ECLI:NL:RBROT:2017:4463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
10/711133-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing door twee of meer verenigde personen op de openbare weg

Op 1 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 oktober 2016 in Brielle, waar de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer op de openbare weg heeft bedreigd en gedwongen om zijn mobiele telefoon af te geven. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Shaaban. De officier van justitie, mr. N.Y. Rose, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

Tijdens de zitting op 18 januari 2017 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de aangever en de medeverdachten als geloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een vooropgezet plan hadden en gezamenlijk geweld hebben gebruikt om de afpersing te plegen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving in haar overwegingen meegenomen, en benadrukt dat dergelijke misdrijven gevoelens van onveiligheid veroorzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/711133-16
Datum uitspraak: 1 februari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. M. Shaaban, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent enig aandeel te hebben gehad in het ten laste gelegde feit. Deze verklaring wordt volgens de verdediging ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige 1] , die beide jongens niet heeft herkend als degenen die hij eerder weg heeft zien rennen. De getuige denkt mogelijk één van hen te hebben zien wegrennen. Daarnaast verklaart de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , net als de verdachte, dat zij meteen zijn weggerend nadat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] de aangever van zijn fiets trok. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van de aangever niet eenduidig zijn. Zo verklaart hij wisselend met betrekking tot de telefoon en de poging tot het wegnemen van de tas. Ook is door de verdediging aangevoerd dat door geen van de verdachten is gezien dat een mes is gebruikt. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat het door medeverdachte [naam medeverdachte 2] gebruikte geweld niet kan worden toegerekend aan de verdachte. De verdachte heeft zelf geen geweld gebruikt en de opzet op zowel het grondfeit als op de nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt, mede doordat er geen vooropgezet plan was, aldus de verdediging.
4.1.2.
Beoordeling
In hetgeen door de verdediging is gesteld heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden om aan de juistheid van de door de aangever afgelegde verklaring te twijfelen. Deze verklaring wordt immers op essentiële punten ondersteund door de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , die zijn verklaring heeft afgelegd zonder kennis te hebben genomen van de door aangever afgelegde verklaring. Uit deze verklaringen volgt dat de aangever door de medeverdachte [naam medeverdachte 2] van zijn fiets is getrokken, waarna hij samen met twee andere jongens de aangever bedreigde met woorden en lichamelijk geweld. Uit de verklaringen van [naam medeverdachte 2] blijkt dat met de twee andere jongens de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] worden bedoeld. Uit de door [naam medeverdachte 2] afgelegde verklaringen concludeert de rechtbank voorts dat de verdachte en de medeverdachten een mes bij zich hadden. De aangever heeft verklaard hiermee bedreigd te zijn. De aangever voelde zich door dit alles gedwongen zijn telefoon af te geven.
Ook andere bewijsmiddelen ondersteunen de verklaringen van aangever en medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Getuige [naam getuige 2] heeft drie personen weg zien rennen vanaf de man die aangaf beroofd te zijn door deze drie jongens. Ook de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bekennen dat zij met zijn drieën waren op het moment dat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] het slachtoffer van zijn fiets trok.
De verdachte verklaart dat hij direct nadat [naam medeverdachte 2] de aangever van zijn fiets had getrokken is weggerend. De verklaringen van de verdachte zijn, gelet op het voorgaande, op dit punt niet geloofwaardig. Zijn verklaringen zijn bovendien niet consistent. Daarnaast verklaart de aangever dat één van de drie jongens een voetbalshirtje met het opschrift ‘Fly Emirates’ aan had. De politie heeft geconstateerd dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] ten tijde van zijn aanhouding een soortgelijk shirt droeg.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de verklaring van de aangever en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] leidt de rechtbank, met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde, het volgende af. De verdachte en zijn medeverdachten hebben voorafgaand aan de tenlastegelegde gedragingen besproken wat zij zouden gaan doen, er was een vooropgezet plan. Voorts is sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering, waarbij ieders rol van voldoende gewicht geweest is om van medeplegen te kunnen spreken. Waar de medeverdachte [naam medeverdachte 2] de aangever van zijn fiets gooide en hem in een nekklem hield, toonde de verdachte een mes en maakte hiermee stekende bewegingen. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] was degene die het teken gaf tot uitvoeren van de beroving en stond er vervolgens met gebalde vuisten bij. Alle drie hebben zij gedurende deze gedragingen bedreigingen met geweld geuit. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, zodat het ten laste gelegde medeplegen bewezen is.
4.1.3.
Conclusie
Het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank de ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Brielle op of aan de openbare weg, nabij
de [plaats delict] , althans een openbare weg tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- versperren/blokkeren van de weg van/aan die [naam slachtoffer] en/of zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [naam slachtoffer] van zijn fiets trekken en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [naam slachtoffer] in een wurgreep/wurgklem nemen en/of
- ( daarbij) (met kracht) de keel van die [naam slachtoffer] dichtduwen/dichtdrukken en/of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer] tonen en/of voorhouden en/of met dit mes/voorwerp stekende bewegingen naar/in de richting van het gezicht en/of de keel/hals van die [naam slachtoffer] maken en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Geld, geld, we willen geld" en/of "Geld, geld of ik steek je" en/of "Ik steek je, ik steek je" en/of "telefoon, geld, telefoon, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt begaan op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan afpersing op de openbare weg. Dit soort misdrijven veroorzaken niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor de samenleving gevoelens van onveiligheid en zorgen voor onrust. Het slachtoffer wilde nietsvermoedend langs de drie verdachten fietsen en lag plotseling tussen deze drie dreigende personen, in een nekklem op de grond, terwijl hem een mes werd getoond. Dit alles om het slachtoffer van zijn telefoon te beroven. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 december 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
29 november 2016. Voor het geval de verdachte schuldig wordt bevonden aan het ten laste gelegde adviseert de reclassering een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een meldplicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf onder (hierna te noemen) voorwaarden opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet voorts aanleiding de verdachte een Gedragsinterventie (Cognitieve Vaardighedentraining) op te leggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (zegge: achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (zegge: acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Brielle op of aan de openbare weg, nabij
de [plaats delict] , althans een openbare weg tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- versperren/blokkeren van de weg van/aan die [naam slachtoffer] en/of zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [naam slachtoffer] van zijn fiets trekken en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [naam slachtoffer] in een wurgreep/wurgklem nemen en/of
- ( daarbij) (met kracht) de keel van die [naam slachtoffer] dichtduwen/dichtdrukken en/of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer] tonen en/of voorhouden en/of met dit mes/voorwerp stekende bewegingen naar/in de richting van het gezicht en/of de keel/hals van die [naam slachtoffer] maken en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Geld, geld, we willen geld" en/of "Geld, geld of ik steek je" en/of "Ik steek je, ik steek je" en/of "telefoon, geld, telefoon, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art. 317 jo 47 Wetboek van Strafrecht)