ECLI:NL:RBROT:2017:477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
C/10/500924 / HA ZA 16-439
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte uitleg van relatiebeding in algemene voorwaarden in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen Steens Consultants B.V. en een gedaagde, die anoniem is gebleven. De eiseres, Steens Consultants B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 63.525,00 op basis van een relatiebeding in de algemene voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde zich had ingeschreven bij Steens en dat er communicatie had plaatsgevonden over de voorwaarden waaronder de samenwerking zou plaatsvinden. De gedaagde heeft echter betwist dat de voorwaarden zijn overeengekomen en heeft aangevoerd dat de voorwaarden onduidelijk zijn en dat hij niet op de hoogte was van de inhoud ervan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorwaarden niet geldig zijn overeengekomen, omdat de gedaagde niet voldoende op de hoogte was gesteld van de inhoud van het relatiebeding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet heeft omzeild door direct in dienst te treden bij een opdrachtgever van Steens, omdat hij op een andere vacature werkzaam was dan waarvoor hij door Steens was voorgesteld. De vorderingen van Steens zijn afgewezen en de rechtbank heeft Steens veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 2.770,73.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/500924 / HA ZA 16-439
Vonnis van 18 januari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENS CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. H. Eijer te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.D. Bos te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Steens en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 april 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 17 augustus 2016, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Steens drijft een onderneming die zich onder meer bezig houdt met het plaatsen van zelfstandigen op vacatures van haar opdrachtgevers. Zelfstandigen kunnen zich bij Steens aanmelden, waarna zij worden opgenomen in een database en worden benaderd indien Steens voor hen een potentiële opdrachtgever heeft gevonden.
2.2.
[gedaagde] is sinds 1982 op basis van detachering en als interim manager werkzaam bij diverse woningcorporaties. Sinds 2006 is hij bij verschillende werving- en selectiebureaus ingeschreven voor potentiële opdrachten.
2.3.
[gedaagde] heeft zich enkele jaren geleden ingeschreven bij Steens. Aanmelding geschiedde middels de website van Steens.
2.4.
Op 26 augustus 2012 en op 18 februari 2015 heeft Steens [gedaagde] een e-mail gestuurd met daarin de volgende tekst:
‘Hartelijk dank voor het actualiseren van uw gegevens.
Voor de volledigheid treft u bijgevoegd nogmaals de “Voorwaarden Samenwerking” met Steens & Partners, waarop u zojuist akkoord hebt gegeven via onze website.’
2.5.
Artikel 11 van de onder 2.4 genoemde Voorwaarden Samenwerking (hierna: Voorwaarden) luidt als volgt:
‘Ingeval Kandidaat binnen 1,5 jaar na verzenddatum van de “Bevestigings-Email” door Steens & Partners bij de Cliënt of aan deze Cliënt gelieerde ondernemingen volgens de Kamer van Koophandel, een arbeidsovereenkomst, een “Overeenkomst van Opdracht” of een andersoortige overeenkomst aangaat, hetzij voor een andersoortige functie of werkzaamheden, hetzij rechtstreeks voor zich, hetzij door middel van en/of derden, wordt de aldus gesloten overeenkomst geacht te zijn tot stand gekomen dankzij de inspanningen van Steens & Partners en verbeurt Kandidaat aan Steens & Partners een direct opeisbaar bedrag van 750 keer het overeengekomen honorarium op uurbasis, zoals in de Bevestigings-Email staat. In onderling overleg is voor aanvang van de opdracht een aanpassing van dit artikel mogelijk, indien u aantoonbaar een eigen netwerk binnen de Cliënt heeft.’
2.6.
Op 14 mei 2013 heeft Steens [gedaagde] een e-mail gestuurd met een uitnodiging voor een gesprek. In de e-mail is de volgende tekst opgenomen:
‘Dit gesprek dient ter verdere beoordeling van opname in onze database van freelance finance professionals en eventuele toekomstige inzet op interim opdrachten bij onze opdrachtgevers via Steens & Partners.
Wij vinden het ook belangrijk om een aantal uitgangspunten van onze voorgenomen samenwerking te beschrijven. Deze treft u aan in de bijlage bij deze e-mail.
(…)
Graag ontvangen wij van een reply op deze e-mail, waarmee u de afspraak bevestigt en verklaart akkoord te zijn met de uitgangspunten van onze samenwerking.’
2.7.
Op 14 mei 2013 heeft [gedaagde] een reply-e-mail gestuurd op de e-mail als weergegeven onder 2.6.
2.8.
Op 17 mei 2013 heeft [gedaagde] een gesprek gehad met een medewerker van Steens, waarbij door Steens opgestelde uitgangspunten (hierna: Uitgangspunten) zijn besproken.
2.9.
Op 7 juli 2015 om 16.37 uur heeft Steens [gedaagde] een e-mail gestuurd met daarin de volgende tekst:
‘We hebben de opdracht Freelance Teamleider Huur Incasso met je besproken. Zoals afgesproken bevestig ik hierbij dat jij je kandidaat stelt voor deze opdracht bij de cliënt Staedion (strikt vertrouwelijk en persoonlijk) en dat je na een succesvolle interim-procedure, (als zzp-er) op deze opdracht via Steens & Partners wordt ingezet. Het honorarium dat wij zijn overeengekomen voor je inzet op deze opdracht is € 70 per gewerkt uur, excl. BTW en inclusief reiskosten.
(…)
‘Bijgevoegd tref je ook de Voorwaarden Samenwerking met Steens & Partners, welke op deze interim-procedure van toepassing van toepassing zijn. Kan je ons uiterlijk binnen een dag middels een “reply” op deze email, je schriftelijke bevestiging van bovengenoemde afspraken voor deze interim-procedure en de Voorwaarden Samenwerking geven.’
2.10.
Op 7 juli 2015 om 16.59 uur heeft [gedaagde] Steens een reply-e-mail gestuurd op de e-mail als weergegeven onder 2.9, met daarin zijn motivatie voor de vacature.
2.11.
De presentatie van [gedaagde] door Steens bij Staedion heeft niet geresulteerd in een overeenkomst tussen Steens en Staedion met betrekking tot [gedaagde].
2.12.
In februari 2016 is [gedaagde] door InterWork benaderd met betrekking tot een vacature als Teamleider Huuradministratie. [gedaagde] en InterWork zijn daarop een overeenkomst aangegaan voor de periode van 9 februari tot en met 6 mei 2016.

3.Het geschil

3.1.
Steens vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
‘[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Steens, zuls tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de navolgende bedragen:
a. € 63.525,00 in hoofdsom als vorengenoemd, dan wel een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag in hoofdsom;
b. € 1.410,25 aan buitengerechtelijke kosten, dan wel een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten;
c. de wettelijke rente over de onder a. en b. genoemde bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, evenals in de kosten van betekening en executie van het in deze te wijzen vonnis, voor zover hieraan niet vrijwillig binnen veertien dagen na de datum van wijzen wordt voldaan.’
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Steens in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Steens heeft aan haar vorderingen - kort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Ingevolge de Voorwaarden is [gedaagde] gehouden tot betaling van € 63.525,-, nu hij binnen 1,5 jaar na het versturen van de e-mail als weergegeven onder 2.9 in dienst is getreden bij een opdrachtgever van Steens waar hij door Steens was geïntroduceerd.
4.2.
Primair betwist [gedaagde] dat de Voorwaarden zijn overeengekomen. Subsidiair stelt hij dat voor zover de Voorwaarden wel van toepassing zouden zijn verklaard naast de Uitgangspunten, beide buiten toepassing moeten blijven nu voor [gedaagde] onduidelijk is welke set van algemene voorwaarden van toepassing is. Meer subsidiair heeft hij ter zitting gesteld dat voor zover de Voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst, artikel 11 van de Voorwaarden beperkt moet worden uitgelegd. Nog meer subsidiair stelt [gedaagde] dat indien een overeenkomst tot stand is gekomen waarop de Voorwaarden van toepassing zijn, hij deze heeft ontbonden wegens een tekortkoming aan de zijde van Steens, nu zij zich onvoldoende heeft ingespannen om [gedaagde] op een vacature geplaatst te krijgen. Nog meer subsidiair stelt hij dat artikel 11 van de Voorwaarden is vernietigd op grond van het onredelijk bezwarende karakter dan wel buiten toepassing moet blijven op grond van redelijkheid en billijkheid. Nog meer subsidiair stelt hij dat er geen grond is voor toekenning van de vordering, omdat Steens geen schade heeft geleden als gevolg van het handelen van [gedaagde]. Nog meer subsidiair stelt hij dat de vordering moet worden gematigd tot nihil, omdat deze in de gegeven omstandigheden buitensporig en onaanvaardbaar is.
4.3.
De vorderingen zullen worden afgewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
Voorwaarden niet overeengekomen
4.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de Voorwaarden niet zijn overeengekomen, voert [gedaagde] aan dat de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde] op 17 mei 2013 tot stand is gekomen, en daarbij slechts de Uitgangspunten van toepassing zijn verklaard. Steens erkent dat bij het gesprek op 17 mei 2013 de Voorwaarden niet zijn besproken, maar stelt dat de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde] pas tot stand is gekomen op het moment dat [gedaagde] akkoord ging met de voordracht door Steens bij Staedion door middel van de onder 2.10 genoemde e-mail van 7 juli 2015, en dat [gedaagde] in deze e-mail tevens akkoord is gegaan met de toepasselijkheid van de Voorwaarden.
4.5.
Op grond van artikel 6:217 BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Het aanbod en de aanvaarding vereisen een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). Ingevolge artikel 3:35 BW kan tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daar onder de gegeven omstandigheden aan mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
4.6.
Het staat vast dat de Voorwaarden op 7 juli 2015 naar [gedaagde] zijn verzonden en dat [gedaagde] op dezelfde dag de daarin verzochte reply-e-mail heeft gestuurd. De rechtbank is van oordeel dat deze reply-e-mail door Steens mocht worden begrepen als een tot haar gerichte verklaring dat [gedaagde] akkoord ging met de toepasselijkheid van de Voorwaarden op de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde]. In de door Steens verstuurde e-mail als weergegeven onder 2.9 wordt immers expliciet gevraagd naar een akkoordverklaring door middel van een reply-e-mail op dezelfde dag. Weliswaar wordt [gedaagde] in deze e-mail ook gevraagd naar een motivatie voor de vacature - welke hij in zijn reply-e-mail geeft -, maar het verzoek om de akkoordverklaring vormt een gewone alinea van de tekst in de e-mail en deze tekst is ook niet in kleinere letters weergegeven. Onder de gegeven omstandigheden mocht Steens derhalve aannemen dat [gedaagde] door middel van zijn reply-e-mail verklaarde akkoord ging met de toepasselijkheid van de Voorwaarden.
4.7.
Gelet op het bovenstaande kan de vraag of er reeds op 17 mei 2013 een overeenkomst tussen Steens en [gedaagde] tot stand is gekomen of pas op 7 juli 2015 verder onbesproken blijven. Het staat immers vast dat toepasselijkheid van de Voorwaarden in ieder geval op 7 juli 2015 door [gedaagde] is geaccepteerd, zodat deze onderdeel vormen van de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde].
4.8.
Dat de Voorwaarden niet inhoudelijk zijn besproken en dat [gedaagde] ontkent bekend te zijn met de inhoud van de Voorwaarden, doet niet af aan het bovenstaande. Naar oordeel van de rechtbank kwalificeren de Voorwaarden namelijk als algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231 sub a BW. Ingevolge artikel 6:232 BW is kennis van de inhoud van algemene voorwaarden niet vereist, mits gelding van de algemene voorwaarden als geheel is aanvaard.
Twee sets algemene voorwaarden
4.9.
[gedaagde] stelt voorts dat voor zover de Voorwaarden wel van toepassing zijn op de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde], de Voorwaarden buiten toepassing moeten blijven omdat er dan twee sets algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Bij het gesprek van 17 mei 2013 is immers toepasselijkheid van de Uitgangspunten overeengekomen. Steens stelt echter dat de Uitgangspunten van een andere aard zijn dan de Voorwaarden.
4.10.
De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [gedaagde] dat hij een beroep doet op een in het arrest van de Hoge Raad van 28 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC250 ontwikkelde rechtsregel. Het betrof daarbij het geval waarin naar twee onderling verschillende sets algemene voorwaarden was verwezen, met gebruik van het woord ‘of’, zonder dat op enigerlei wijze was aangegeven of nader geregeld welke van die sets in het gegeven geval van toepassing zou zijn. Voor zodanig geval heeft de Hoge Raad beslist dat geen van de sets algemene voorwaarden deel uitmaakt van de overeenkomst.
4.11.
Een dergelijke situatie doet zich hier echter niet voor. In de eerste plaats betwist Steens dat de Uitgangspunten te gelden hebben als algemene voorwaarden en dat zij onderdeel zijn geworden van de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde]. Echter, zelfs indien de Uitgangspunten zouden moeten worden aangemerkt als algemene voorwaarden en indien vast zou komen te staan dat de toepasselijkheid daarvan is overeengekomen tussen partijen, geldt dat deze gegevens onvoldoende zijn om zowel de Uitgangspunten als de Voorwaarden buiten toepassing te laten. De Hoge Raad heeft immers ook geoordeeld dat cumulatieve toepasselijkheid van twee sets algemene voorwaarden geen grond is om beide sets buiten toepassing te laten (HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1125).
Uitleg overeenkomst
4.12.
Ter zitting heeft [gedaagde] gesteld dat voor zover de Voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen Steens en [gedaagde], het relatiebeding als vervat in artikel 11 van deze Voorwaarden beperkt moet worden uitgelegd, in de zin dat de bedoeling ervan is om te voorkomen dat kandidaten Steens omzeilen door kort na een kennismaking met een potentiële opdrachtgever, rechtstreeks en buiten Steens om, de opdracht alsnog te aanvaarden. [gedaagde] mocht artikel 11 van de Voorwaarden derhalve zo begrijpen dat dit niet zag op de onderhavige situatie, waarin hij juist niet door tussenkomst van Steens bij Staedion heeft gewerkt. Steens stelt echter dat er geen grond is voor een dergelijke beperkte uitleg, omdat de Voorwaarden [gedaagde] meermalen zijn toegestuurd en hij derhalve voldoende mogelijkheid had om kennis te nemen van de inhoud van het beding.
4.13.
Nu partijen het niet eens zijn over hetgeen zij zijn overeengekomen, dienen de bewoordingen van de tussen hen geldende overeenkomst te worden uitgelegd. Het gaat daarbij echter niet alleen om de zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen in de artikel 11 van de Voorwaarden, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van betekenis, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.14.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] zich terecht op het standpunt stelt dat artikel 11 van de Voorwaarden in de gegeven omstandigheden beperkt moet worden uitgelegd in de zin dat dit artikel slechts ziet op situaties waarin Steens daadwerkelijk wordt omzeild. Daarbij is in de eerste plaats de vrijblijvende aard van de verhouding tussen Steens en [gedaagde] van belang. [gedaagde] stond immers reeds meerdere jaren ingeschreven bij Steens, maar als onbetwist is komen vast te staan dat Steens gedurende die periode niet meer heeft gedaan dan drie maal het cv van [gedaagde] te sturen naar potentiële opdrachtgevers naar aanleiding van vacatures die niet geheel aansloten op de achtergrond van [gedaagde]. [gedaagde] heeft voorts gesteld, en Steens heeft niet betwist, dat Steens voor de vervulling van de vacature bij Staedion waarvoor Steens was benaderd, vijf cv’s van kandidaten heeft gestuurd naar Staedion, en dat Staedion deze allemaal meteen terzijde heeft gelegd omdat ze niet ter zake dienend waren. Bovendien is [gedaagde] slechts werkzaam bij woningcorporaties en heeft hij dus een beperkte kring van potentiële opdrachtgevers. Ook relevant is dat de in artikel 11 van de Voorwaarden vervatte boete dermate hoog is dat daar naar oordeel van de rechtbank een sterk belemmerende werking vanuit gaat. In dit licht zou een ruime uitleg van artikel 11 van de Voorwaarden dus tot gevolg hebben dat [gedaagde] zeer sterk beperkt zou worden in zijn mogelijkheden om werk te vinden, terwijl daar slechts zeer geringe en niet effectieve inspanningen van Steens tegenover staan.
4.15.
Voorts is van belang dat [gedaagde] heeft gesteld, en Steens niet heeft betwist, dat het beding als vervat in artikel 11 van de Voorwaarden in het geheel niet tussen partijen ter sprake is gekomen, terwijl bij het gesprek op 17 mei 2013 de Uitgangspunten wel inhoudelijk zijn besproken. Weliswaar is in de Uitgangspunten opgenomen dat er per opdracht een concurrentiebeding zal worden overeengekomen van twee jaar, maar de inhoud daarvan is in de Uitgangspunten niet verder omschreven. Indien Steens voor ogen had om [gedaagde] ook in een geval als het onderhavige te houden aan een relatiebeding waarbij iedere overeenkomst tussen [gedaagde] en een potentiële opdrachtgever van Steens naar wie op enig moment het cv van [gedaagde] is gestuurd, geacht wordt door tussenkomst van Steens tot stand te zijn gekomen, had het in de rede gelegen om een dergelijke ruime uitleg van het beding met [gedaagde] te bespreken of hem anderszins te wijzen op zijn gebondenheid daaraan. Het gegeven dat de Steens de Voorwaarden meermalen heeft toegezonden aan [gedaagde] en [gedaagde] door middel van een vinkje op de website of het sturen van een reply-e-mail akkoord is gegaan met de toepasselijkheid van de Voorwaarden is daartoe in dit geval onvoldoende.
Omzeiling
4.16.
Steens stelt voorts dat ook een beperkte uitleg van artikel 11 van de Voorwaarden tot gevolg heeft dat [gedaagde] is gehouden tot betaling van de vorderingen, omdat zijn handelen kwalificeert als omzeiling van Steens. De rechtbank is echter van oordeel dat Steens niet gevolgd kan worden in deze stellingen. [gedaagde] is bij Staedion immers werkzaam geweest op een andere vacature dan waarvoor hij door Steens bij Staedion was voorgesteld. Bovendien was hij juist door Staedion afgewezen voor de vacature naar aanleiding waarvan Steens zijn cv naar Staedion had verstuurd. Voorts waren er op het moment dat [gedaagde] door InterWork bij Staedion werd geïntroduceerd, reeds zeven maanden verstreken na zijn introductie bij Staedion door Steens. Steens heeft in het geheel geen inspanningen verricht voor de tewerkstelling van [gedaagde] op de tweede vacature bij Staedion. Weliswaar stelt Steens dat [gedaagde] door middel van InterWork heeft bewerkstelligd dat hij alsnog bij Staedion kon werken, maar dit gegeven maakt niet dat er sprake is van omzeiling van Steens. Staedion heeft Steens nooit benaderd in verband met de vervulling van de onderhavige vacature.
4.17.
Voor zover Steens betoogt dat zij eventueel alsnog had kunnen worden ingeschakeld voor de vervulling van de vacature bij Staedion waarop [gedaagde] werkzaam is geweest en er dus om die reden sprake is van omzeiling van Steens, is de rechtbank van oordeel dat Steens deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Indien dit inderdaad in de rede had gelegen, had het op de weg gelegen van Steens dat te stellen en dat voor zover mogelijk door middel van stukken, verklaringen of anderszins nader te onderbouwen.
4.18.
Gelet op het hiervoor overwogene kunnen de overige verweren van [gedaagde] onbesproken blijven.
4.19.
Steens zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten € 97,73
- griffierecht 885,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 2.770,73

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Steens in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.770,73,
5.3.
veroordeelt Steens in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Steens niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Tijink en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017.[1729/2869]