ECLI:NL:RBROT:2017:4719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
C/10/512910 / HA ZA 16-1042
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig overheidshandelen door Gemeente Rotterdam in het kader van de Participatiewet

In deze zaak vorderde eiseres, een bijstandsontvanger, dat de Gemeente Rotterdam onrechtmatig had gehandeld door haar dienstverlening op te schorten na een incident tijdens een groepsbijeenkomst op 6 juli 2015. Eiseres stelde dat de Gemeente haar onterecht beschuldigde van wangedrag, wat leidde tot de opschorting van haar bijstandsverlening. De rechtbank Rotterdam beoordeelde de vordering op basis van artikel 6:162 BW, dat onrechtmatige daden regelt. De rechtbank concludeerde dat de Gemeente Rotterdam gerechtigd was om de dienstverlening op te schorten, omdat er sprake was van een ordeverstoring tijdens de bijeenkomst. Eiseres had zich schuldig gemaakt aan een luidruchtige discussie met haar klantmanager, wat de Gemeente aanleiding gaf om de veiligheid van haar medewerkers in het geding te achten. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente handelde conform haar interne protocol en dat er geen onrechtmatig handelen was. Eiseres werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/512910 / HA ZA 16-1042
Vonnis van 24 mei 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.H. Westendorp te 's-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S. de Wit te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Gemeente Rotterdam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 30 september 2016, met de daarin genoemde processtukken;
  • de brief van de griffier van deze rechtbank waarin een comparitie wordt bepaald van 28 december 2016;
  • de brief van 25 januari 2017 van de griffier van deze rechtbank waarin de zittingsagenda staat opgenomen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 april 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] ontvangt een bijstandsuitkering van Gemeente Rotterdam. De Klantmanager van [eiseres] was mevrouw [X] (hierna: [de klantmanager] ).
2.2.
Gemeente Rotterdam hanteert het Protocol Integere en Veilige Dienstverlening Cluster Werk & Inkomen - Gemeente Rotterdam en de Werkwijzer Integere en veilige dienstverlening, een professionele aanpak van wangedrag en agressie, versie februari 2015 (hierna: het Protocol). Het Protocol is door Gemeente Rotterdam overgelegd bij productie 1 en 2 van de conclusie van antwoord.
Het Protocol luidt – voor zover van belang – als volgt:

1.1. Wat is wangedrag
Wangedrag is een verzamelbegrip voor ordeverstoringen, normoverschrijdend gedrag en agressie.
Ordeverstoringen
Ordeverstoringen zijn gedragingen of incidenten die de normale voortgang van werkzaamheden en bezigheden belemmeren, bijvoorbeeld lawaai maken op een Werkplein.
(…)
De klant misdraagt zich voor de eerste keer ernstig
Het wangedrag geeft aanleiding om te vrezen voor de veiligheid van medewerkers of de integriteit van de dienstverlening.
Doe aangifte, overweeg een sanctie op grond van de WWB en stel eventuele schade vast.
Schort de dienstverlening op, bij voorkeur nog dezelfde dag.
Stuur een oproep voor een ordegesprek.
Doe dit bij voorkeur binnen 72 uur na het incident, omdat de uitkomst van dit gesprek bepalend is voor hervatting van de dienstverlening.
4.
Voer een ordegesprek
Spreek de klant aan op het wangedrag. Laat de klant verklaren de veiligheid van de medewerkers niet in gevaar te zullen brengen en de dienstverlening niet onder druk te zetten. Wijs de klant op de gevolgen van het schenden van deze toezegging.
(…)
5.
Laat een garantverklaring ondertekenen.”
2.3.
Op 6 juli 2015 is [eiseres] verschenen op een groepsbijeenkomst waarvoor zij was opgeroepen in het kader van de Participatiewet. Bij deze bijeenkomst waren ook andere bijstandsgerechtigden aanwezig.
2.4.
Tijdens de bijeenkomst op 6 juli 2015 heeft tussen [eiseres] en [de klantmanager] onder meer de volgende conversatie plaatsgevonden:
“ [eiseres] : Ik wil gewoon buiten bijstand en ik wil dat los van sociale dienst
[de klantmanager] : Nee mevrouw [eiseres] ik ben klaar met u en met discussie
[eiseres] : Jullie zijn snel klaar
[de klantmanager] : Ja, ja, ja, ja
[eiseres] : Jullie beledigen, jullie intimideren, jullie vernederen, u doet alles en als ik praat bent u
geïrriteerd
[eiseres] : Maar vergeet niet dat ik rechtbank gewonnen heb mevrouw [de klantmanager] en ook hoger beroep
gewonnen heb en als u persoonlijk doorgaat, ga ik tegen u specifiek naar de rechtbank.
(…)
[eiseres] : Wat hebben jullie tegen mij?
[eiseres] : Wat hebben jullie tegen mij?
: Wat hebt u eigenlijk mevrouw?
: Hebt u iets tegen blanken ofzo?
[de klantmanager] : Tegen wat?
[eiseres] : Tegen blanken
[eiseres] : Trouwens uw haarkleur is ook veel lichter geworden, toen was het helemaal zwart geverfd, weet u dat?
[de klantmanager] : Tegen blanken, nee, u bent lachwekkend mevrouw [eiseres]
: Ah, wat bent u dan?
[eiseres] : Dag mevrouw [de klantmanager]
: Dag mevrouw [eiseres]
: Sorry, mag ik even storen? Als u mij probeert zwart te maken en zo, meen ik echt, ga ik tegen u naar de rechtbank want u hebt mij laatste jaren alleen maar zwart gemaakt, probeert stempels plakken enzo
[de klantmanager] : Dag mevrouw [eiseres]
: En dan meen ik echt, oke?”
2.5.
Op 9 juli 2015 is door Gemeente Rotterdam aan [eiseres] een brief verzonden met als onderwerp: Oproep voor een ordegesprek. In deze brief staat – voor zover van belang – het volgende.
“Op 06-07-2015 was u betrokken bij een incident op het Werkplein Herenwaard. Dit incident was zo ernstig dat ik twijfels heb over de veiligheid en het welzijn van onze medewerkers bij toekomstige contacten.
(…)
Als er geen zekerheid is omtrent de veiligheid en/of het welzijn van de Werkpleinmedewerkers in contacten met bezoekers/cliënten dan mogen die contacten niet plaats vinden. Dit kan uiteindelijk gevolgen hebben voor u.
Om uw uitkeringsrechten uit te kunnen oefenen zijn contacten met onze medewerkers soms noodzakelijk.
Op Donderdag 16-07-2015 om 10:00 uur verwacht ik u op het Werkplein Herenwaard voor een gesprek. In dit gesprek verlang ik garanties van u over de veiligheid en het welzijn van onze medewerkers in toekomstige contacten.
Inmiddels is de dienstverlening aan u opgeschort. Deze wordt pas hervat nadat u mij de verlangde garantie heeft gegeven.
Hoogachtend,
Beveiligingsbeambten Werkplein Herenwaard”
2.6.
Op 16 juli 2015 heeft het ordegesprek tussen de Gemeente Rotterdam en [eiseres] plaatsgevonden en daarbij is gevraagd aan [eiseres] om een garantverklaring te ondertekenen inhoudende de belofte dat [eiseres] bij contacten met medewerkers van de sociale dienst:
  • geen gevaar zal vormen voor hun veiligheid of welzijn, en
  • geen druk zal uitoefenen op de uitkomst van aanvragen, verzoeken of andere vormen van dienstverlening door agressie, intimidatie of ander wangedrag.
[eiseres] heeft de garantverklaring niet ondertekend.
2.7.
In de periode van 27 juli 2015 tot en met 17 december 2015 heeft over het incident tussen [eiseres] en Gemeente Rotterdam een briefwisseling plaatsgevonden.
2.8.
Op 24 augustus 2015 heeft [eiseres] zich gemeld bij Magisch 010 om deel te mogen nemen aan een bijeenkomst in het kader van haar re-integratie op de arbeidsmarkt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis, om bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Gemeente Rotterdam onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] ;
II. Gemeente Rotterdam te bevelen om de aan [eiseres] ’s adres geuite beschuldigingen schriftelijk in te trekken, onder de toezegging dat de gehele kwestie rondom de bijeenkomst van 6 juli 2015 zal worden verwijderd uit het dossier van Gemeente Rotterdam en hun beveiliging zodat de naam van [eiseres] wordt gezuiverd;
III. Gemeente Rotterdam te bevelen om een andere klantmanager aan [eiseres] toe te wijzen, die de juiste hulp kan bieden bij het vinden naar een stage op het gebied van het voeren van boekhouding, zodat zij de theoretische kennis daarvan kan praktiseren en met die ervaring snel aan de slag kan in een betaalde baan;
IV. Gemeente Rotterdam te veroordelen om de opschorting van de dienstverlening per omgaande terug te draaien;
V. Gemeente Rotterdam te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat Gemeente Rotterdam niet voldoet aan het gevorderde onder I, II, III tot een maximum vna € 15.000,-;
VI. Gemeente Rotterdam te veroordelen tot een schadevergoeding ad € 35.000,- dan wel een bedrag door de rechtbank te bepalen;
VII. Gemeente Rotterdam te veroordelen in de kosten van deze procedure, salaris gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Gemeente Rotterdam onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Gemeente Rotterdam heeft [eiseres] ten onrechte beschuldigd en de dienstverlening aan [eiseres] opgeschort. Voorts heeft Gemeente Rotterdam nagelaten om te reageren op de brieven van [eiseres] en haar raadsman.
3.3.
Gemeente Rotterdam verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om [eiseres] haar vorderingen te ontzeggen met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
Gemeente Rotterdam voert hiertoe onder meer aan dat er geen sprake is van enig onrechtmatig handelen door haar. [eiseres] heeft zich schuldig gemaakt aan een ordeverstoring waardoor het intrekken van een ‘beschuldiging’ door Gemeente Rotterdam niet aan de orde is. Door Gemeente Rotterdam is ook anderszins geen enkele beschuldiging geuit aan het adres van [eiseres] . Omdat dienstverlening onder deze omstandigheden niet plaats kan vinden is deze opgeschort. Omdat de dienstverlening aan [eiseres] was opgeschort is Gemeente Rotterdam niet ingegaan op de brieven en klachten van [eiseres] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiseres] aan haar vordering ten grondslag legt dat Gemeente Rotterdam onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, dient allereerst beoordeeld te worden of er sprake is van een onrechtmatige daad door Gemeente Rotterdam.
4.2.
Overheidshandelen dient te worden beoordeeld in het kader van het algemene artikel 6:162 BW. Artikel 6:162 lid 1 BW bepaalt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Voor aansprakelijkheid op de voet van artikel 6:162 BW dient voldaan te zijn aan de vereisten hiervan: er moet sprake zijn van een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen de daad en de schade en het relativiteitsvereiste.
4.3.
[eiseres] voert aan dat de onrechtmatige daad door Gemeente Rotterdam tweeledig is. Allereerst heeft Gemeente Rotterdam [eiseres] onterecht beschuldigd dat zij op 6 juli 2015 betrokken was bij een ernstig incident, ten gevolge waarvan de dienstverlening aan [eiseres] is opgeschort. Van een bedreigende situatie is geen sprake geweest. [eiseres] heeft [de klantmanager] aangesproken op haar professionaliteit en heeft wellicht op enig moment haar stem verheven. Dit is niet op een dusdanige manier geweest dat er gesproken kan worden van schreeuwen, laat staan van het verstoren van de bijeenkomst. Voorts heeft Gemeente Rotterdam aangegeven dat het incident vermeld wordt in het dossier van [eiseres] voor intern gebruik. Toen [eiseres] op 24 augustus 2014 de bijeenkomst van Magisch 010 bezocht, is aan Magisch 010 medegedeeld dat zij dusdanig gewelddadig is dat [eiseres] de panden van Gemeente Rotterdam en de organisaties die met Gemeente Rotterdam samenwerken niet mag betreden, waaronder ook Magisch 010. [eiseres] is door de handelswijze van Gemeente Rotterdam aangetast in haar goede naam en in haar emotionele welzijn.
Ten tweede heeft Gemeente Rotterdam nagelaten om adequaat te reageren op de brieven van [eiseres] . Op basis van het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel mag verwacht worden dat Gemeente Rotterdam inhoudelijk op de brieven en klachten van [eiseres] zou reageren.
4.4.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het incident van 6 juli 2015 als volgt.
Op de geluidsopname is allereerst te horen dat [de klantmanager] plenair uitleg geeft aan de aanwezigen. Daarna is geruime tijd geroezemoes te horen van mensen die op zachte toon met elkaar spreken. Dit geroezemoes wordt onderbroken door [eiseres] die zich tot [de klantmanager] richt. Na korte tijd spreekt [eiseres] met stemverheffing tegen [de klantmanager] en ontstaat er een luide discussie tussen [eiseres] en [de klantmanager] . Ten slotte beëindigt [de klantmanager] het gesprek. Uit deze geluidsopname en de overige overgelegde stukken maakt de rechtbank op dat er op 6 juli 2015 een luidruchtige discussie tussen [eiseres] en [de klantmanager] heeft plaatsgevonden.
Gemeente Rotterdam voert aan dat de discussie tussen [eiseres] en [de klantmanager] door Gemeente Rotterdam is opgevat als een ordeverstoring en verwijst voor haar handelswijze naar het Protocol. In het Protocol wordt toegelicht wanneer er sprake is van een ordeverstoring.
Onder een ordeverstoring vallen onder meer incidenten die de normale voortgang van de werkzaamheden en bezigheden belemmeren, bijvoorbeeld lawaai maken op een Werkplein. Uit de overlegde stukken en de geluidsopname blijkt dat [eiseres] [de klantmanager] heeft onderbroken bij haar werkzaamheden. Voorts heeft [eiseres] lawaai gemaakt op het Werkplein door met luide stem een persoonlijke confrontatie aan te gaan met [de klantmanager] . Dit blijkt onder meer uit de opmerkingen van [eiseres] tegen [de klantmanager] : “
ga ik tegen u specifiek naar de rechtbank” en “Hebt u iets tegen blanken ofzo?”.Gemeente Rotterdam heeft dit incident terecht aangemerkt als een ordeverstoring.
4.5.
Uit hetgeen Gemeente Rotterdam heeft aangevoerd en niet door [eiseres] is betwist, volgt dat Gemeente Rotterdam heeft gehandeld zoals voorgeschreven is in het Protocol. Omdat hier sprake is van een ordeverstoring zoals omschreven in het Protocol was Gemeente Rotterdam op grond van het Protocol gerechtigd tot het opschorten van de dienstverlening van [eiseres] . [eiseres] heeft op 9 juli 2015 de mogelijkheid gekregen om deze opschorting op te laten heffen door garanties te geven over de veiligheid en het welzijn van medewerkers van Gemeente Rotterdam in toekomstige contacten. Op dat moment had de dienstverlening aan [eiseres] hervat kunnen worden. [eiseres] heeft echter geweigerd om de garantie te ondertekenen, waardoor de opschorting is gehandhaafd. Omdat er sprake is van een ordeverstoring en Gemeente Rotterdam heeft gehandeld zoals is voorgeschreven in het Protocol is de rechtbank van oordeel dat Gemeente Rotterdam niet onrechtmatig heeft gehandeld. Veroordeling van Gemeente Rotterdam tot verwijdering van het incident uit het dossier van Gemeente Rotterdam dan wel van hun beveiliging, is dan ook niet aan de orde.
Dat [eiseres] de toegang is geweigerd tot Magisch 010 is een direct gevolg van opschorting van de dienstverlening. De stelling van [eiseres] dat het incident niet aan Magisch 010 medegedeeld had mogen worden omdat Magisch 010 niet tot de interne organisatie van Gemeente Rotterdam behoort, hetgeen door Gemeente Rotterdam is betwist, is door [eiseres] niet deugdelijk onderbouwd zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan.
4.6.
Ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat Gemeente Rotterdam niet adequaat heeft gereageerd op de brieven van [eiseres] , overweegt de rechtbank als volgt.
[eiseres] heeft op 27 juli 2015 een brief naar Gemeente Rotterdam verzonden. De raadsman van [eiseres] op 14 september 2015.
Gemeente Rotterdam heeft op 24 november 2015 enkel gereageerd op de brief van de raadsman van [eiseres] . Gemeente Rotterdam heeft hierbij medegedeeld dat zij op de brief van [eiseres] van 27 juli 2015 niet heeft gereageerd omdat de dienstverlening aan haar was opgeschort; opschorting van de dienstverlening geldt voor heel de gemeentelijke dienst Werk en inkomen, waarvan Klachten Werk en inkomen een onderdeel is. Inhoudelijke behandeling van de verzoeken van [eiseres] aan Gemeente Rotterdam zijn om die reden geweigerd. Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat dit laatste ongelukkig is. Gemeente Rotterdam had eerder op haar brief kunnen reageren. Uiteindelijk heeft Gemeente Rotterdam, weliswaar twee maanden later, gereageerd op de brieven van de zijde van [eiseres] . Dit enkele feit is echter onvoldoende voor het oordeel dat aldus onrechtmatig is gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die meebrengen dat Gemeente Rotterdam, door later te reageren in strijd handelt met het in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende ( [eiseres] ) in acht te nemen zorgvuldigheid.
4.7.
Andere feiten of omstandigheden die, mits bewezen, moeten leiden tot het oordeel dat Gemeente Rotterdam onrechtmatig heeft gehandeld zijn door [eiseres] niet gesteld. Dat betekent dat de op die grondslag ingestelde vorderingen zoals genoemd onder I bij punt 3.1. thans voor afwijzing gereed liggen zodat de rechtbank aan de overige op de onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen (II – VI) niet toekomt.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9.
De kosten aan de zijde van Gemeente Rotterdam worden begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat € 1.304,00 (2 punten x tarief EUR 452,00 en 1 punt x
------------- tarief EUR 400,00)
Totaal € 3.228,00
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Rotterdam tot op heden begroot op EUR 3.228,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van twee weken na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
2130/1573