ECLI:NL:RBROT:2017:5400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
5867950 VV EXPL 17-133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens illegale prostitutieactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en [gedaagde 1], met betrekking tot de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, Woonstad, vorderde ontruiming van de woning die door [gedaagde 1] werd gehuurd, omdat er illegale prostitutieactiviteiten zouden plaatsvinden. De procedure volgde na een bestuurlijke controle door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel, die op 20 februari 2017 in de woning een vrouw aantrof die seksuele handelingen aanbood. De huurovereenkomst tussen Woonstad en [gedaagde 1] bevatte bepalingen die het exploiteren van een bordeel in de huurwoning verboden. Woonstad stelde dat [gedaagde 1] zich niet als een goed huurder had gedragen door het gehuurde aan derden in gebruik te geven en dat hij aansprakelijk was voor de gedragingen van de aanwezige personen in de woning. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [gedaagde 1] tekort was geschoten in zijn verplichtingen als huurder, en dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming van de woning. De vordering tot betaling van een geldbedrag werd afgewezen, maar de ontruiming werd toegewezen. De rechter veroordeelde [gedaagde 1] en de derden tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na de uitspraak, en hen hoofdelijk in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5867950 VV EXPL 17-133
uitspraak: 26 april 2017
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. L. Th. Kleine,
tegen
1.[gedaagde 1],
wonende te [plaatsnaam],
gemachtigde: mw. mr. M. Shaaban,
2. de personen die verblijven en/of aanwezig zijn in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan staande en gelegen aan de [straat-en plaatsnaam],verblijvende te [plaatsnaam],
van wie niemand is verschenen,
gedaagden.
Partijen worden hierna respectievelijk “Woonstad”, “[gedaagde 1]” en “de derden” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 5 april 2017, met producties;
  • de door de gemachtigde van [gedaagde 1] ter mondelinge behandeling gebruikte en ingediende pleitaantekeningen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2017. Ter zitting is Woonstad vertegenwoordigd door haar medewerkster, mevrouw [N.], die werd bijgestaan door de gemachtigde, mr. L.Th. Kleine. De heer [gedaagde 1] is ter zitting in persoon verschenen en hij werd bijgestaan door de gemachtigde, mr. L. Vieira. De derden zijn, hoewel daartoe naar behoren te zijn opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling van de zaak verschenen. De aanwezige partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. De griffier heeft aantekening gehouden van het ter zitting verhandelde. De uitspraak van het vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[gedaagde 1] huurt sinds 17 september 2015 van Woonstad de woning aan [straat-en plaatsnaam], hierna verder te noemen “het gehuurde”.
2.2
Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Woonstad van toepassing.
2.3
In artikel 6 van de toepasselijke voorwaarden is (onder andere) het volgende vermeld:
“(…)
6.1
Huurder is verplicht het gehuurde zelf als woonruimte te gebruiken en is verplicht er zijn hoofdverblijf te hebben. Huurder zal het gehuurde als goed huurder gebruiken en onderhouden.
(…)
6.4
Huurder zal het gehuurde en de gemeenschappelijke ruimten in overeenstemming met de daaraan door verhuurder gegeven bestemming gebruiken. Het is huurder niet toegestaan in/nabij het gehuurde en/of de gemeenschappelijke ruimten:
(…)
-
een bordeel te exploiteren;
(…)
6.5
Het is huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of in gebruik te geven aan derden. Indien huurder van mening is hij in een zodanig uitzonderlijke situatie verkeert dat van het verbod van onderhuur zou moeten worden afgeweken, zal hij hiertoe een schriftelijk verzoek bij verhuurder moeten indienen.
6.6
Bij ongeoorloofde onderhuur of ongeoorloofd in gebruik geven aan derden, rust de bewijslast dat huurder het gehuurde onafgebroken als hoofdverblijf heeft gebruikt op huurder. Huurder is aansprakelijk voor de schade en gevolgschade die verhuurder lijdt ingeval van ongeoorloofde onderhuur of ongeoorloofd in gebruik geven van het gehuurde aan derden.
Verder dient huurder ingeval van ongeoorloofde onderhuur alle door de onderhuur ontvangen inkomsten aan verhuurder af te dragen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt vermoed dat huurder, in geval van ongeoorloofde onderhuur, maandelijks aan inkomsten uit onderhuur in ieder geval heeft ontvangen een bedrag dat gelijk is aan de ten behoeve van het gehuurde met verhuurder overeengekomen huurprijs, vermeerderd met de servicekosten.
(…)”
2.4
Op 20 februari 2017 werd door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van de Nationale Politie, Eenheid Rotterdam, hierna verder te noemen “AVIM” op het gehuurde een bestuurlijke controle gehouden. In het van de controle opgemaakte proces-verbaal is (onder andere) vermeld:
“(…)
Op maandag 20 februari 2017 werd door medewerkers van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel in hun hoedanigheid als toezichthouders contact gelegd met iemand die seksuele handelingen met een ander tegen betaling aanbood via een advertentie op de website Kinky.nI.
Er werd een telefonische afspraak gemaakt met een vrouw die adverteerde onder de werknaam “[X.]”.
De telefoon werd opgenomen door een Engelstalig sprekende vrouw, welke aangaf dat de “klant” naar de [straat-en plaatsnaam] moest rijden. Als de “klant” daar was, moest hij wederom contact opnemen om het huisnummer te verkrijgen. Ter plaatse werd per SMS contact gelegd en werd doorgegeven dat de “klant” op de eerste verdieping op nummer [huisnummer] moest zijn.
Op maandag 20 februari 2017, omstreeks 14:05 uur werd door een personeelslid van de AVIM aangebeld bij de woning aan de [straat-en plaatsnaam]. Er werd open gedaan door een schaars geklede vrouw. Het personeelslid van de AVIM legitimeerde zich door middel van het door dienstwege verstrekte politie legitimatiebewijs en deelde zijn doel en komst mede. Vervolgens liet de vrouw de medewerkers van de AVIM binnen. Er werd door de medewerkers van de AVIM een controle in de woning uitgevoerd.
Er waren twee personen aanwezig tijdens de controle. Over hun aanwezigheid en betrokkenheid is het volgende bekend:
Aanwezige 1
De vrouw die seksuele handelingen aanbood met als werknaam [X.] bleek te zijn:
M---A---- B---- geboren op 11 augustus 1995 te ----- in -----.
Woonachtig / verblijvende op [straat-en plaatsnaam].
De vrouw staat niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Betrokkene werd door een van de medewerkers van AVIM in de Engelse taal gehoord. Over het aanbieden van seksuele handelingen en haar aanwezigheid verklaarde zij het volgende:
Mijn naam is M----Al----B----. Ik kom uit -----.
Ik werk op vrijwillige basis in de prostitutie. Mijn werknaam is [X.].
Ik doe dit werk geheel op vrijwillige basis. Niemand dwingt mij iets om dit te doen. Het verdiende geld kan ik zelf behouden. Ik draag niet af.
Ik doe dit werk vanwege mijn financiële situatie. Ik probeer op deze manier mijn studie te betalen.
U zegt tegen mij dat U van een politie-eenheid bent die zaken van mensenhandel onderzoek. Ik kan U verzekeren dat dit in mijn geval niet zo is.
Mijn ouders en zus woning nog in ----- Zij weten wel dat ik in Nederland ben maar weten niet dat ik dit werk doe.
De woning waar ik verblijf heb ik gehuurd via een agentschap. Ik weet hier geen naam meer van en telefoonnummer. U zegt dat U mij niet geloofd maar het is zo. Ik weet dat hier een donkere man woont met de naam [gedaagde 1]. Ik verblijf nu ongeveer 4 maanden in deze woning, Ik weet niet waar [gedaagde 1] woont. Volgens mij gaat hij naar Afrika. Ik zie hem 1 keer per maand als hij de huur komt ophalen. Ik betaal aan hem 700 euro per maand. Ik heb dus al 2800 euro aan hem betaald. Er bestaat geen huurcontract voor de woning tussen [gedaagde 1] en mijzelf. Ik denk niet dat hij weet dat ik in de prostitutie werk.
U vraagt aan mij hoeveel klanten ik heb gehad. Ik denk per week ongeveer 5 of 6. Ik werk altijd met condoom en laat mij in ---- testen op geslachtsziekten.
De man die U in de woning aantrof woont samen met mij hier. Hij is mijn vriend. Hij weet dat ik dit werk doe.
(…)
Aanwezige 2
De man die werd aangetroffen in een van de slaapkamers bleek te zijn:
M----A---- geboren op 07 september 1977 te ----.
Woonachtig ---- te -----
Betrokkene werd door een van de medewerkers van AVIM in de Engelse taal gehoord. Over zijn aanwezigheid en het aanbieden van seksuele handelingen in de woning verklaarde hij het volgende:
Ik ben een vriend van B. Ik woon normaliter in Ik weet dat er prostitutiewerkzaamheden in
deze woning plaatsvinden. Ik heb daar verder niets mee te maken. Ik weet niet van wie de woning is.
(…)
Aangetroffen situatie in woning, omschrijving bedrijfsmatigheid
Dat er in het pand sprake was van (bedrijfsmatige) prostitutie, bleek uit de aangetroffen situatie:
Het pand [straat-en plaatsnaam] betreft een flatwoning op de eerste verdieping. Het betreft een driekamerfiat. In alle drie de kamers was een bed aanwezig. In slaapkamer 1 werd een tweepersoons opgemaakt bed aangetroffen. In slaapkamer 2 werd tevens een tweepersoons opgemaakt aangetroffen. In deze slaapkamer stond ook een nachtkastje met daarin een condoomverpakking en glijmiddel. In de woonkamer was een bedbank aanwezig welke ook was opgemaakt met beddengoed. In slaapkamer 1 en 2 hingen geen voorwerpen aan de muur. De woonkamer was minimaal ingericht. Er werd in de woning
geen prullenbak aangetroffen met gebruikte condooms.
De prostituee is geen huurder of eigenaar van de woning. De prostituee staat niet ingeschreven op het adres waar ze werd aangetroffen. Er wordt geadverteerd door de prostituee.
(…)
De prostituee verklaarde zelf al vanaf november 2016 in de woning te verblijven en haar werkzaamheden als prostituee daar uit te voeren. Ze verklaarde verder vijf a zes
klanten te ontvangen per week. Verder verklaarde ze het verdiende geld te gebruiken om haar studie te bekostigen.
In de telefoon van betrokkene B----- werden veel afspraken met klanten teruggevonden. Verder kon in de telefoon bevestigingen teruggevonden worden van registratie bij de site Kinky.nl en Happyescort.nl. Tevens was in de telefoon te zien dat vanaf 09 november 2016 tot 03 februari 2017 er aanmeldingen plaatsvonden bij eerder genoemde sites.
Er zijn geen klachten bekend bij de politie met betrekking tot overlast in het betreffende pand.
(…)
BESTUURLIJKE AANGRIJPINGSPUNTEN
(…)
Het volgende werd geconstateerd:
1. Naar aanleiding van de bevindingen die hierboven zijn vermeld, is het vermoeden ontstaan dat in de woning [straat-en plaatsnaam] een seksinrichting wordt geëxploiteerd waarbij in ieder geval een (1) dame is betrokken.
2. Op het adres [straat-en plaatsnaam] verblijven 2 personen waarvan er een (1)
werkzaam is als prostituee die adverteert op Kinky.nl en daar niet BRP staan ingeschreven.
3. Op het adres [straat-en plaatsnaam] staan twee personen ingeschreven, die op het moment van de controle daar niet verbleven.
4. Op dit adres en aan alle genoemde betrokkenen is door het bevoegd orgaan — de gemeenteRotterdam — geen vergunning afgegeven voor het exploiteren van een seksinrichting.
5. Door geen van de aanwezigen werd en huurovereenkomst getoond die betrekking zou hebben op de woning alhoewel een (1) betrokkene aangaf het pand te huren en daar al vier maanden te verblijven.
6. De foto’s die zijn gebruikt op de site Kinky.nl zijn gemaakt in de woning aan [straat-en plaatsnaam].
7. Bij nacontrole bleek dat de advertentie met nummer [advertentienummer] op 21 februari 2017 nog steeds in gebruik was op Kinky.nl, dit maal werd de naam “[Y.]” gebruikt. De advertentie bevatte dezelfde tekst als die van [X.]” op 20 februari en kennelijk is betrokkene B---- niet met haar aktiviteiten gestopt ondanks dat dit haar wel was aangezegd door medewerkers van de AVIM.
De woning aan [straat-en plaatsnaam] is geen vergunde seksinrichting als bedoeld in artikel 3.3 onder 1 van de Algemene Plaatselijke Verordering Rotterdam 2012, terwijl de woning wel als zodanig gebruikt werd.
(…)
Gelet op het illegale gebruik van de woning aan de [straat-en plaatsnaam] is medegedeeld dat de burgemeester wordt verzocht maatregelen te treffen om de illegale situatie te beëindigen en dat een maatregel een (tijdelijke) sluiting van de illegale seksinrichting kan inhouden.
Ik verzoek de burgemeester van de gemeente Rotterdam in overweging te nemen om:
• passende bestuurlijke maatregel(en) te nemen om de illegale situatie te beëindigen.
• het gebruik van de locatie te toetsen aan de bestemming volgens het bestemmingsplan en in het geval van een andere bestemming dan prostitutie, adequate maatregelen te nemen om de
overtreding te stoppen en voor de toekomst te voorkomen.
• de BRP-inschrijving van de woning te controleren in verband met mogelijke adresfraude.
• te controleren of er mogelijk sprake is van uitkeringsfraude.
• de eigenaar en gebruiker van de woning te wijzen op hun verantwoordelijkheid.
(…)”
2.5
Bij aangetekend schrijven van 7 maart 2017 aan [gedaagde 1] heeft Woonstad een gerechtelijke procedure aangekondigd en [gedaagde 1] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf op te zeggen.
2.6
Bij brief van 16 maart 2017 heeft de gemeente Rotterdam Woonstad uitgenodigd voor een zienswijzegesprek in verband met de in het gehuurde aangetroffen illegale seksinrichting.
2.7
Bij brief van haar gemachtigde d.d. 30 maart 2017 heeft Woonstad nogmaals aangekondigd een gerechtelijke procedure te zullen starten en heeft zij [gedaagde 1] voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst zelf op te zeggen.
2.8
[gedaagde 1] heeft de huurovereenkomst niet opgezegd.

3.De vordering

3.1
Woonstad heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- gedaagden ieder afzonderlijk te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
- [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling aan Woonstad van primair € 3.500,00, subsidiair € 2.800,00, meer subsidiair een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vorderingen heeft Woonstad - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat er sprake is van zodanige tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde 1] dat deze in de gegeven omstandigheden in een nog te voeren bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zullen rechtvaardigen waardoor vooruitlopend op dat oordeel Woonstad belang heeft bij de ontruiming van het gehuurde. [gedaagde 1] heeft door in het gehuurde een illegale seksinrichting te laten exploiteren en het gehuurde aan derden in gebruik te geven zich niet als een goed huurder gedragen en in strijd met de artikelen 6.1, 6.4 en 6.5 van de toepasselijke voorwaarden en artikel 7:214 BW gehandeld. [gedaagde 1] heeft door het overhandigen van zijn sleutel aan een bekende bewust het risico genomen dat er prostitutie plaats kon vinden in het gehuurde. Ook indien [gedaagde 1] afwezig was en van niets wist, is hij aansprakelijk voor de illegale seksuele dienstverlening vanuit het gehuurde, nu hij op grond van artikel 7:219 BW tegenover Woonstad aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden. Op grond van artikel 6.6 van de toepasselijke voorwaarden is [gedaagde 1] het in verband met de ongeoorloofde onderhuur ontvangen bedrag van € 3.500,00 (berekend tot en met de maand maart 2017) danwel € 2.800,00 (berekend tot en met de maand februari 2017) aan Woonstad verschuldigd. Zij vordert dan ook betaling daarvan van [gedaagde 1]. De derden bevinden zich ongeoorloofd in het gehuurde waardoor Woonstad ook ten opzichte van hen belang heeft bij de ontruiming van het gehuurde.

4.Het verweer

4.1
De derden zijn niet ter zitting verschenen en hebben ook geen (schriftelijk) verweer kenbaar gemaakt.
4.2
[gedaagde 1] heeft tegen de vorderingen - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat Woonstad geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen nu wordt betwist dat er sprake is van prostitutiewerkzaamheden vanuit het gehuurde en er voorts nooit klachten zijn geweest van omwonenden. Ook heeft zij geen spoedeisend belang bij de geldvordering. [gedaagde 1] heeft geen prostitutiewerkzaamheden vanuit het gehuurde laten plaatsvinden. Hij heeft slechts de sleutel van zijn woning aan een kennis gegeven die een slaapplek nodig had. Die kennis heeft ook eerder zonder problemen te veroorzaken enkele keren een avond in het gehuurde gelogeerd. [gedaagde 1] was van 1 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 in Somalië vanwege zijn ernstig zieke oma. Hij was dan ook niet in het gehuurde toen de AVIM de controle uitvoerde. [gedaagde 1] betwist het gehuurde onder te hebben verhuurd en voorts betwist hij € 700,00 per maand van een vrouw te hebben ontvangen uit hoofde van (onder)huur. [gedaagde 1] kent de op 20 februari 2017 in het gehuurde aangetroffen vrouw niet.

5.De overige stellingen van partijen

5.1
De overige stellingen van partijen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd en voor zover nodig worden die stellingen in het kader van de beoordeling van de vordering besproken.

6.De beoordeling van de vordering

6.1
In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde 1] heeft gesteld, is voldoende gebleken dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening tot ontruiming van het gehuurde. De Gemeente Rotterdam heeft een bestuurlijke maatregel aangekondigd die kan uitmonden in sluiting van het gehuurde, een maatregel die buiten toepassing zou kunnen worden gelaten indien ontruiming van het gehuurde in de tussentijd plaats zou vinden. Woonstad heeft dan ook belang bij een spoedige uitspraak en is te dien aanzien ontvankelijk. Ten aanzien van de vordering tot betaling van een bedrag van € 3.500,00, subsidiair € 2.800,00, meer subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag, is het spoedeisend belang onvoldoende gesteld. Woonstad is dan ook niet ontvankelijk ten aanzien van laatstgenoemde vordering.
6.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Woonstad in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6.3
Dit geschil ziet op de vraag of er in casu sprake is van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat (uiteindelijk) in een bodemprocedure de huurovereenkomst ontbonden zou worden en ontruiming van het gehuurde zou worden toegewezen.
6.4
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Op grond van artikel 7:219 BW kan de huurder ook aansprakelijk worden gesteld voor gedragingen van hen die met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden. Uit vaste rechtspraak volgt dat voor een geslaagd beroep op artikel 7:219 BW voor de ontbinding van de huurovereenkomst beslissend is of de huurder zich, in het licht van de gedragingen van derden, zelf niet als goed huurder heeft gedragen.
6.5
Woonstad heeft gesteld dat [gedaagde 1] is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst (al dan niet door eigen handelingen dan wel door handelingen van derden ex artikel 7:219 BW) door het gehuurde aan derden in gebruik te geven, het gehuurde onder te huren en/of prostitutiewerkzaamheden vanuit het gehuurde te laten plaatsvinden. Hiermee heeft [gedaagde 1] naar de stellingen van Woonstad de artikelen 6.1, 6.4 en 6.5 van de toepasselijke huurvoorwaarden geschonden, alsmede de artikelen 7:213 en 7:214 BW.
6.6
De kantonrechter hecht bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde 1] zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan een schending van voornoemde artikelen groot belang aan het door Woonstad in het geding gebrachte proces-verbaal. Dit is immers een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van een opsporingsambtenaar die ter plekke de situatie heeft kunnen beoordelen en de aanwezige personen heeft gesproken.
Uit voornoemd proces-verbaal, zoals geciteerd sub 2.4, volgt dat op 20 februari 2017 een in het gehuurde aanwezige dame seksuele diensten heeft aangeboden vanuit het gehuurde. Zij heeft aangegeven haar diensten reeds sinds november 2016 aangeboden te hebben op de website Kinky.nl en vervolgens in voormelde periode 5 a 6 klanten per week ontvangen te hebben. Ook de op 20 februari 2017 aanwezige vriend van deze dame heeft verklaard weet te hebben van prostitutiewerkzaamheden die vanuit het gehuurde plaatsvonden. De opsporingsambtenaar heeft met toestemming van de aanwezige dame in haar telefoon kunnen verifiëren dat er inderdaad afspraken zijn gemaakt met klanten die terug gingen tot in ieder geval november 2016. Deze bevindingen van de opsporingsambtenaar spreken het incidentele karakter van de aanwezigheid van deze dame ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden in het gehuurde, waar [gedaagde 1] zich op beroept, tegen. Daar komt nog bij dat [gedaagde 1] ter mondelinge behandeling geen verklaring had voor de constatering van de opsporingsambtenaar dat in de advertentie waarmee de betreffende dame gedurende al deze tijd (dus in ieder geval vanaf november 2016) haar diensten aanbiedt foto’s werden gebruikt die in het gehuurde waren gemaakt. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van de bevindingen zoals deze in het proces-verbaal zijn vermeld.
Voorts volgt uit het proces-verbaal d.d. 20 februari 2017 dat het gehuurde dusdanig was ingericht dat de opsporingsambtenaar daaruit opmaakte dat in het gehuurde al langere tijd (op bedrijfsmatige wijze) prostitutiewerkzaamheden werden verricht. In elke kamer, zelfs in de woonkamer, waren opgemaakte bedden aanwezig en het was minimaal ingericht. [gedaagde 1] heeft weliswaar gesteld dat zijn spullen uit het gehuurde zijn gestolen tijdens zijn afwezigheid in verband met een vakantie naar Somalië van 1 februari 2017 tot en met 7 maart 2017, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd. Hij heeft geen proces-verbaal van aangifte overgelegd, noch heeft hij bijvoorbeeld door overlegging van foto’s van de binnenkant van zijn woning onderbouwd dat daar, vóór zijn afwezigheid in verband met een reis naar Somalië, een inrichting was waaruit blijkt dat het gehuurde conform de bestemming, te weten “woonruimte”, door hem werd gebruikt. Ook de omstandigheid dat hij pas 2 weken na zijn terugkomst uit Somalië contact heeft opgenomen met Woonstad teneinde te verzoeken het slot van het gehuurde te vervangen omdat hij het gehuurde niet binnen kon komen, doet afbreuk aan de door [gedaagde 1] ingenomen stelling. Immers, verwacht zou worden dat de onmogelijkheid om je woonruimte in te kunnen een eerdere reactie zou teweegbrengen.
Wel heeft [gedaagde 1] betwist dat hij de op 20 februari 2017 in het gehuurde aangetroffen dame in het gehuurde heeft gelaten en heeft hij zijn vakantie in de periode van 1 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 onderbouwd door overlegging van vliegtuigtickets van en naar Somalië. [gedaagde 1] heeft aangegeven een kennis, ene [A.], de sleutels van het gehuurde te hebben gegeven tijdens zijn afwezigheid in voornoemde periode.
Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] in eerste instantie gesteld dat zijn kennis tijdens zijn afwezigheid zijn post in de gaten zou houden. Nadat Woonstad [gedaagde 1] erop had gewezen dat ter controle van de post de sleutel van het gehuurde niet nodig is (het postbakje bevindt zich beneden in de portiek en gaat open met een aparte sleutel), veranderde echter het verhaal van [gedaagde 1]: zijn kennis had een logeerplek nodig, zoals hij dat wel eens vaker had gehad, en [gedaagde 1] had hem daarom in vertrouwen de sleutel van het gehuurde gegeven in die periode. [gedaagde 1] acht het mogelijk dat deze kennis de betreffende dame heeft binnengelaten en prostitutiewerkzaamheden heeft laten verrichten vanuit het gehuurde. Hij heeft verklaard thans geen contact meer te hebben met deze persoon, omdat hij onbereikbaar is en geen adres heeft.
Het enige dat [gedaagde 1] weet van deze kennis, zo bleek na vragen van de kantonrechter ter zitting, is dat hij [A.] heet en vrachtwagenchauffeur is. [gedaagde 1] gaf aan geen familienaam of adres te kennen van deze persoon. Deze [A.] zou alleen een enkele keer eerder bij [gedaagde 1] geslapen hebben. Dit geeft geen blijk van een dermate hechte band dan wel kennis van de persoon van deze [A.] dat [gedaagde 1] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [A.] op een goede manier voor het gehuurde zou zorgdragen. Dat [gedaagde 1] deze [A.] de sleutel heeft toevertrouwd is enigszins merkwaardig, omdat gebleken is dat er personen zijn die [gedaagde 1] goed kent om het gehuurde in de gaten te houden bij zijn afwezigheid.
Allereerst is er zijn oom, die eveneens in het gehuurde zou wonen en daar ook staat ingeschreven. Deze oom zou niet in het gehuurde zijn omdat hij in de omgeving mantelzorg zou verlenen aan een oudere dame. Niet is goed in te zien, waarom deze oom deze zorgtaak niet heeft kunnen combineren met het zo nu en dan bezoeken van het gehuurde, waar hij immers ook woonde. Verder blijkt de moeder van [gedaagde 1] in de directe nabijheid van het gehuurde te wonen.
Niet is gesteld dat moeder en oom om wat voor reden dan ook niet in de gelegenheid waren een “oogje in het zeil’ te houden. De onzorgvuldige wijze waarmee [gedaagde 1], naar zijn eigen stellingen, is omgegaan met het gehuurde is niet zoals een goed huurder betaamt.
6.7
Het voorgaande leidt naar het oordeel van de kantonrechter tot de conclusie dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde 1] (in verband met zijn eigen gedragingen en gedragingen waarvoor hij op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk gehouden kan worden) die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen kan rechtvaardigen. De vordering van Woonstad om reeds vooruitlopend daarop het gehuurde te mogen ontruimen zal dan ook worden toegewezen, net als jegens de derden die verstek hebben laten gaan. Gelet op het bepaalde in artikel 140 Rv geldt dit vonnis ook jegens hun als een vonnis op tegenspraak.
6.8
[gedaagde 1] en de derden worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskoten van Woonstad veroordeeld.

7.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
verklaart Woonstad niet-ontvankelijk voor wat betreft haar vordering tot betaling van een bedrag van € 3.500,00 c.q. € 2.800,00 c.q. een nader te bepalen bedrag;
veroordeelt [gedaagde 1] en de derden, ieder afzonderlijk, tot ontruiming van het gehuurde, met de daarin aanwezige goederen en personen, binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis;
veroordeelt [gedaagde 1] en de derden, hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 581,31 aan verschotten en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
345