ECLI:NL:RBROT:2017:4318

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
C/10/466077 / HA ZA 14-1274
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Glencore Agriculture B.V. en Millet SAS over defecte treinwagons en huurverplichtingen

In deze zaak tussen Glencore Agriculture B.V. en Millet SAS betreft het een huurgeschil over treinwagons. Glencore, de huurder, heeft de huurovereenkomst opgezegd vanwege een defect aan de wagons, dat leidde tot een recall voor onderzoek en reparatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat Glencore zich met succes kan beroepen op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden, waardoor zij geen huur verschuldigd is voor de periode waarin de wagons niet gebruikt konden worden. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor het transport van de wagons en de restitutie daarvan, zoals vastgelegd in de overeenkomst, voor rekening van de huurder komen, tenzij anders overeengekomen. De rechtbank heeft de vordering van Glencore tot verrekening van € 271.469,25 toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van Millet tot betaling van € 74.103 is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/466077 / HA ZA 14-1274
Vonnis van 17 mei 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLENCORE AGRICULTURE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
MILLET SAS,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Glencore en Millet genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 oktober 2014 met producties;
  • het tussenvonnis van 7 oktober 2015 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken in het bevoegdheidsincident;
  • de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 24 februari 2016;
  • de zittingsagenda van 14 april 2016;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende overlegging producties en akte wijziging van eis in conventie;
  • de brief van mr. Blussé van Oud-Alblas van 29 april 2016 met bezwaar tegen de eiswijziging en tegen overlegging van de producties 17 en 18;
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 mei 2016;
  • de brief van de advocaat van Glencore van 26 mei 2016 met de mededeling dat partijen geen schikking hebben getroffen;
  • de brief van de advocaat van Glencore van 7 juni 2016 met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • de akte na comparitie van Millet van 6 juli 2016 met producties;
  • de antwoordakte van Glencore van 31 augustus 2016 met productie;
  • de akte uitlaten productie van Millet van 5 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Glencore handelt in grondstoffen. De activiteiten van Millet bestaan onder meer uit de verhuur van treinwagons.
2.2.
Op 19 april 2012 hebben partijen het ‘rental contract Glencore no 1’ (hierna: de huurovereenkomst) ondertekend. Deze huurovereenkomst heeft betrekking op ’20 railcars with option for 80 additional railcars‘ van het type ‘new railcar 90 tons total weight Capacity: 101 m³’. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden voor de verhuur van industriële wagons (AFWP nr 14873), hierna: de algemene voorwaarden, van toepassing.
2.3.
In de huurovereenkomst is de volgende clausule opgenomen:
“5/
TRANSPORTATION FEESAll transportation costs payable by Glencore”
Onder deze clausule staat met de hand geschreven: “as per appendix”.
2.4.
De algemene voorwaarden luiden, voor zover relevant, als volgt:

4 ARTIKEL IV - ONDERHOUD
4.1
De huurder verplicht zich ertoe om het materieel aan te dienen voor de periodieke inspecties die enerzijds worden opgelegd door alle reglementaire, conventionele en gebruikelijke voorschriften, en anderzijds door de geldende wetgeving, en voor het door de verhuurder erkende en toegepaste onderhoudsschema. (Jaarlijks programma dat wordt doorgegeven in december van het jaar N-1).
Dit aandienen zal plaatsvinden binnen de reglementaire termijnen, volgens een afgesproken programma, en bij een gespecialiseerde werkplaats, gekozen door de verhuurder.
(…)
4.4
Alle andere onderhoudshandelingen worden uitsluitend uitgevoerd op initiatief van de verhuurder, waarbij de huurder zich ertoe verplicht om het materieel aan te dienen voor de uitvoer van deze handelingen op een nader overeen te komen datum en op de door de verhuurder aangegeven plaats.
(…)
4.5
De kosten met betrekking tot de hierboven bepaalde onderhoud van de komen ten laste:
4.5.1
van de verhuurder, voor de werkzaamheden die het gevolg zijn van de normale slijtage van het materieel en die noodzakelijk zijn voor het juiste gebruik en behoud ervan, alsook de werkzaamheden die enerzijds worden opgelegd door de voorschriften en gewoontes, en anderzijds door de geldende wetgeving.
4.5.2
van de huurder, voor alle andere onderhoud van de en in het bijzonder het ontgassen, reinigen, neutraliseren en vernietigen van het product als het materieel wordt verzonden voor reparatie, revisie of restitutie aan de verhuurder.

5.ARTIKEL V – RESTITUTIE

(…)
5.2
Het materieel moet volledig leeg worden gerestitueerd, vrij van alle kosten, op de plaats aangegeven door de verhuurder, in de staat waarin het zich bevond op het moment van tenlasteneming, behalve normale slijtage door het gebruik.
(…)
6 ARTIKEL VI – TRANSPORTKOSTEN
De transportkosten die voortvloeien uit de terbeschikkingstelling en de restitutie van het materieel, alsook alle andere kosten die worden gemaakt in de loop van de duur van het contract, komen ten laste van de huurder, zoals ook de andere te betalen belastingen in verband met het transport en de opslag van het materieel.
(…)
8 ARTIKEL VIII – VERVALDATUM VAN DE HUUR
(…)
8.1
De huur begint te lopen op de datum van terbeschikkingstelling van het materieel.
(…)
In het geval dat het onderzoek op tegenspraak, dat wordt uitgevoerd bij de terbeschikkingstelling, zou uitwijzen dat er een noodzaak bestaat om bepaalde werkzaamheden uit te voeren voor het opnieuw in staat brengen van het materieel, begint de huur pas te lopen na voltooiing van deze werkzaamheden.
8.2
De huur loopt tot op de datum waarop het materieel effectief wordt gerestitueerd aan de verhuurder, onder de voorwaarden bepaald in artikel V. Hetzelfde geldt tijdens de uitvoer van de werkzaamheden bedoeld in paragraaf 5.6
8.3
De huur blijft lopen tijdens de werkzaamheden in werkplaatsen, bepaald in artikel IV, paragrafen 4.1 en 4.4.
Wanneer de huurder het programma en de data overeengekomen in artikel IV in acht heeft genomen, is de huur niet langer verschuldigd over de periodes langer dan die zijn aangegeven in de tabel van bijlage A.
8.4
De huur blijft lopen gedurende de tijd dat het materieel stilligt als gevolg van schade.
8.5
De huur is niet verschuldigd als de huurder het bewijs kan aandragen dat de stillegging het gevolg is van één van de uitzonderingsbepalingen vastgelegd in 10.1.2, of van verlies, averij of schade waarvan het Enterprise Ferroviaire (spoorwegbedrijf) (EF) en/of de Gestionnaire d’Infrastructure (beheerder van infrastructuur) (GI) de aansprakelijkheid aanvaardt volgens artikel 10.1.3.1.
8.6
De huur wordt opgeschort in de gevallen bepaald in 10.1.3.2. tot aan de minnelijke of gerechtelijke vaststelling van de aansprakelijkheden.
(…)
10 ARTIKEL X – AANSPRAKELIJKHEID
10.1
SCHADE AAN HET MATERIEEL
10.1.1.
De huurder is vergoeding verschuldigd van ieder verlies, iedere averij of schade aan het gehuurde materieel, onder voorbehoud van de beschikking hierna onder 10.1.2 en 10.1.3.
10.1.2.
De huurder kan zich enkel ontheffen van zijn verplichting van vergoeding door het bewijs aan te dragen dat het verlies, de averij of de schade te wijten zijn:
 aan een gebrek eigen aan het materieel,
 aan een geval van overmacht,
 aan een fout van de verhuurder, zijn personeel of zijn rechthebbenden,
 aan een derde,
 aan oorlog.
(…)”
2.5.
In mei/juni 2013 wordt bekend dat er een gebrek/afwijking (défauts/anomalie), hierna: het defect, is geconstateerd aan het draaistel (bogie) van het type AFR 22 en besluit de fabrikant Titagarh Wagon AFR (hierna: Titagarh) om de wagons die zijn uitgerust met dit type draaistel terug te halen voor onderzoek/reparatie, hierna: de
recall.
2.6.
Glencore heeft de huurovereenkomst bij mail van 10 januari 2014 tegen 15 mei 2014 opgezegd.
2.7.
Millet heeft bij brief van 23 januari 2014 aan Totalcare/Glencore laten weten dat de wagons niet meer gebruikt mogen worden: “It’s from now forbidden loading any of these hopper cars after the next unloading”.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Glencore vordert – samengevat – en na wijziging van eis:
een verklaring voor recht dat Glencore voor een bedrag van € 271.469,25 huurgenot heeft gederfd en Millet voor vergoeding daarvan aansprakelijk is en veroordeling van Millet tot betaling aan Glencore van € 271.469,25 en/of te verklaren voor recht dat Glencore genoemd bedrag mag verrekenen en/of veroordeling van Millet om genoemd bedrag met terugwerkende kracht te crediteren aan Glencore;
veroordeling van Millet tot betaling aan Glencore van € 48.050 aan kosten voor het retourtransport, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de respectievelijke data waarop Glencore deze kosten heeft betaald, althans vanaf 10 september 2014, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeling van Millet tot betaling aan Glencore van € 95.645 aan kosten voor teruglevering van de wagons aan Millet op andere plaatsen dan de Frans-Belgische grens, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 september 2014, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
alles met veroordeling van Millet in de proceskosten alsmede in de nakosten, uit te spreken bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Glencore legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag.
  • Glencore is geen huur verschuldigd voor de wagons die vanwege het defect langdurig niet konden worden gebruikt. De reparaties vanwege het defect vallen evident niet onder gewone reparaties/onderhoud als bedoeld in de artikelen 8.2 en 8.3 van de algemene voorwaarden en bijlage A. Daarom hebben partijen in juli/augustus 2013 per mail een afspraak gemaakt over opschorting van de huurperiode. Los daarvan beroept Glencore zich op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden en stelt dat de reparaties vanwege het defect het gevolg zijn van een gebrek aan het materieel zelf als bedoeld in artikel 10.1.2 van de algemene voorwaarden.
  • De kosten voor het naar Rotterdam brengen van de wagons ad € 48.050 heeft Glencore betaald maar dienen door de verhuurder van het ondeugdelijk materieel, Millet, te worden gedragen.
  • Glencore en Millet zijn overeengekomen dat ‘de door de verhuurder aangewezen plaats’ conform artikel 5.2 van de algemene voorwaarden de Frans-Belgische grens betreft zodat de teruggave van de wagons aldaar diende plaats te vinden. Glencore is er desondanks, maar onder voorbehoud van al haar rechten, mee akkoord gegaan om de wagons terug te leveren in de door Millet opgegeven plaatsen. De hiermee verband houdende kosten ad € 95.645 dienen op grond van artikel 6.2 van de raamovereenkomst voor rekening van Millet te komen.
  • Op de overeenkomst tussen Glencore en Millet is, op grond van artikel 16 van de algemene voorwaarden, Frans recht van toepassing.
3.3.
Millet voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Glencore in haar vorderingen althans afwijzing van die vorderingen met veroordeling van Glencore, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4.
Millet betwist dat Glencore geen huur verschuldigd is voor de wagons die vanwege het defect niet konden worden gebruikt. Op grond van artikel 8.3 van de algemene voorwaarden blijft de huur doorlopen tijdens werkzaamheden in werkplaatsen, met dien verstande dat het doorlopen wordt beperkt tot de in bijlage A omschreven periode. Millet is niet akkoord gegaan met enige vrijstelling van huur. Millet betwist dat Glencore zich kan beroepen op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden.
Millet betwist dat de in verband met de reparatie gemaakte transportkosten voor haar rekening komen. Op grond van artikel 5 van de overeenkomst en artikel 6 van de algemene voorwaarden komen alle transportkosten voor rekening van de huurder.
Millet betwist dat partijen een andere afspraak hebben gemaakt over de locatie van teruggave van de wagons.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
Millet vordert samengevat - veroordeling van Glencore, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan Millet van € 228.418,50 aan huur, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente telkens vanaf 30 dagen na de respectieve factuurdata, en tot betaling van € 3.217,09 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2015, met veroordeling van Glencore in de proceskosten.
3.7.
Millet legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag.
- Glencore heeft de huurovereenkomst tegen 15 mei 2014 beëindigd en is nog huur verschuldigd over de resterende looptijd. Millet heeft facturen gestuurd voor de huur van januari tot en met april 2014 ad in totaal € 350.970. Met inachtneming van artikel 8.3 van de algemene voorwaarden van bijlage A is hierop in totaal € 57.183,75 in mindering gebracht. De aanbetaling van Glencore ad € 5.397,75 is ook in mindering gebracht zodat een door Millet verschuldigd bedrag van € 288.418,50 resteert.
3.8.
Glencore voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Millet in haar vorderingen, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Millet, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.9.
Glencore betwist dat zij huur verschuldigd is over de resterende looptijd van de overeenkomst. Glencore voert aan dat zij als gevolg van de
recallhuurgenot heeft gederfd. Glencore voert voorts aan dat zij haar eventuele betalingsverplichting onder het toepasselijk Franse recht mag opschorten totdat Millet aan haar verplichting tot creditering en betaling van de vervoer- en terugleveringskosten heeft voldaan. Na verrekening van de diverse posten resteert een door Millet aan Glencore te betalen bedrag.
3.10.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Omdat Millet in Frankrijk is gevestigd en de zaak bij een gerecht in Nederland aanhangig is, is er sprake van een internationaal geval. Daarom zal de rechtbank eerst haar bevoegdheid en het toepasselijk recht onderzoeken.
4.2.
Bij tussenvonnis van 7 oktober 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat zij op grond van artikel 23 EEX-Vo bevoegd is van de vorderingen van Glencore kennis te nemen.
4.3.
Op de comparitie hebben partijen eenstemmig verklaard dat op grond van de rechtskeuze in artikel 16 van de algemene voorwaarden Frans recht op hun rechtsverhoudingen van toepassing is.
wijziging eis
4.4.
Glencore heeft haar vordering bij akte van 10 mei 2016 gewijzigd. Millet heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging van eis. De rechtbank heeft dat bezwaar ter comparitie gemotiveerd verworpen. De rechtbank acht de wijziging niet in strijd met de eisen van een goede procesorde zodat in conventie recht zal worden gedaan op de gewijzigde vordering zoals weergegeven onder 3.1.
4.5.
De voornaamste geschilpunten in conventie en in reconventie hangen met elkaar samen. Daarom zal de rechtbank de geschillen in conventie en in reconventie in samenhang behandelen.
4.6.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of Glencore huur verschuldigd is gedurende de periode dat zij de wagons vanwege de
recallniet heeft kunnen gebruiken, alsmede de vraag voor wiens rekening de in verband met de
recallgemaakte transportkosten komen
.Daarnaast is tussen partijen in geschil wat de ‘door de verhuurder aangegeven plaats’ voor de restitutie van het materieel (de wagons) in de zin van artikel 5.2 van de algemene voorwaarden is.
huur verschuldigd gedurende de recall?
4.7.
Glencore grondt haar vorderingen op de huurovereenkomst en beroept zich op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden en een specifiek tussen partijen gemaakte afspraak over de opschorting van de huur.
4.8.
In het Franse recht geldt – evenals in het Nederlandse recht – contractsvrijheid. Artikel 1134 van de Code Civil (oud) (www.legifrance.gouv.fr
), hierna: CC, bepaalt dat overeenkomsten partijen tot wet strekken. Dat betekent dat een duidelijke bepaling niet mag worden uitgelegd. Eerst waar een wilsuiting onvolledig of onduidelijk is dient een
interprétation explicativete worden toegepast. De uitleg bestaat dan in het opsporen van de gemeenschappelijke partijbedoeling, waarvoor de artikelen 1156-1164 CC een aantal, niet limitatief of dwingend op te vatten, vuistregels geeft.
4.9.
De rechtbank acht de volgende artikelen van de Code Civil (weergegeven in het Frans en in de via voornoemde website gegeven Engelse vertaling) van belang:
1134
Les conventions légalement formées tiennent lieu de loi à ceux qui les ont faites.
Elles ne peuvent être révoquées que de leur consentement mutuel, ou pour les causes que la loi autorise.
Elles doivent être exécutées de bonne foi.
Agreements lawfully entered into have the force of law for those who have made them.
They may be revoked only by their mutual consent, or for causes allowed by law.
They must be performed in good faith.
1156
On doit dans les conventions rechercher quelle a été la commune intention des parties contractantes, plutôt que de s'arrêter au sens littéral des termes.
One must in agreements seek the common intention of the contracting parties, rather than stop at the literal meaning of the words.
4.10.
Zowel Glencore als Millet zijn professionele partijen in het internationale handelsverkeer. Partijen zijn het er over eens dat naar Frans recht de tekst van de overeenkomst en de algemene voorwaarden leidend zijn. Mocht een bepaling uit de overeenkomst of algemene voorwaarden niet duidelijk zijn dan is ingevolge artikel 1156 CC de gemeenschappelijke bedoeling van partijen bepalend.
4.11.
Millet voert aan dat de huur op grond van artikel 8.3 blijft doorlopen tijdens werkzaamheden in werkplaatsen. Dit verweer wordt verworpen. Het onderzoek/de reparatie van het defect in het kader van de
recallkan niet worden aangemerkt als ‘werkzaamheden in werkplaatsen, bepaald in artikel IV, paragrafen 4.1 en 4.4’ als bedoeld in artikel 8.3 van de algemene voorwaarden. Deze werkzaamheden kwalificeren immers niet als periodieke inspectie of als werkzaamheden in het kader van het door de verhuurder erkende en toegepaste onderhoudsschema, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de algemene voorwaarden, noch als ‘andere onderhoudshandelingen’ zoals bedoeld in artikel 4.4 van de algemene voorwaarden. Uit de tekst van de algemene voorwaarden in onderling verband en samenhang bezien, is duidelijk dat de in paragraaf 4.1 en 4.4 bedoelde werkzaamheden zien op regulier en gebruikelijk onderhoud. Het onderzoek en de reparatie van het defect valt niet onder onderhoud in die zin.
4.12.
Glencore kan zich met succes op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden beroepen zodat zij de huur over de periode dat zij de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recall,niet verschuldigd is. De stillegging van de wagons is immers het gevolg van één van de uitzonderingsbepalingen van 10.1.2 van de algemene voorwaarden, te weten: dat de schade te wijten is aan een gebrek eigen aan het materieel. Vast staat dat de wagons waren uitgerust met draaistellen van het type AFR 22. Millet heeft op 3 juni 2013 aan Glencore laten weten dat de fabrikant Titagarh een defect heeft geconstateerd aan dit type draaistel en dat het
Etablissement Public de Sécurité Ferroviaire(EPSF) hen heeft gevraagd alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de wagons terug te halen voor controle (zie mailbericht van 3 juni 2013, productie 5 bij dagvaarding
).Millet is in de daaropvolgende mailwisseling over de retourprocedure ook uitgegaan van het niet verschuldigd zijn van huur gedurende de periode dat Glencore de wagons vanwege de
recallniet kon gebruiken. In de mail van Millet ( [werknemer Millet] ) aan Glencore ( [werknemer Glencore] ) van 18 juli 2013 staat immers onder meer:
“Hi [werknemer Glencore] ,
Few points have to be cleared with you. For the wagon 4163-9 AFR is organizing with SNCF tob ring it to workshop for reïnforcing of the bogies. As already discus all the 100 hopper cars have to be send back to workshop in Douai for modification of the bogies and some leaking trapdoors. Now as I proposed you in my mail form 9th of July,
We will makes a credit note to you for all of them in one time for the fixed assetsand AFR wil takes in charge the invoices.”
En in de mail van [werknemer Millet] aan [werknemer Glencore] van 9 juli 2013 staat onder meer:
“Concerning the bogies problems, we do confirm that the restoration as well for the hopper car nº 33 87 076 4163-9 as the others railcars stays at AFR TWA’s charge. Acoordingly to it, we do propose
to send you a credit note for each railcar which will have been modified since this date of fixed asset for modification until the date of return on your site.”
4.13.
Millet heeft aangevoerd dat een beroep op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden moet worden gelezen in samenhang met artikel 8.4 van de algemene voorwaarden en dat artikel 8.5 geen uitzondering geeft op de regeling van artikel 8.3. Dit verweer faalt. Zoals onder 4.11 overwogen is geen sprake van stilliggen als gevolg van werkzaamheden in werkplaatsen als bedoeld in artikel 8.3 van de algemene voorwaarden.
4.14.
Millet heeft terecht aangevoerd dat GlencoreMillet het aanvankelijk door Glencore gevorderde bedrag aan huur ad € 271.469,25 niet heeft betaald. Glencore heeft dit erkend en haar eis gewijzigd. Tussen partijen staat vast dat Millet over de periode van januari tot en met april 2014 een totaalbedrag van € 350.970 aan huur bij Glencore in rekening heeft gebracht en dat Glencore dit bedrag onbetaald heeft gelaten. Rechtsgevolg van het geslaagde beroep van Glencore op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden is dat Glencore de huur over de periode dat Glencore de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recallniet verschuldigd is. Millet diende de huur over die periode dus te crediteren. Millet heeft dit nagelaten. De rechtbank stelt vast dat Glencore met betrekking tot het bedrag van de huur over de periode dat Glencore de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recallterecht een beroep op verrekening (artikel 1289-1291 CC) heeft gedaan. Glencore heeft als productie 13 bij dagvaarding een overzicht overgelegd van de periode dat zij de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recall.Op dit overzicht is per wagon gespecificeerd wanneer en waar de wagons zijn ingeleverd (
shunting out date), wanneer de wagons na controle/reparatie in Douai, Frankrijk, weer terug in Rotterdam aan Glencore ter beschikking zijn gesteld (
back in Rotterdam from Douai) en de bedragen aan huur over de tussenliggende periode. Het totaal van laatstgenoemde bedragen komt op € 271.469,25. Glencore heeft als productie 19 verklaringen overlegd van Total Care Wagon Management B.V. te Rotterdam en van LTE Logistik a Transport Slovakia s.r.o. te Bratislava en LTE Hungaria te Budapest waarin wordt bevestigd dat de ‘
shunting out date’ en de ‘
back in Rotterdam’ data op het overzicht correct zijn. Millet heeft het door voormelde verklaringen onderbouwde overzicht onvoldoende gemotiveerd betwist zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan. De verzochte verklaring voor recht dat Glencore een bedrag van € 271.469,25 mag verrekenen zal worden toegewezen.
4.15.
Op de vraag of Glencore overigens nog huur aan Millet verschuldigd is, zoals in reconventie door Millet is gevorderd, komt de rechtbank terug na beoordeling van de overige vorderingen in conventie.
transportkosten in verband met de recall
4.16.
Glencore vordert € 21.750 voor het naar Rotterdam brengen (verzamelen) van de wagons uit Budapest (Hongarije) en € 26.300 voor het naar Rotterdam brengen (verzamelen) van de wagons deels uit Budapest (Hongarije) en deels uit Usti (Tsjechië). Ter onderbouwing van haar standpunt dat de transportkosten in verband met de
recallvoor rekening van Millet komen beroept Glencore zich op in juli en augustus 2013 per mail gemaakte afspraken over de retourprocedure van de wagons. Millet heeft daartegen aangevoerd dat alle transportkosten op grond van artikel 5 van de huurovereenkomst voor rekening van Glencore komen.
4.17.
Glencore heeft ter comparitie gewezen op een mailbericht van Glencore ( [werknemer Glencore] ) aan Millet ( [werknemer Millet] ) van 12 augustus 2013 (productie 9 bij dagvaarding) waarin Glencore mededeelt dat zij (en TCWM) ‘will not start the gathering of the wagons before we get confirmation of Millet on the proposal Gertjan [
Boot van TCWM, toevoeging rechtbank] sent’. Millet ( [werknemer Millet] ) heeft per mail van 23 augustus 2013 met als onderwerp ‘acceptance of the offer from TOTAL CARE [
Total Care Wagon Management/TCWM, toevoeging rechtbank] aan Gertjan Boot (TCWM) laten weten ‘we are pleased to read that AFR is at the end accepting your offer. Now we trust your experience to send as soon as possible the first set of 8 railcars to Roosendaal and to place them at AFR’s disposal.’ Glencore stelt dat Millet akkoord is met het voorstel van TCWM/Gertjan Boot van 23 juli 2013 (productie 7 bij dagvaarding). In dat voorstel staat:
“Hello [werknemer Millet] ,
I spoke to Glencore concerning the organisation of bringing back the 101 wagons to France for repairs on the bogies and the loading doors
In short:
- Glencore will organize that wagons will come to Rotterdam in the very near future.
- TCWM will organize that wagons will be shunted out and gathered in Rotterdam on designated track in Rotterdam.
- When at least 10 wagons are gathered TCWM will organize transport to Roosendaal where wagons will be placed on designated track.
- Millet wil organise (probably DB) that wagons will be transported from Roosendaal to Douai and from Douai to Roosendaal.
- When at least 10 wagons are brought back to Roosendaal from Douai TCWM will organize the transport to Rotterdam to reenter the Glencore fleet.
- Out hire date will be the date that the wagon is shunted out in Rotterdam.
- In hire date will be the date that the wagon is brought back to Roosendaal.
Price:
Above shunting, collecting, parking and transport (Rotterdam- Roosendaal- Rotterdam) will be € 550 per wagon.
As soon as Millet can confirm the above we will start the above operation. Can you also check if Roosendaal is a location which is accessible by DB.
(…)”
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt terwijl dat wel op de weg van Glencore had gelegen, valt niet in te zien dat op basis van deze mailwisseling de door Glencore gevorderde kosten van het in verband met de
recallnoodzakelijke retourtransport naar Rotterdam voor rekening van Millet komen. Voormeld voorstel van de heer Boot van TCWM ziet immers op een bedrag van € 550 per wagon voor het (door TCWM) rangeren, verzamelen, parkeren en transporteren van de wagons van Rotterdam naar Roosendaal en weer retour naar Rotterdam. De kosten die Glencore vordert zien echter op de transportkosten voor het verzamelen van de wagons uit verschillende plaatsen (in Hongarije en Tsjechië) in Rotterdam. In voormeld voorstel van 23 juli 2013 staat dat Glencore dat zal organiseren. Er staat echter niet dat Millet de kosten daarvan zal dragen.
Glencore vordert ook geen € 550 per wagon. De door Glencore gevorderde bedragen zijn niet nader onderbouwd en zijn kennelijk (zie productie 10 bij dagvaarding, de brief van Glencore aan Millet van 10 september 2014 op pagina 3 onder 2 en onder a) gebaseerd op een schatting van de kosten Budapest Rotterdam ad € 21.750 en Usti Rotterdam ad
€ 26.300.
Bij gebreke van een andersluidende afspraak tussen partijen komen de eventueel door Glencore gemaakte transportkosten in verband met de
recallop grond van artikel 5 van de huurovereenkomst en artikel 6 van de algemene voorwaarden ten laste van Glencore. Dat betekent dat de vordering zoals hierboven onder 3.1 onder 2 weergegeven zal worden afgewezen.
kosten teruglevering van de wagons bij einde huurovereenkomst op andere plaatsen dan de Frans-Belgische grens
4.18.
Glencore vordert een bedrag van € 95.645 aan kosten van teruglevering van de wagons op diverse door Millet opgegeven plaatsen verspreid door Europa in plaats van aan de Frans-Belgische grens. Tussen partijen is in geschil of overeenstemming is bereikt over de plaats waar de wagons dienden te worden gerestitueerd. Glencore stelt dat Millet op 20 en 21 december 2012 als plaats voor de teruggave van de wagons de Frans-Belgische grens heeft voorgesteld en dat Glencore meermaals aan Millet te kennen heeft gegeven daarmee akkoord te zijn. Voorts beroept Glencore zich op artikel 6 van een door Millet ondertekende en aan Glencore toegestuurde raamovereenkomst van 20 mei 2013 met inwerkingtredingsdatum 21 januari 2013. Millet voert aan dat partijen wel gesproken hebben over de Frans-Belgische grens, maar enkel in het kader van een mogelijke uitbreiding van de huurovereenkomst met additionele wagons. Tot deze uitbreiding is het niet gekomen en tot een wijziging van de huurovereenkomst op het punt van de locatie van teruglevering dus evenmin, aldus Millet.
4.19.
Glencore is, na de gemotiveerde betwisting daarvan door Millet, niet meer teruggekomen op haar stelling dat Millet op 20 en 21 december 2012 als plaats voor teruggave de Frans-Belgische grens heeft voorgesteld zodat deze stelling als onvoldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd wordt gepasseerd.
Ter comparitie heeft Glencore gewezen op een mail van Glencore aan Millet van 5 februari 2013 (productie 2 bij dagvaarding) maar van deze mail staan slechts de eerste twee regels in productie 2 en niet de namens Glencore in haar comparitie aantekeningen genoemde zin. Dat Millet aangeeft dat als plaats voor teruggave in de zin van artikel 5.2 algemene voorwaarden de Frans-Belgische grens is overeengekomen, zoals Glencore stelt, blijkt niet uit die mail van 5 februari 2013.
In voormelde raamovereenkomst van 20 mei 2013 is het volgende artikel 6.1 opgenomen:
“The transport costs for the restitution of the railcars till the Franco-Belgian border will be charge borne by the Hiree and the rest of the transportation charge borne by the Hire Company”
Millet heeft aangevoerd dat de door Glencore overgelegde raamovereenkomst van 20 mei 2013 (productie 3 bij dagvaarding) een concept overeenkomst betreft en gemotiveerd betwist dat hierover wilsovereenstemming tussen partijen tot stand is gekomen. Glencore heeft hierop gereageerd door te wijzen op productie 2 bij dagvaarding. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt hieruit - zoals hiervoor overwogen - niet op te maken dat Millet teruggave aan de Frans-Belgische grens is overeengekomen of dat wilsovereenstemming is bereikt over de raamovereenkomst van 20 mei 2013. Gelet op de gemotiveerde betwisting had het op de weg van Glencore gelegen haar stelling dat tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt over ‘de plaats aangegeven door de verhuurder’ als bedoeld in artikel 5.2 algemene voorwaarden, nader feitelijk uit te werken. Bij gebrek aan die feitelijke concretisering komt de rechtbank aan bewijslevering niet toe.
4.20.
Tussen partijen is niet in geschil dat de transportkosten in verband met de restitutie van de wagons bij het einde van de huurovereenkomst op grond van artikel 5 en 6 van de algemene voorwaarden ten laste van Glencore komen. Nu niet is komen vast te staan dat wilsovereenstemming is bereikt over restitutie aan de Frans-Belgische grens, blijven de door Glencore gemaakte kosten voor teruglevering op de door Millet aangegeven plaatsen voor haar rekening. Dat betekent dat de daarop betrekking hebbende vordering van Glencore zal worden afgewezen.
reconventie
4.21.
Vast staat dat de huurovereenkomst op 15 mei 2014 is geëindigd en dat Glencore de door Millet bij haar in rekening gebrachte huur tot een bedrag van € 350.970 onbetaald heeft gelaten. Op dit laatste bedrag dient, zoals door Millet is gesteld en door Glencore niet is betwist, de aanbetaling van Glencore ad € 5.397,75 in mindering te worden gebracht. Daarnaast dient zoals onder 4.14 overwogen de huur over de periode dat Glencore de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recallad € 271.469,25 te worden verrekend zodat een door Glencore aan Millet te betalen bedrag van € 74.103 resteert.
wettelijke rente
4.22.
Millet heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 30 dagen na de respectieve factuurdatum en gesteld dat de wettelijke rente op grond van artikel 1155 CC ingaat vanaf de dag van opeisbaarheid van de huurtermijnen. Glencore heeft hiertegen aangevoerd dat de rente, als er al rente inging, pas op 2 maart 2014 inging over de factuur van januari 2014 enz.
4.23.
De huurtermijnen over januari tot en met april 2014 bedroegen gemiddeld € 85.000 per maand. Het door Glencore nog aan Millet verschuldigde bedrag is lager dan deze maandtermijn. Daarom zal de rechtbank de wettelijke rente over dat bedrag toewijzen vanaf de datum van opeisbaarheid van de laatste huurtermijn, te weten 2 juni 2014. Over de rentevoet naar Frans recht zijn partijen het eens. Uit de brief van de Franse advocaat [advocaat] van 8 augustus 2016 (productie 7 bij antwoordakte) blijkt immers dat hij het eens is met de Franse advocaat [advocaat] (legal opinion, productie 5 en 5 bij akte van Millet) dat artikel L 441-6 van het Franse Wetboek van Koophandel mot worden toegepast, dat wil zeggen de maatstaf ‘3 maal de wettelijke rente’. De wettelijke rente was in 2014 0,04 %, in het eerste semester van 2015 0,93 %, in het tweede semester van 2015 0,99 % en in het eerste semester van 2016 1,01 %. Drie maal de wettelijke rente komt dus in 2014 op 0,12 %, in 2015 op 0,93% (1e semester) en op 0,99 % (2e semester) en in 2016 op 3,03%.
buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
Millet maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Glencore heeft betwist dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. Millet is vervolgens niet meer teruggekomen op deze vordering of op de grondslag daarvan naar Frans recht. Daarom zal deze vordering, als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, worden afgewezen.
proceskosten
4.25.
Aangezien elk van partijen zowel in conventie als in reconventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Glencore voor en bedrag van € 271.469,25 mag verrekenen
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.4.
veroordeelt Glencore tot betaling aan Millet van € 74.103, te vermeerderen met de Franse wettelijke rente zoals vermeld onder 4.23 vanaf 2 juni 2014 tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.
1573/32