ECLI:NL:RBROT:2017:5295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
10/811009-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in vereniging met onbekende mededader

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die bekend heeft geprobeerd in te breken in een woning te Berkel en Rodenrijs. De verdachte heeft verklaard dat hij op 7 januari 2017 samen met een ander een poging tot inbraak heeft gedaan door een steen door een ruit te gooien. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er twee verschillende voetsporen in de sneeuw zijn aangetroffen, waarvan één van de verdachte was. De verdediging betwistte het medeplegen, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd, ondanks dat de identiteit van de mededader onbekend bleef. De rechtbank achtte de poging tot inbraak wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte inmiddels een betaalde baan had en openstond voor begeleiding door de reclassering. De rechtbank wilde de verdachte een kans geven om zijn leven een positieve wending te geven, maar legde een forse taakstraf op om hem te doordringen van de ernst van zijn handelen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en zijn financiële problemen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811009-17
Datum uitspraak: 23 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortdatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr P.H.A. de Boer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het bewijs voor de aanwezigheid van een mededader ontbreekt. Er is een tweede voetspoor gevolgd vanaf de woning van aangever, maar dat bleek niet te matchen met een in de nabijheid van die woning aangetroffen persoon. Dan blijft onduidelijk hoe een en ander gelopen is, aldus de raadsman.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 7 januari 2017 te Berkel en Rodenrijs heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres delict] door een steen door een ruit te gooien.
Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij – toen hij wakker werd van een knal/glasgerinkel – uit het raam heeft gekeken en twee personen weg zag rennen. Bij de woning zijn kort nadien door de politie in ieder geval twee verschillende schoensporen aangetroffen in de verse sneeuw en één van deze schoensporen behoorde toe aan de verdachte. De rechtbank acht op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat de verdachte de poging om in de woning van de aangever in te breken samen met een ander heeft gepleegd en zal daarvan uitgaan. De omstandigheid dat de identiteit van de mededader onbekend is gebleven, doet daar niet aan af.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal uit een woning in vereniging.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 07 januari 2017 te Berkel en Rodenrijs, gemeente
Lansingerland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen
aan de [adres delict] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een raam van voornoemde
woning heeft verbroken/geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander in de nachtelijke uren geprobeerd om in te breken in een woning door een steen door één van de ruiten te gooien. Doordat de bewoner wakker werd van het geluid en het licht in de woning aandeed, hebben de verdachte en zijn mededader de poging gestaakt. Blijkens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting had de verdacht geen werk en dacht hij door het inbreken in de woning aan geld te kunnen komen. Deze houding baart de rechtbank zorgen. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen financiële problemen en heeft zich geen rekenschap gegeven van de nare gevolgen van een dergelijke poging tot inbraak voor het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft in het kader van een schorsingstoezicht een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 april 2017. De verdachte heeft volgens de reclassering geen inzicht geboden in mogelijke probleemgebieden en criminogene factoren. Door de weigerachtige houding van de verdachte ten aanzien van reclasseringstoezicht is de verwachting dat een dergelijk toezicht – indien dat wordt opgelegd – niet van de grond zal komen. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De rechtbank heeft verder gehoord wat de verdachte ter terechtzitting met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. Daaruit blijkt dat de verdachte sinds maart 2017 een betaalde baan heeft (op basis van een 0-urencontract) en gemiddeld 25 – 30 uur per week werkt. Ter zitting heeft de verdachte openheid van zaken gegeven met betrekking tot zijn betrokkenheid bij het feit en heeft hij verklaard dat hij open staat voor begeleiding door de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal daar echter van afzien, omdat het leven van de verdachte een positieve wending heeft gekregen en de rechtbank de verdachte voor een allerlaatste kans wil geven om deze positieve ontwikkeling te continueren. Om de verdachte te doordringen van de laakbaarheid van zijn handelen zal de rechtbank wel een forse taakstraf opleggen met een voorwaardelijk strafdeel. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
142 (honderdtweeënveertig) urente verrichten onvoorwaardelijke taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
71 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 januari 2017 te Berkel en Rodenrijs, gemeente
Lansingerland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen
aan de [adres delict] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een raam van voornoemde
woning heeft verbroken/geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.