ECLI:NL:RBROT:2017:4701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
C/10/522246 / HA ZA 17-233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over executiemaatregelen op basis van notariële samenlevingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De vrouw heeft executiemaatregelen getroffen op basis van een notariële samenlevingsovereenkomst, waarin een contractuele partneralimentatie is overeengekomen na de beëindiging van hun affectieve relatie. De man heeft verzocht om schorsing van deze executiemaatregelen, stellende dat de overeenkomst ongeldig is, omdat hij de inhoud niet goed heeft begrepen ten tijde van de ondertekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw een executoriale titel heeft in de vorm van de notariële akte en dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet gebonden is aan deze overeenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw in beginsel het recht heeft om executiemaatregelen te treffen en dat er geen reden is om aan te nemen dat zij misbruik maakt van deze bevoegdheid. De vordering van de man is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor beraad over een mogelijke comparitie van partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/522246 / HA ZA 17-233
Vonnis in incident van 19 april 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. H.J. van Smaalen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A. Bouwmeester te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van antwoord op de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening,
  • de overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in Nederland samengewoond op basis van een affectieve relatie. Partijen hebben een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst gesloten op 16 augustus 2011. In deze overeenkomst staat onder meer:
- in de “
Verklaringen vooraf”:
“[…] Zij zijn op 8 maart 2010 te Rotterdam gaan samenwonen en voeren sinds dat tijdstip een gemeenschappelijke huishouding.”
-in artikel 3 van hoofdstuk 3:

Vergoeding/geldlening
Bij verbreking van de samenwoning anders dan door overlijden, huwelijk of geregistreerd partnerschap tussen partijen, zal:
1. partij [eiser] sub 2 voor ieder jaar dat de samenwoning tussen partijen heeft geduurd aan partij [gedaagde] vergoeden een bedrag van twaalf duizend euro (€ 12.000,00) per jaar, een gedeelte van een jaar naar evenredigheid berekend;
2. de geldlening die partij [eiser] ontvangen heeft van de tante van mevrouw [gedaagde] op acht maart tweeduizend tien, ad vijf en tachtig duizend euro (€ 85.000,00) direct opeisbaar zijn en door partij [eiser] moeten worden terugbetaald met een rente van acht procent (8%) per jaar. Deze geldlening is zonder verdere omschrijving voldoende aan partijen bekend.”
-op bladzijde 6:
[…]

Tolk
Mede verscheen voor mij, notaris, mevrouw [notaris] , wonende te […], geboren te […] op […], ongehuwd, houdster van het Nederlands paspoort nummer […]. afgegeven te […] op […], die verklaarde deze akte en de mondelinge toelichting van mij, notaris, te hebben vertaald in de Chinese taal (Mandarijn), zodat de comparanten sub 1 en 2 voornoemd, voldoende kennis hebben kunnen
nemen van de inhoud en de strekking van deze akte.”
[…]
“De verschenen personen zijn mij, notaris, bekend en de identiteit van de bij deze akte betrokken personen is door mij, notaris, vastgesteld aan de hand van de hiervoor vermelde documenten.
De inhoud van de akte is aan hen opgegeven en toegelicht. De verschenen personen hebben verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met de inhoud in te stemmen.
Onmiddellijk daarna is de akte beperkt voorgelezen en door de verschenen personen en mij, notaris, ondertekend.”
2.2.
De affectieve relatie en de samenwoning van partijen zijn aanvang 2016 ten einde gekomen.
2.3.
De vrouw heeft een grosse van de notariële samenlevingsovereenkomst aan de man doen betekenen bij exploot gedateerd “oktober 2016.” In dit exploot doet de vrouw de man aanzeggen om een bedrag van € 74.330.- aan “
hoofdsom conform hoofdstuk 3 artikel 3”, vermeerderd met € 92,48 aan explootkosten binnen twee dagen aan de vrouw te betalen.
2.4.
De vrouw heeft ten laste van de man executoriaal derdenbeslag doen leggen op een bankrekening van de man. Daarnaast heeft de vrouw aan de man en aan diens werkgever informatie opgevraagd over het inkomen van de man.
3. De vordering in het incident
3.1.
De man vordert in het incident, samengevat:
- schorsing van de executiemaatregelen die de vrouw treft uit hoofde van de notariële samenlevingsovereenkomst,
- met opheffing van de executoriale beslagen die de vrouw heeft gelegd op de bankrekening en op eventuele andere goederen van de man,
- met een verbod aan de vrouw om opnieuw executiemaatregelen te treffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
-althans een beslissing in goede justitie.
De man stelt daartoe, samengevat, het volgende.
3.2.
De notariële samenlevingsovereenkomst is ongeldig althans nietig. Executiemaatregelen die worden getroffen uit hoofde van deze akte zijn dan ook ongeoorloofd. De man heeft niet tijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het samenlevingscontract. De man sprak geen Nederlands toen de akte werd verleden door de notaris. De notaris heeft de man geen enkele uitleg over de inhoud van het contract gegeven, met name niet over artikel 3 van hoofdstuk 3. De advocaat van de man heeft onlangs contact gezocht met de tolk Chinees die aanwezig was toen de samenlevingsovereenkomst notarieel werd verleden. Die tolk heeft laten weten dat de tekst wel is voorgedragen door de notaris en vervolgens door haar, de tolk, is vertaald, maar niet meer dan dat. De man kan zich niet herinneren dat de bepalingen van artikel 3 van hoofdstuk 3 zijn voorgelezen/vertaald. De aanwezige tolk was een tolk Mandarijn. De man is afkomstig uit de provincie Zhejiang in China alwaar een eigen dialect wordt gesproken. De man kan de taal Mandarijn alleen volgen als er heel langzaam wordt gesproken. De man is pas medio juli 2016 bekend geworden met de inhoud van de akte. De man stelt dat hij pas net in Nederland verbleef toen hij de notariële samenlevingsovereenkomst sloot (op 16 augustus 2011) en dat dus onjuist is de vermelding in de akte dat partijen (al) op 8 maart 2010 zijn gaan samenwonen.
De man stelt dat het onzedelijk is om af te spreken dat een boete verschuldigd wordt vanwege het beëindigen van een affectieve relatie en dat daarom sprake is van strijd met de openbare orde en/ of de goede zeden. De man betwist dat hij een lening heeft afgesloten bij de tante van de vrouw.

4.Het verweer in het incident

4.1.
De vrouw voert verweer in het incident. Dit verweer zal, zo nodig, in de beoordeling worden betrokken.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Toewijzing van een voorlopige voorziening zoals gevraagd is alleen mogelijk wanneer zij gericht is op een voorziening die voor de duur van het geding kan worden gegeven.
5.2.
Opheffing van een executoriaal beslag is geen voorlopige maatregel voor de duur van het geding maar een definitieve maatregel. De rechtbank zal dit deel van de provisionele vordering afwijzen. Beoordeeld zal slechts worden of de executiemaatregelen geschorst en/ of verboden moeten worden.
5.3.
De rechtbank begrijpt (vooralsnog) dat de door de vrouw getroffen executiemaatregelen hun grondslag vinden in lid 1 van artikel 3, hoofdstuk 3, van de akte
(€ 12.000,- per jaar voor elk jaar van samenwoning van partijen) en niet in lid 2 van dit artikel (de gestelde lening van € 85.000,- van de tante van de vrouw aan de man). De vrouw vordert immers circa € 73.000,- van de man en dat is minder dan deze € 85.000,-. De circa
€ 73.000,- correspondeert bovendien met circa 6 jaar samenwonen ad € 12.000,- per jaar, welk bedrag volgens de akte voor gebroken jaren naar rato moet worden berekend.
Aldus is thans niet in geding de vraag of de notariële akte een executoriale titel oplevert ten gunste van de tante van de vrouw, beoordeeld in het licht van de omstandigheid dat deze tante geen partij is bij de notariële samenlevingsovereenkomst.
5.4.
Dat beperkt het geding tot de vraag of de vrouw veroordeeld kan worden om haar executiemaatregelen ter zake van de overeengekomen € 12.000,- per jaar te staken. De rechtbank ziet geen reden om een zodanige voorlopige voorziening te treffen. Daarbij is het volgende van belang.
5.5.
De vrouw beschikt over een executoriale titel in de vorm van de notariële samenlevingsovereenkomst. Dit betekent dat de vrouw in beginsel het recht heeft om, buiten de rechter om, executiemaatregelen te treffen ter incassering van haar vordering.
5.6.
Indien de vrouw misbruik zou maken van haar bevoegdheid om deze executiemaatregelen te treffen, dan zou dat tot een ander oordeel kunnen nopen. Het is echter niet aannemelijk dat van een dergelijk misbruik sprake is. De man stelt dat het onzedelijk is om een boete af te spreken bij beëindiging van een affectieve relatie. Gelet op het gemotiveerde verweer van de vrouw gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat het hier niet gaat om een dergelijk boetebeding, maar (slechts) om een contractuele partneralimentatieplicht. De vrouw heeft in dit verband aangevoerd:
- de vrouw is gehandicapt, zij ontvangt een Wajong-uitkering en woont samen met haar zoon van 16,
- de vrouw wilde meteen met de man trouwen maar de man wilde dit niet, in ieder geval niet de eerste jaren,
- partijen hebben elkaar toen gevonden in een compromis, door af te spreken dat partijen tijdens hun samenwoning hun financiële onafhankelijkheid behielden en waarbij de man de vrouw een vergoeding zou betalen in het geval de samenleving zou worden verbroken.
Dit gemotiveerde verweer komt op voorhand niet onaannemelijk voor.
De rechtbank acht een alimentatieovereenkomst tussen meerderjarige personen die ongehuwd/ ongeregistreerd gaan samenwonen niet strijdig met de openbare orde of de goede zeden (vgl. rechtbank Rotterdam 23 maart 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2678).
5.7.
Als juist is de stelling van de man dat hij de inhoud van de notariële akte niet kende/ begreep toen hij deze ondertekende, dan wil dat niet zonder meer zeggen dat de vrouw geen rechten aan deze akte kan ontlenen. Ingevolge artikel 3:35 BW kan tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
5.8.
Bovendien is vooralsnog te onzeker of juist is de stelling van de man dat hij de inhoud van de akte toen niet kende. De rechtbank stelt vast dat een tolk Mandarijn aanwezig was en dat met die tolk recentelijk nog contact is gezocht door de advocaat van de man. Het ligt in de rede dat de tolk niet jegens deze advocaat heeft gezegd/ bevestigd dat de man bij de notaris niet heeft begrepen wat de tolk vertaalde aan de man, want anders zou dit man dit nu wel stellen. Bovendien staat in de akte dat de notaris de inhoud van de akte aan partijen heeft opgegeven en toegelicht en dat partijen verklaard hebben dat zij tijdig voor het verlijden van de inhoud kennis hebben genomen van de inhoud en daarmee in te stemmen.
5.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het incident draagt.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor beraad van de rolrechter of een comparitie van partijen zal worden gelast.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst het gevorderde af,
7.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
7.3.
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van 3 mei 2017 voor beraad van de rolrechter over de vraag of een comparitie van partijen zal worden gelast,
7.4.
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.
2517/2504