In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde MEGA Elwood. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op € 264.121,-. Dit bedrag was gebaseerd op de deelname van de veroordeelde aan een criminele organisatie en valsheid in geschrift, gepleegd tussen 1 januari 2003 en 30 mei 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten en dat hij voordeel heeft verkregen door het niet uitbetalen van het volledige nettoloon aan de door hem geleverde uitzendkrachten.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op € 264.121,-. De rechtbank heeft echter ook een deel van de vordering, dat betrekking had op een vermeerdering van het bedrag, afgewezen. Dit deel was gebaseerd op de marge die de veroordeelde ontving van het uitzendbureau, welke volgens de verdediging volledig aan bedrijfskosten was besteed. De rechtbank oordeelde dat de verdediging voldoende had betwist dat er sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze marge.
Daarnaast heeft de rechtbank een geldboete van € 10.000,- opgelegd aan de veroordeelde, maar dit bedrag werd verminderd in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uiteindelijk vastgesteld op € 244.121,-, dat de veroordeelde aan de staat moet betalen.