijken" en/of "we gaan je niet dood maken, maar steken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) tegen en/of in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] spreken over (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) en/of die [slachtoffer 1] (dusdoende) (trachten te) doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit van (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) was/waren en/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) (terug) in de auto duwen en/of (vervolgens) gedurende enige tijd beletten die auto te verlaten, althans die [slachtoffer 1] beletten te gaan waar zij wilde gaan en/of
- die [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) ontkleden en/of
- ( vervolgens) betasten/aanraken van de buik en/of borst(en), althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, penis op/tegen/nabij het gezicht van die [slachtoffer 1] houden en/of die [slachtoffer 1] (daarbij) toevoegen de woorden: "Jij moet pijpen";
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
- ( gedeeltelijk) ontkleden van die [slachtoffer 1] en/of
- ontbloten van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) betasten en/of aanraken en/of kussen, althans met de mond betasten, van de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of
- betasten en/of aanraken van de (ontblote) buik van die [slachtoffer 1] en/of
- naar beneden trekken van de panty en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) kijken/controleren of die [slachtoffer 1] ongesteld was en/of
- die [slachtoffer 1] laten betasten en/of aftrekken van een penis en/of
- ( meermalen) met een penis en/of een onderlichaam wrijven en/of duwen tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer 1],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- ( onverhoeds) benaderen van die [slachtoffer 1], terwijl zij in een auto zat en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en/of "Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en/of "Ogen dicht, niet kijken" en/of "we gaan je niet dood maken, maar steken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) tegen en/of in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] spreken over (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) en/of die [slachtoffer 1] (dusdoende) (trachten te) doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit van (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) was/waren en/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) (terug) in de auto duwen en/of (vervolgens) gedurende enige tijd beletten die auto te verlaten, althans die [slachtoffer 1] beletten te gaan waar zij wilde gaan en/of
- ( gedeeltelijk) ontkleden van die [slachtoffer 1];
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) benaderd terwijl zij in een auto zat en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] toegevoegd de woorden: "Niet kijken, ga de auto in en ga liggen" en/of "Meewerken en je ogen dicht doen. Als je niet meewerkt steek ik je dood of schiet ik je dood" en/of "Ogen dicht, niet kijken" en/of "we gaan je niet dood maken, maar steken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) tegen en/of in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] gesproken over (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) en/of die [slachtoffer 1] (dusdoende) (trachten te) doen geloven dat verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit van (een) pisto(o)l(en) en/of (een) mes(sen) was/waren en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd dat zij zich naar de achterbank van de auto moest verplaatsen en/of
- die [slachtoffer 1] tegengehouden en/of vastgepakt en/of vastgehouden toen zij zich aan de situatie wilde onttrekken en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) (terug) in de auto geduwd en/of
- zich (dreigend) opgehouden bij/rond de genoemde auto,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) dusdoende die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd belet om die auto te verlaten, althans belet om te gaan waar zij wilde gaan;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 10/741048-16
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te [plaats]
en/of [plaats]tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2]heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]bij/aan haar arm te trekken/pakken, terwijl zij aan het fietsen was en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] op/tegen het
hoofd te slaan;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3]heeft mishandeld door die [slachtoffer 3], terwijl zij aan het fietsen was, met een hard voorwerp op/tegen het hoofd te slaan;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken/betasten van de billen en/of vagina van
die [slachtoffer 4],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het onverhoeds slaan op de billen en/of onverhoeds grijpen naar en/of betasten/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 4];
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht