ECLI:NL:RBROT:2017:5341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
10/711029-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en bedreiging met levensgevaarlijke misdrijven in Spijkenisse

Op 7 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en bedreiging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van een woning in Spijkenisse op 24 maart 2017, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was. Daarnaast werd hij beschuldigd van meerdere bedreigingen gericht aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.

Tijdens de zitting op 23 juni 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, kort voor de brand, bij zijn achterneef was geweest en dreigende uitspraken had gedaan over het in brand steken van de woning van [naam slachtoffer 1]. De tijdlijn van de gebeurtenissen, inclusief camerabeelden van een nabijgelegen winkel, ondersteunde de conclusie dat de verdachte de brand had gesticht. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan opzettelijke brandstichting en bedreiging, en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstig misdrijf had gepleegd, wat grote angst en onrust veroorzaakte bij de slachtoffers. De verdachte had ook een verleden van problematisch middelengebruik en was bezig met hulpverlening. De rechtbank besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf om de kans op recidive te verkleinen en de verdachte te begeleiden in zijn re-integratie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/
711029-17
Datum uitspraak: 7 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
Raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L Visser, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. Ten aanzien van feit 2 kan volgens de verdediging uitsluitend het vierde en zesde gedachtestreepje worden bewezen.
Feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen kan volgens de verdediging de volgende tijdlijn worden gemaakt:
12.09
vertrek van de verdachte bij de woning van [naam achterneef verdachte]
12.14.45
aankomst van de verdachte bij het Kruidvat
12.15
buurtbewoners [namen buurtbewoners] zien niets aan de woning van [naam slachtoffer 1]
12.17.53
vertrek van de verdachte bij het Kruidvat
De reistijd van het Kruidvat naar de woning van [naam slachtoffer 1] is één minuut volgens het proces-verbaal afstanden/tijdstippen. Dit maakt dat verdachte omstreeks 12.19 uur bij de woning van [naam slachtoffer 1] kon zijn.
Het ontsteken van de gevelbekleding met een aansteker duurt één minuut voordat de brand zichzelf in stand kan houden, gelet op het proces-verbaal betreffende het forensisch onderzoek naar de oorzaak en het gevolg van de brand. Dit zou omstreeks 12.20 uur zijn.
12.19
uur melding uitslaande brand [adres delict] (woning [naam slachtoffer 1] ).
Het is feitelijk niet mogelijk dat verdachte
nazijn bezoek aan het Kruidvat naar de woning van [naam slachtoffer 1] is gereden, daar de brand heeft gesticht en toen is vertrokken, aangezien de uitslaande brand al was gemeld voordat verdachte gelet op bovenstaande tijdlijn bij de woning van [naam slachtoffer 1] was aangekomen en de kans had de gevelbekleding vlam te laten vatten Brandstichting
voor zijn bezoek aan het Kruidvat is evenmin mogelijk, nu [naam achterneef verdachte] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte na bij hem ( [naam achterneef verdachte] ) te zijn vertrokken de woning van [naam slachtoffer 1] passeerde en buurtbewoners om 12.15 uur geen brand hebben gezien bij de woning van [naam slachtoffer 1] .
Degenen die de verdachte goed kennen zeggen dat de praatjes van de verdachte niet al te serieus moeten worden genomen. De moeder van de verdachte geeft aan dat zij hem vaker kreten als: “Ik steek ze in de fik. Ik steek ze neer” heeft horen roepen, maar als hij zulke dingen geroepen heeft, hoort ze hem meestal later ook zijn excuses aanbieden voor wat hij heeft gezegd. Uit de tapgesprekken tussen de verdachte en zijn moeder op 24 maart 2017 blijkt dat hij aan haar vraagt wat hij dan gedaan heeft en ontkent hij iets met de brand te maken te hebben.
Aan de verdachte zelf zijn geen bijzonderheden aangetroffen, zoals verbrande of verschroeide lichaamsbeharing. Eerder is gesuggereerd dat op de schoenen van de verdachte mogelijk een verhoging van de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen werd gezien. Die suggestie is verworpen door het deskundigenrapport van 21 april 2017.
Feit 2
Op 22 maart 2017 zou de verdachte volgens [naam slachtoffer 1] bedreigingen tegen hem hebben geuit op een parkeerplaats. Zijn vriendin [naam vriendin slachtoffer] was daarvan getuige, aldus [naam slachtoffer 1] . De vriendin van [naam slachtoffer 1] onderschrijft zijn verklaring niet. Zij geeft aan de verdachte geen bedreigingen hebben horen uiten. Indien er bedreigingen zouden zijn geuit, had zij dit kunnen horen, omdat zij naar eigen zeggen het raam van de auto open had staan en volgens [naam slachtoffer 1] een deel van de bedreigingen buiten de auto van de verdachte heeft plaatsgevonden. Aangezien [naam slachtoffer 1] alleen staat in zijn beschuldiging, kan het eerste gedachtestreepje niet worden bewezen.
Volgens [naam slachtoffer 1] zou de verdachte hem op 23 maart 2017 nog twee WhatsApp berichten hebben gestuurd met de tekst
'hoe kon je het doen'en
'ik kom langs of jouw beurt komt nog'.
Deze berichten zitten niet in het dossier en evenmin is vastgesteld wie die berichten heeft gestuurd of met welk nummer dat is gedaan.
'Hoe kon je het doen'is ook geen bedreiging. Ook het tweede gedachtestreepje kan dus niet worden bewezen.
Het derde gedachtestreepje ziet op uitlatingen die de verdachte zou hebben gedaan in bijzijn van zijn moeder. Alleen zij verklaart daarover. Ook dat kan daarom niet bewezen worden geacht.
[naam slachtoffer 2] zegt op 23 maart 2017 te zijn bedreigd terwijl ze op de fiets zat, de verdachte zou hebben gezegd:
'Ik sta hier om je op te wachten met spiritus etc.'(vijfde gedachtestreepje). Getuige [naam getuige] bevestigt dat hij op 23 maart 2017 een auto naast een fietser zag rijden en dat [naam slachtoffer 2] naar de bestuurder riep:
'je gaat mij toch niet in de fik steken!'. Verdachte ontkent dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij haar in brand zal steken. Hetgeen de getuige heeft gehoord, is niet de bedreiging waarvan verdachte wordt beschuldigd.
Ook voor het overige onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde is er enkel de verklaring van [naam slachtoffer 2] . Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 24 maart 2017 staat de woning aan de [adres delict] te Spijkenisse in brand;
de brand is aangestoken;
de gevel van voornoemde woning bestond grotendeels uit Keralit;
Keralit vat binnen één minuut vlam indien dit met een aansteker wordt aangestoken;
voor en na de brandstichting is de verdachte in de buurt van het plaats delict.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte zeer kort vóórdat de brandstichting heeft plaatsgehad, bij verschillende mensen heeft gedreigd met brandstichting terwijl hij sprak over [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . De verdachte was vlak voor de brand bij zijn achterneef,
[naam achterneef verdachte] , thuis. De woning van [naam achterneef verdachte] , gelegen aan het [adres 1] , is 180 meter verwijderd van de woning van [naam slachtoffer 1] . [naam achterneef verdachte] heeft vlak na het incident verklaard dat hij de verdachte voordat hij van zijn huis wegging hoorde zeggen dat hij de woning van [naam slachtoffer 1] in brand ging steken en dat hij later zag dat de woning van die [naam slachtoffer 1] in brand stond. De moeder van de verdachte, [naam moeder verdachte] , heeft bij de politie verklaard dat zij de verdachte op 22 maart 2017 hoorde zeggen: “Ik steek ze in de fik”, terwijl hij over [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] sprak.
Hierbij komt dat de tijdlijn toelaat dat de verdachte de brandstichting heeft gepleegd.
De verdachte is immers vlak voor de brand bij [naam achterneef verdachte] thuis geweest. Uit historische telefoongegevens blijkt dat er met het telefoonnummer van [naam achterneef verdachte] omstreeks 12.09.41 uur contact is geweest met het nummer van [naam moeder verdachte] . [naam achterneef verdachte] en [naam moeder verdachte] verklaren beiden ook dat [naam achterneef verdachte] omstreeks 12.10 uur heeft gebeld met [naam moeder verdachte] om door te geven dat de verdachte zojuist boos bij hem was weggegaan. [naam achterneef verdachte] is voordat hij belde eerst nog achter de verdachte aan gelopen, maar toen hij bij diens auto kwam reed de verdachte hard weg en [naam achterneef verdachte] is toen weer zijn woning in gelopen. Dit maakt dat de verdachte eerder dan 12.09.41 uur is weggereden bij [naam achterneef verdachte] en omstreeks 12.09 uur al bij de woning van [naam slachtoffer 1] moet zijn geweest.
De verklaring van de getuige [naam achterneef verdachte] op 26 maart 2017 inhoudende dat hij na het wegrijden van de verdachte is doorgelopen om te zien waar de verdachte heen reed en dat hij toen zag dat de verdachte de woning van [naam slachtoffer 1] voorbij reed, is tegenstrijdig met zijn verklaring op 24 maart 2017 vlak na de brand. In die verklaring zegt de getuige [naam achterneef verdachte] dat toen de verdachte met zijn auto ‘wegscheurde’ hij zijn woning is ingelopen en de moeder van verdachte heeft opgebeld om door te geven dat de verdachte boos is weggereden. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank voorbijgaan aan voornoemd onderdeel van de laatste verklaring van deze getuige.
Vervolgens zijn er camerabeelden van het Kruidvat waarop is te zien dat de verdachte omstreeks 12:14:47 uur het Kruidvat, gelegen aan het [adres 2] , binnenloopt. Het Kruidvat ligt op ongeveer 350 meter afstand van de in brand gestoken woning van [naam slachtoffer 1] aan het [adres delict] . De woning aan het [adres delict] bevindt zich bovendien tussen de woning aan het [adres 1] en het Kruidvat in. Om 12:19 uur komt de melding binnen van brand aan het [adres delict] .
De verdachte heeft zodoende de tijd gehad om na het vertrek bij [naam achterneef verdachte] naar de woning van [naam slachtoffer 1] te rijden, de gevelbekleding van die woning in brand te steken en verder te rijden naar het Kruidvat. Binnen deze tijdlijn is het - in tegenstelling tot wat de verdediging aanvoert - dus mogelijk dat de verdachte de woning aan het [adres delict] in brand heeft gestoken.
Tot slot blijkt uit de tapgesprekken tussen de verdachte en zijn moeder en de verdachte en zijn werkgever, [naam werkgever] , dat de verdachte ook na het incident spreekt over de brandstichting. Zo zegt de verdachte tegen zijn moeder op 24 maart 2017 om 15:27 uur: “Ja dit is het fucking begin” en “Vertel de politie maar dat ik dit soort dingen niet zomaar doet”. De verdachte en zijn werkgever spreken in het telefoongesprek dat op 24 maart 2017 om 16:35 uur wordt gevoerd over “ontkennen”, in hetzelfde telefoongesprek wijst de verdachte [naam werkgever] op de website [naam internetsite] over het laatst gelezen nieuws van Spijkenisse waarin wordt bericht over de brandstichting en zegt hij: “het is genoeg om een paar jaar op te sluiten.”.
Het gegeven dat buurtbewoners, [namen buurtbewoners] , hebben gezegd dat zij om 12.15 uur thuiskwamen, bijna voor het huis van [naam slachtoffer 1] hebben gestaan en niets bijzonders hebben gezien, sluit niet uit dat de brand toen al was gesticht aangezien het vuur laag is begonnen waarbij een muurtje de brandhaard aan het zicht onttrok en de brand vervolgens tijd nodig heeft gehad om zich uit te breiden.
De door de verdediging gesuggereerde mogelijkheid dat aangever [naam slachtoffer 1] zelf zijn eigen woning in brand heeft gestoken om op deze manier de verdachte “erin te luizen” is door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario onmogelijk is, gelet op de tijdlijn afgezet tegen de activiteiten van [naam slachtoffer 1] die ochtend.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders dan dat het de verdachte is geweest die de betreffende woning in brand heeft gestoken. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De tenlastegelegde bedreigingen middels WhatsApp-berichten zijn (ter zitting) door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Eerste gedachte streepje
Ondanks dat de toenmalige vriendin van [naam slachtoffer 1] , [naam vriendin slachtoffer] , die ter plaatse was heeft verklaard dat zij niet heeft kunnen horen wat er tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] werd gezegd, bevestigt zij wel het agressieve gedrag van de verdachte op dat moment. De verklaring van [naam slachtoffer 1] vindt naar het oordeel van de rechtbank daarom voldoende steun in voornoemde verklaring van [naam vriendin slachtoffer] .
Derde gedachte streepje
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de moeder van de verdachte met betrekking tot de bedreigingen die verdachte over [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] naar haar toe heeft uitgesproken nu de verdachte ter terechtzitting heeft erkend een dergelijke uitlating uit emotie te hebben gedaan.
Vijfde gedachte streepje
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam slachtoffer 2] , over de bedreigingen onder het vijfde gedachtestreepje van de tenlastelegging, wordt ondersteund door getuige [naam getuige] die aangeefster [naam slachtoffer 2] heeft horen zeggen: “Je gaat me toch niet in de fik steken”. Deze opmerking kan moeilijk anders worden bezien dan als een reactie op de ten laste gelegde bedreiging nu brandstichting in de eerdere - per WhatsApp gestuurde -dreigementen niet is genoemd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk brand heeft gesticht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict] , immers heeft verdachte toen aldaar een brandbare vloeistof tegen ((een) gevel(s) van) genoemde woning gegooid en/of gespoten en/of (vervolgens) die vloeistof en/of die gevel(s) en/of gevelbekleding van de/een gevel(s) van die woning in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met brandbare vloeistoffen en/of gevelbekleding, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of één of meer gevel(s) en/of deur(en) en/of pui(en)van) genoemde woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of één of meer zich in die woning en/of in (een) aangrenzende en/of omliggende woning(en) bevindend(e) goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar voor (de) zich in die woning en/of in (een) aangrenzende en/of omliggende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 24 maart 2017 te
Spijkenisse en/of elders in Nederland, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] (meermaal) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend:
- voornoemde [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Jullie hebben me helemaal gek gemaakt. Zowel jij als [naam 1] gaan eraan. Onbetrouwbare kankerlijer. Ik moet je vermoorden. Ik ben bang voor wat ik jullie allemaal aan ga doen." en/of
"Jij en [naam 1] gaan eraan. Jullie beurt komt nog. Ik ben bang voor mezelf.
Ik heb mezelf niet onder controle.
Ik weet niet wat ik allemaal ga doen" en/of
(terwijl hij een mes in zijn hand had) "Ik moet je benen eraf snijden" en/of
"Kanker zielig mannetje. Je komt nog wel", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [naam slachtoffer 1] (een) Whatsappberichten gestuurd met de tekst(en) "Hoe kon je het doen" en/of
"Ik kom langs of jouw beurt komt nog", en/of
- ( terwijl hij sprak over die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ) tegen [naam moeder verdachte] (de moeder van verdachte) gezegd "Ik steek ze in de fik. Ik steek ze neer", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- aan [naam 2] (een) whatsappbericht(en) gestuurd dat hij die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zou vermoorden, en/of
- die [naam slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik heb alleen nog maar de behoefte om je te slaan en tikken te geven. Voorheen wilde ik nog voor jou moorden, nu wil ik jou alleen maar vermoorden" en /of
"Ik sta hier om je op te wachten met spiritus, om je te verbranden en te vermoorden. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen, want ik houd teveel van je. Maar ik haat je nog meer ", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(telefonisch) tegen haar gezegd (zakelijk weergegeven) dat de klappen nog niets waren en dat zij er toch wel aan zou gaan, en/of
- die [naam slachtoffer 2] (een) whatsappbericht(en) gestuurd (onder andere) met de tekst(en) "Beseg nu maar dat je je doodsvonnis getekend heb me zoon wordt niet opgevoed door een sloerie del slet/kkhoertje. Jij bent snel weg" en/of
"..als je denkt dat je nu je klappen gehad hebt heb je het mis." en/of
"Denk je dat de politie je kan beveiligen??? Schijt aan de conceqenties jij en ber gaan er aan binnen 48 uur. Als de politie me daarna dood schiet of vast zet heb ik vrede mee. Maar jullie gaan er aan." en/of
"..Komt een moment dat ik me niet meer inhoud om je iets aan te doen. Gisteren had je nog geluk veel kusjes vol haat";
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 23 maart 2017 te Spijkenisse,
gemeente Nissewaard, [naam slachtoffer 2] (meermaal) heeft mishandeld door:
- die [naam slachtoffer 2] vast te pakken bij een voet en/of been en/of (met kracht/hard) in die voet en/of dat dat been te knijpen en/of die voet en/of dat been (met kracht) om te draaien of te verdraaien;
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij de/een arm(en) en/ of (daarin) te knijpen en/of een arm (geheel) om te draaien en/of
- ( met kracht) te duwen tegen de nek en/of rug en/of lichaam van die [naam slachtoffer 2]
en
- ( tegen het gezicht / de kaak) van die [naam slachtoffer 2] te stompen of slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en brandstichting, meermalen gepleegd;
3.
mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten 1 en 2 uitsluiten. Deze feiten zijn dus strafbaar.
5.1.
Strafbaarheid ten aanzien van feit 3
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte ten aanzien van het laatste gedachtestreepje een beroep op noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, toekomt. De raadsvrouw heeft daartoe gesteld dat de verdachte wankel op een trap stond met een tv in zijn handen en ondertussen klappen kreeg van aangeefster [naam slachtoffer 2] en in zijn duim werd gesneden. Aangeefster verklaart ook dat zij op hem af kwam toen hij zijn handen vol had en op de trap stond. Onder die omstandigheden heeft de verdachte uitgehaald om haar op afstand te houden.
5.1.2.
Beoordeling
Zoals overwogen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 2] tegen de kaak heeft gestompt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat de verdachte dit heeft gedaan in een situatie waarin een ruzie is ontstaan, door voornamelijk het toedoen van de verdachte zelf, tussen hemzelf en [naam slachtoffer 2] . Dat er sprake was van een noodweersituatie, is niet aannemelijk geworden uit de verklaring van de verdachte.
Het verweer wordt verworpen.
5.1.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 24 maart 2017 schuldig gemaakt aan brandstichting. Brandstichting behoort tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarzettende situaties kunnen ontstaan. Het veroorzaakt dan ook grote angst en onrust in de samenleving in het algemeen, en voor de slachtoffers in het bijzonder. Daarnaast is door de brandstichting aanzienlijke materiële schade veroorzaakt.
Voorts heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan bedreigingen, specifiek met brandstichting, maar ook met andere misdrijven tegen het leven gericht en zware mishandeling van zijn voormalige vriend en ex-vriendin. Hiernaast heeft hij zijn ex-vriendin mishandeld in en rondom haar eigen woning. Deze gedragingen van de verdachte hebben naast pijn ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt.
Behalve aan de bewezen feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het ad informandum gevoegde feit dat op de dagvaarding kort is omschreven (voorhanden hebben van een ploertendoder op 24 maart 2017). De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat dit feit niet afzonderlijk zal worden vervolgd. De verdachte heeft dit feit op de terechtzitting erkend. Met dit strafbare feit wordt bij de strafoplegging rekening gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 mei 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage over de verdachte van Het Leger des Heils, afdeling reclassering van 15 juni 2017. Uit dit rapport volgt onder andere dat de verdachte twee kinderen heeft uit eerdere relaties waaronder één uit de relatie met de aangeefster. Het contact verloopt moeizaam, mede veroorzaakt door de verdachte zelf.
Hij heeft de afgelopen periode veel alcohol en drugs gebruikt. Naar eigen zeggen kwam dit door de opgelopen spanningen in de relatie met de aangeefster. Verdachte heeft een verleden met problematisch middelengebruik. Om die reden wordt een verplicht reclasseringscontact geadviseerd, uitgevoerd door de verslavingsreclassering, alsmede het volgen van een gedragsinterventie, te weten een leefstijltraining.
De verdachte heeft een opleiding motorvoertuigentechniek gevolgd en vervolgens in de
steigerbouw gewerkt. Wanneer hij vrij komt, zou hij snel weer aan het werk kunnen. Verdachte was vroeger zelfstandig ondernemer, maar kon dit door financiële problemen niet volhouden. Hij stond voor zijn preventieve hechtenis onder bewindvoering en kreeg 50 euro leefgeld per week. Verdachte was bezig om hulp te zoeken voor zijn agressieproblematiek en zou een behandeling starten bij Het Dok. Hij wil er alles aan doen om zijn zoontje te kunnen blijven zien.
Gezien de problematische verhouding met zijn ex-partner, is het van belang om de situatie rond het gezin te blijven monitoren. De verdachte staat daarvoor open.
Hij heeft geen medewerking verleend aan psychologische rapportage. Hij lijkt bang te zijn dat dit eventueel gevolgen heeft voor de omgang met zijn zoontje. Hierdoor kan geen adequate inschatting van het recidiverisico worden gemaakt.
Als de verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bovendien acht de reclassering een verplicht reclasseringscontact met bijzondere voorwaarden geïndiceerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten, omdat zij zich op het standpunt stelt dat hooguit een deel van de ten laste gelegde bedreigingen en mishandeling kan worden bewezen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, aangezien de rechtbank alle ten laste gelegde feiten bewezen acht en de ernst van deze feiten dit niet toelaat.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De reclassering acht het in de rapportage van 15 juni 2017 aannemelijk dat de onzekere situatie tussen beide ouders in de toekomst tot (nieuw) geweld kan leiden, daar de verdachte heeft aangegeven dat hij in het verleden eerder geweld heeft gebruikt in de relationele sfeer. Mede gelet op het feit dat er sprake is geweest van aanhoudende bedreigingen en het feit dat meerdere personen de verdachte tevergeefs hebben geprobeerd te weerhouden van strafbare feiten, wordt het risico op recidive door de rechtbank hoog geschat.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade met betrekking tot feit 1 en € 250,- aan immateriële schade met betrekking tot feit 2.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, mede gelet op de onderbouwing daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van de brandstichting en bedreiging van [naam slachtoffer 1] .
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering gelet op de gestelde oorzaken onvoldoende is onderbouwd.
Voor de vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW heeft volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2012:BW1519) als uitgangspunt te gelden dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Hierbij dient het te gaan om een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging. Dit zal in de regel betekenen dat een rapportage door een deskundige onontbeerlijk is. Omdat in het onderhavige geval een deskundig rapport ontbreekt, dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Nader onderzoek naar het opgelopen letsel zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de heer [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te Den Haag, zolang de reclassering dat verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen voor zijn agressieproblematiek bij Het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. E.M.D. Angela en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk brand heeft gesticht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandbare vloeistof tegen ((een) gevel(s) van) genoemde woning gegooid en/of gespoten en/of (vervolgens) die vloeistof en/of die gevel(s) en/of gevelbekleding van de/een gevel(s) van die woning in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met brandbare vloeistoffen en/of gevelbekleding, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of één of meer gevel(s) en/of deur(en) en/of pui(en) van) genoemde woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of één of meer zich in die woning en/of in (een) aangrenzende en/of omliggende woning(en) bevindend(e) goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar voor (de) zich in die woning en/of in (een) aangrenzende en/of omliggende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 24 maart 2017 te
Spijkenisse en/of elders in Nederland, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] (meermaal) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend:
- voornoemde [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd : "Jullie hebben me helemaal gek gemaakt. Zowel jij als [naam 1] gaan eraan. Onbetrouwbare kankerlijer. Ik moet je vermoorden. Ik ben bang voor wat ik jullie allemaal aan ga doen." en/of "Jij en [naam 1] gaan eraan. Jullie beurt komt nog. Ik ben bang voor mezelf ik heb mezelf niet onder controle. ik weet niet wat ik allemaal ga doen" en/of (terwijl hij een mes in zijn hand had) "Ik moet je benen eraf snijden" en/of "Kanker zielig mannetje. Je komt nog wel", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [naam slachtoffer 1] (een) Whatsappberichten gestuurd met de tekst(en) "Hoe kon je het doen" en/of "Ik kom langs of jouw beurt komt nog", en/of -(terwijl hij sprak over die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ) tegen [naam moeder verdachte] (de moeder van verdachte) gezegd "Ik steek ze in de fik. Ik steek ze neer", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- aan [naam 2] (een) whatsappbericht(en) gestuurd dat hij die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zou vermoorden, en/of
- die [naam slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik heb alleen nog maar de behoefte om je te slaan en tikken te geven. Voorheen wilde ik nog voor jou moorden, nu wil ik jou alleen maar vermoorden" en /of "Ik sta hier om je op te wachten met spiritus, om je te verbranden en te vermoorden. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen, want ik houd teveel van je. Maar ik haat je nog meer ", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (telefonisch) tegen haar gezegd (zakelijk weergegeven) dat de klappen nog niets waren en dat zij er toch wel aan zou gaan, en/of
- die [naam slachtoffer 2] (een) whatsappbericht(en) gestuurd (onder andere) met de tekst(en) "Beseg nu maar dat je je doodsvonnis getekend heb me zoon wordt niet opgevoed door een sloerie del slet/kkhoertje. Jij bent snel weg " en/of "..als je denkt dat je nu je klappen gehad hebt heb je het mis." en/of "Denk je dat de politie je kan beveiligen??? Schijt aan de conceqenties jij en ber gaan er aan binnen 48 uur. Als de politie me daarna dood schiet of vast zet heb ik vrede mee. Maar jullie gaan er aan." en/of "..Komt een moment dat ik me niet meer inhoud om je iets aan te doen. Gisteren had je nog geluk veel kusjes vol haat";
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 23 maart 2017 te Spijkenisse,
gemeente Nissewaard, [naam slachtoffer 2] (meermaal) heeft mishandeld door:
- die [naam slachtoffer 2] vast te pakken bij een voet en/of been en/of (met kracht/hard) in die voet en/of dat dat been te knijpen en/of die voet en/of dat been (met kracht) om te draaien of te verdraaien;
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij de/een arm(en) en/ of (daarin) te knijpen en/of een arm (geheel) om te draaien en/of
- ( met kracht) te duwen tegen de nek en/of rug en/of lichaam van die [naam slachtoffer 2]
- ( tegen het gezicht / de kaak) van die [naam slachtoffer 2] te stompen of slaan.