Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De beoordeling
“er geen minnelijke regeling [kan] worden opgestart, vanwege een regresvordering. Haar ex-partner wil geen afstand doen van zijn regresrecht”. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring onvoldoende met redenen omkleed. Daartoe wordt het volgende overwogen.
15 december 2016, gewezen tussen verzoekster en haar ex-partner. Bij dit vonnis is verzoekster veroordeeld om € 30.900,52 te betalen aan haar ex-partner. De ex-partner staat echter niet op de schuldenlijst. De Kredietbank Rotterdam heeft in de schuldenlijst bij schuld nr. 1 aan BLG Hypotheken (ten bedrage van € 26.600,52) het volgende vermeld: “
Deze vordering is door een voorzieningenrechter behandeld. Het totaalbedrag was€ 30.900,52.” Uit deze toelichting leidt de rechtbank af, dat BLG Hypotheken de hoofdschuldeiser is of was. Als de ex-partner deze schuld inmiddels volledig heeft voldaan, zou hij op de schuldenlijst vermeld moeten worden in plaats van BLG Hypotheken. In dat geval is er geen aanleiding om deze schuldeiser (ex-partner) anders te behandelen dan andere schuldeisers. Er dient dan op reguliere wijze een aanbod tot een buitengerechtelijke schuldregeling te worden gedaan. Als zowel BLG Hypotheken als de ex-partner nog een vordering hebben, dient aan beide schuldeisers een aanbod te worden gedaan, gelijk aan het aanbod aan de andere schuldeisers.