Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 oktober 2014 met producties;
- het tussenvonnis van 7 oktober 2015 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken in het bevoegdheidsincident;
- de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie met producties;
- het tussenvonnis van 24 februari 2016;
- de zittingsagenda van 14 april 2016;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende overlegging producties en akte wijziging van eis in conventie;
- de brief van mr. Blussé van Oud-Alblas van 29 april 2016 met bezwaar tegen de eiswijziging en tegen overlegging van de producties 17 en 18;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 mei 2016;
- de brief van de advocaat van Glencore van 26 mei 2016 met de mededeling dat partijen geen schikking hebben getroffen;
- de brief van de advocaat van Glencore van 7 juni 2016 met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de akte na comparitie van Millet van 6 juli 2016 met producties;
- de antwoordakte van Glencore van 31 augustus 2016 met productie;
- de akte uitlaten productie van Millet van 5 oktober 2016.
2.De feiten
TRANSPORTATION FEESAll transportation costs payable by Glencore”
4 ARTIKEL IV - ONDERHOUD
5.ARTIKEL V – RESTITUTIE
recall.
3.Het geschil
in conventie
- Glencore is geen huur verschuldigd voor de wagons die vanwege het defect langdurig niet konden worden gebruikt. De reparaties vanwege het defect vallen evident niet onder gewone reparaties/onderhoud als bedoeld in de artikelen 8.2 en 8.3 van de algemene voorwaarden en bijlage A. Daarom hebben partijen in juli/augustus 2013 per mail een afspraak gemaakt over opschorting van de huurperiode. Los daarvan beroept Glencore zich op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden en stelt dat de reparaties vanwege het defect het gevolg zijn van een gebrek aan het materieel zelf als bedoeld in artikel 10.1.2 van de algemene voorwaarden.
- De kosten voor het naar Rotterdam brengen van de wagons ad € 48.050 heeft Glencore betaald maar dienen door de verhuurder van het ondeugdelijk materieel, Millet, te worden gedragen.
- Glencore en Millet zijn overeengekomen dat ‘de door de verhuurder aangewezen plaats’ conform artikel 5.2 van de algemene voorwaarden de Frans-Belgische grens betreft zodat de teruggave van de wagons aldaar diende plaats te vinden. Glencore is er desondanks, maar onder voorbehoud van al haar rechten, mee akkoord gegaan om de wagons terug te leveren in de door Millet opgegeven plaatsen. De hiermee verband houdende kosten ad € 95.645 dienen op grond van artikel 6.2 van de raamovereenkomst voor rekening van Millet te komen.
- Op de overeenkomst tussen Glencore en Millet is, op grond van artikel 16 van de algemene voorwaarden, Frans recht van toepassing.
recallhuurgenot heeft gederfd. Glencore voert voorts aan dat zij haar eventuele betalingsverplichting onder het toepasselijk Franse recht mag opschorten totdat Millet aan haar verplichting tot creditering en betaling van de vervoer- en terugleveringskosten heeft voldaan. Na verrekening van de diverse posten resteert een door Millet aan Glencore te betalen bedrag.
4.De beoordeling
recallniet heeft kunnen gebruiken, alsmede de vraag voor wiens rekening de in verband met de
recallgemaakte transportkosten komen
.Daarnaast is tussen partijen in geschil wat de ‘door de verhuurder aangegeven plaats’ voor de restitutie van het materieel (de wagons) in de zin van artikel 5.2 van de algemene voorwaarden is.
), hierna: CC, bepaalt dat overeenkomsten partijen tot wet strekken. Dat betekent dat een duidelijke bepaling niet mag worden uitgelegd. Eerst waar een wilsuiting onvolledig of onduidelijk is dient een
interprétation explicativete worden toegepast. De uitleg bestaat dan in het opsporen van de gemeenschappelijke partijbedoeling, waarvoor de artikelen 1156-1164 CC een aantal, niet limitatief of dwingend op te vatten, vuistregels geeft.
recallkan niet worden aangemerkt als ‘werkzaamheden in werkplaatsen, bepaald in artikel IV, paragrafen 4.1 en 4.4’ als bedoeld in artikel 8.3 van de algemene voorwaarden. Deze werkzaamheden kwalificeren immers niet als periodieke inspectie of als werkzaamheden in het kader van het door de verhuurder erkende en toegepaste onderhoudsschema, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de algemene voorwaarden, noch als ‘andere onderhoudshandelingen’ zoals bedoeld in artikel 4.4 van de algemene voorwaarden. Uit de tekst van de algemene voorwaarden in onderling verband en samenhang bezien, is duidelijk dat de in paragraaf 4.1 en 4.4 bedoelde werkzaamheden zien op regulier en gebruikelijk onderhoud. Het onderzoek en de reparatie van het defect valt niet onder onderhoud in die zin.
recall,niet verschuldigd is. De stillegging van de wagons is immers het gevolg van één van de uitzonderingsbepalingen van 10.1.2 van de algemene voorwaarden, te weten: dat de schade te wijten is aan een gebrek eigen aan het materieel. Vast staat dat de wagons waren uitgerust met draaistellen van het type AFR 22. Millet heeft op 3 juni 2013 aan Glencore laten weten dat de fabrikant Titagarh een defect heeft geconstateerd aan dit type draaistel en dat het
Etablissement Public de Sécurité Ferroviaire(EPSF) hen heeft gevraagd alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de wagons terug te halen voor controle (zie mailbericht van 3 juni 2013, productie 5 bij dagvaarding
).Millet is in de daaropvolgende mailwisseling over de retourprocedure ook uitgegaan van het niet verschuldigd zijn van huur gedurende de periode dat Glencore de wagons vanwege de
recallniet kon gebruiken. In de mail van Millet ( [werknemer Millet] ) aan Glencore ( [werknemer Glencore] ) van 18 juli 2013 staat immers onder meer:
We will makes a credit note to you for all of them in one time for the fixed assetsand AFR wil takes in charge the invoices.”
to send you a credit note for each railcar which will have been modified since this date of fixed asset for modification until the date of return on your site.”
recallniet verschuldigd is. Millet diende de huur over die periode dus te crediteren. Millet heeft dit nagelaten. De rechtbank stelt vast dat Glencore met betrekking tot het bedrag van de huur over de periode dat Glencore de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recallterecht een beroep op verrekening (artikel 1289-1291 CC) heeft gedaan. Glencore heeft als productie 13 bij dagvaarding een overzicht overgelegd van de periode dat zij de wagons niet kon gebruiken vanwege de
recall.Op dit overzicht is per wagon gespecificeerd wanneer en waar de wagons zijn ingeleverd (
shunting out date), wanneer de wagons na controle/reparatie in Douai, Frankrijk, weer terug in Rotterdam aan Glencore ter beschikking zijn gesteld (
back in Rotterdam from Douai) en de bedragen aan huur over de tussenliggende periode. Het totaal van laatstgenoemde bedragen komt op € 271.469,25. Glencore heeft als productie 19 verklaringen overlegd van Total Care Wagon Management B.V. te Rotterdam en van LTE Logistik a Transport Slovakia s.r.o. te Bratislava en LTE Hungaria te Budapest waarin wordt bevestigd dat de ‘
shunting out date’ en de ‘
back in Rotterdam’ data op het overzicht correct zijn. Millet heeft het door voormelde verklaringen onderbouwde overzicht onvoldoende gemotiveerd betwist zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan. De verzochte verklaring voor recht dat Glencore een bedrag van € 271.469,25 mag verrekenen zal worden toegewezen.
recallvoor rekening van Millet komen beroept Glencore zich op in juli en augustus 2013 per mail gemaakte afspraken over de retourprocedure van de wagons. Millet heeft daartegen aangevoerd dat alle transportkosten op grond van artikel 5 van de huurovereenkomst voor rekening van Glencore komen.
Boot van TCWM, toevoeging rechtbank] sent’. Millet ( [werknemer Millet] ) heeft per mail van 23 augustus 2013 met als onderwerp ‘acceptance of the offer from TOTAL CARE [
Total Care Wagon Management/TCWM, toevoeging rechtbank] aan Gertjan Boot (TCWM) laten weten ‘we are pleased to read that AFR is at the end accepting your offer. Now we trust your experience to send as soon as possible the first set of 8 railcars to Roosendaal and to place them at AFR’s disposal.’ Glencore stelt dat Millet akkoord is met het voorstel van TCWM/Gertjan Boot van 23 juli 2013 (productie 7 bij dagvaarding). In dat voorstel staat:
recallnoodzakelijke retourtransport naar Rotterdam voor rekening van Millet komen. Voormeld voorstel van de heer Boot van TCWM ziet immers op een bedrag van € 550 per wagon voor het (door TCWM) rangeren, verzamelen, parkeren en transporteren van de wagons van Rotterdam naar Roosendaal en weer retour naar Rotterdam. De kosten die Glencore vordert zien echter op de transportkosten voor het verzamelen van de wagons uit verschillende plaatsen (in Hongarije en Tsjechië) in Rotterdam. In voormeld voorstel van 23 juli 2013 staat dat Glencore dat zal organiseren. Er staat echter niet dat Millet de kosten daarvan zal dragen.
recallop grond van artikel 5 van de huurovereenkomst en artikel 6 van de algemene voorwaarden ten laste van Glencore. Dat betekent dat de vordering zoals hierboven onder 3.1 onder 2 weergegeven zal worden afgewezen.
recallad € 271.469,25 te worden verrekend zodat een door Glencore aan Millet te betalen bedrag van € 74.103 resteert.