ECLI:NL:RBROT:2017:5476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
C/10/524502 / KG ZA 17-354
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte domeinnaam en handelsnaam afgewezen na samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Hoi4U Signmakers B.V. en Hoi4U Nederland B.V. De eiser vorderde de overdracht van de domeinnaam en de handelsnaam, die hij in het kader van een beoogde samenwerking met de gedaagden had ingebracht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de eiser de handelsnaam en domeinnaam niet wenste over te dragen. De eiser had op 24 december 2014 de domeinnaam gekocht en had deze samen met [gedaagde] ingericht. In de loop van 2016 waren er gesprekken geweest over een samenwerking, maar de rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij rechthebbende was op de handelsnaam en domeinnaam. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af, omdat niet kon worden vastgesteld dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK [woonplaats]

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/524502 / KG ZA 17-354
Vonnis in kort geding van 18 mei 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. Willemsen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOI4U SIGNMAKERS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOI4U NEDERLAND B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagden,
[gedaagde] verschenen in persoon en Hoi4u Signmakers B.V. en Hoi4u Nederland B.V. vertegenwoordigd door J. [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ).
Partijen zullen hierna [eiser] en Hoi4u c.s. genoemd worden. Gedaagden worden daarnaast afzonderlijk aangeduid met [gedaagde] (voor gedaagde 3) en Hoi4u (voor gedaagden 1 en 2 gezamenlijk).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties van [eiser]
  • de mondelinge behandeling op 4 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 24 december 2014 de domeinnaam gekocht.
2.2.
De website van , met webshop, heeft [eiser] met [gedaagde] ingericht. [gedaagde] was verantwoordelijk voor de installatie van de webshop.
2.3.
Najaar 2016 besloot [eiser] dat hij een (financiële) partner nodig had om succesvol te kunnen maken.
2.4.
In november 2016 heeft het eerste contact plaatsgevonden tussen [eiser] en [bedrijf] , namens Hoi4U, dat beschikte over machines waarmee de producten konden worden gemaakt, en is gesproken over een mogelijke samenwerking tussen [eiser] , [gedaagde] en Hoi4U om de onderneming achter succesvol(ler) te maken.
2.5.
Op 17 november 2016 heeft [eiser] gegevens over de prijzen van via verkochte producten aan [bedrijf] , van Hoi4U, toegezonden.
2.6.
Er hebben gesprekken tussen partijen plaatsgevonden, waarin onder meer de intentie is uitgesproken per 1 januari 2017 te gaan samenwerken.
Details van de samenwerking moesten nog worden uitgewerkt en over de afrekening van voor en door de nieuwe onderneming te maken kosten bestond nog geen overeenstemming.
Er was wel overeenstemming over dat ieder een inbreng zou hebben in het kader van (het voornemen tot) de samenwerking.
2.7.
In het kader van de beoogde samenwerking per 1 januari 2017 zijn [eiser] en [gedaagde] eind 2016 reeds verhuisd naar een nieuwe kantoorruimte, in het pand waar ook Hoi4U gevestigd is.
2.8.
[eiser] heeft op 25 november 2016 aan [gedaagde] een e-mail gestuurd, voor zover van belang, luidende:
“ [gedaagde] ,
(…)
Heb nog even nagedacht over de investering die voor ons ligt en vind dat we die moeten doen omdat dat de kans geeft op een cashflow waardoor het bedrijf levensvatbaar wordt.
Ook vind ik dat we een besluit moeten nemen over de verdeling.
(…)
Dan het verhaal voor [persoon 1] .
Volgens mij is dit de essentie waarbij onze software nog een discussiepunt is.
Hoi4U brengt in:
  • Bemanning voor call center (betaling per gesprek/call?)
  • Productiefaciliteiten (kijken naar de kosten hiervan in relatie tot canvascompany)
  • Kantoorruimte (fee voor bv)?
  • Cash voor doorontwikkeling canvasfoto.nl
  • Machinepark voor productie
  • Netwerk [persoon 1]
Canvasfoto brengt in:
  • Software website
  • Omzet vanuit canvasfoto
  • Kennis [persoon 2] en [gedaagde]
Wat heeft Canvasfoto nodig?
  • Budget voor doorontwikkeling website
  • Budget marketing”
2.9.
[eiser] heeft op 29 november 2016 aan Hoi4u c.s. een e-mail gestuurd, waarin, voor zover van belang, is opgenomen:
“Hallo [persoon 1] ,
(…)
Onze match is erg goed. Jij hebt machines, mensen en een kantoor en wij hebben een goed werkende website waar omzet uitkomt. Sterker nog met de deal waar we nu mee bezig zijn met GMU verwachten we volgend jaar 120-150k omzet te gaan doen. Waar we dan goed gebruik van kunnen maken van jouw netwerk en faciliteiten.
In de bijlage staat een summiere begroting voor volgend jaar met daarin de kosten voor marketing en doorontwikkeling meegenomen. Graag zouden we met jou praten over hoe jij dat ziet en wat de mogelijkheden zijn. Zullen we donderdag met jou praten over de samenwerking?
Punten die we dan moeten bespreken zijn:
  • Op welke basis gaan we dan kosten en opbrengsten verdelen
  • Hoe kijk jij er tegenaan om geld op te halen bij een bank obv dit verhaal
  • Gebruik maken van jouw faciliteiten hoe kijk jij daar tegenaan
  • Inkoopkosten voor de bv obv van welke criteria
  • Verdeling BV
Operationeel
  • [gedaagde] kan 1-2 keer per week op kantoor komen omdat reistijd lang is
  • Call center inrichten
  • Werven junior developer
  • Kunnen jouw mensen marketing taken oppakken
  • Wie gaat wat oppakken?”
2.10.
Op 6 december 2016 heeft [eiser] aan [bedrijf] een mail gestuurd met als bijlage een voorstel om de samenwerking vorm te geven en inhoudelijk, kort gezegd, de toelichting dat zijn accountant en boekhouder hem adviseerden om
“allebei een persoonlijke holding op te zetten met daaronder een B.V. waar Canvasfoto in zit. Het intellectueel eigendom en de site zelf.”
2.11.
Op 3 januari 2017 heeft [eiser] een e-mail gezonden met als bijlage een document door [eiser] omschreven als ‘een voorzet voor de doelstelling van de B.V.’
2.12.
Er is een B.V. opgericht door Hoi4u c.s. met de naam Artfreaks.
[gedaagde] houdt vooralsnog alle aandelen in die B.V. totdat tussen partijen overeenstemming is bereikt over de zeggenschap in de B.V.
2.13.
Begin 2017 heeft [gedaagde] , met gebruikmaking van zijn status als zijnde door [eiser] gemachtigd, de domeinnaam , die op naam van [eiser] stond, op naam van Hoi4U gezet.
2.14.
Het aan gekoppelde bankrekeningnummer is in januari 2017 door [gedaagde] gewijzigd in een rekening waar (ook) [gedaagde] toegang toe had.
2.15.
De raadsman van [eiser] heeft Hoi4u c.s. op 6 februari 2017 gesommeerd de domeinnaam binnen twee dagen weer op naam van [eiser] te zetten.
De brief luidt voorts, voor zover van belang, als volgt:
“In de loop van 2016 zijn er gesprekken tussen en u tot stand gekomen met als doel te gaan samenwerken. De intentie was uiteindelijk om bovengenoemde partijen te laten participeren in een nieuwe BV genaamd “Artfreaks”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden sub 1 en 2, waar nodig met medewerking van gedaagde sub 3, te bevelen
om de domeinnaam binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis
over te dragen aan [eiser] en daartoe iedere medewerking te verlenen, daaronder
begrepen dat binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis het verzoek om de
domeinnaam canvasfoto.nl over te dragen bij de hostingprovider ingediend dient te
zijn, waarbij gedaagden sub 1 en 2, waar nodig met medewerking van gedaagde sub
3, gehouden zijn hun prompte en volledige medewerking te verlenen aan de
overdracht, daaronder begrepen maar niet beperkt tot het opvragen, invullen,
ondertekenen en opsturen van de daartoe benodigde overdrachtspapieren, met het
bevel de verhuistoken ter effectuering van de overdracht aan de advocaat van eiser
te e-mailen via het [e-mailadres] , een en ander onder
verbeurte van een dwangsom, waarbij [eiser] zich wat betreft de hoogte daarvan
refereert aan het oordeel van de Voorzieningenrechter;
2. gedaagden, ieder afzonderlijk, te bevelen iedere inbreuk op de auteursrechten van
[eiser] te staken en gestaakt te houden, waaronder tevens wordt verstaan het staken
en gestaakt te houden van ieder gebruik van de teksten, de logo’s en de overige
inhoud van de website canvasfoto.nl als omschreven in het lichaam van de
dagvaarding;
3. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten van deze procedure
ex artikel 1019h Rv, met de bepaling dat de wettelijk rente ex artikel 6:119 BW
verschuldigd zal zijn over de proceskostenveroordeling vanaf de vijftiende dag na het
wijzen van het vonnis en de proceskosten worden vermeerderd met nakosten ad
€ 131,- (zonder betekening) en € 199,- (met betekening) als gedaagden de proceskosten
niet binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis zullen hebben betaald.
3.2.
Hoi4u c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang ligt voldoende besloten in de stellingen van [eiser] en is als zodanig niet weersproken.
4.2.
[eiser] vordert onder meer dat Hoi4u c.s. wordt veroordeeld om het gebruik van de naam Canvasfoto als handelsnaam te staken en gestaakt te houden en de domeinnaam aan hem over te dragen.
4.3.
[eiser] baseert zijn vorderingen op het handelsnaamrecht.
4.4.
Artikel 5 van de Handelsnaamwet (hierna: Hnw) beschermt de rechtmatig gebruiker van een handelsnaam.
Op grond van artikel 5 Hnw is het verboden een handelsnaam te voeren die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die slechts in geringe mate van de oudere handelsnaam afwijkt, een en ander voor zover daardoor, in verband met de aard van de beide ondernemingen en de plaats waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen dreigt.
Daarbij geldt dat het gebruik van een domeinnaam ook kan worden beschouwd als het voeren van een handelsnaam, indien een onderneming (al dan niet mede) onder die domeinnaam wordt gedreven.
4.5.
Voor toewijzing in kort geding van een verbod tot het voeren van een handelsnaam is vereist dat voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de partij aan wie dit verbod moet worden opgelegd, de handelsnaam onrechtmatig voert.
In het onderhavige geval is voor de beoordeling allereerst van belang de beoordeling of [eiser] rechtmatig gebruiker is van de handelsnaam . Wanneer niet kan worden aangenomen dat [eiser] (nog) rechthebbende is, zijn de vorderingen reeds daarom niet toewijsbaar.
De voorzieningenrechter acht voor de beoordeling het volgende van belang.
4.6.
De kern van het geschil betreft de vraag of de handelsnaam en domeinnaam (voor zover veronderstellenderwijs er vanuit wordt gegaan dat sprake is van een handelsnaam, wat door Hoi4u c.s. wordt betwist) zijn overgegaan op een ander dan [eiser] , conform een daartoe tussen partijen gesloten overeenkomst of gemaakte afspraken, in het kader van de samenwerking die partijen hebben beoogd samen te gaan. Dat zal eerst worden beoordeeld.
De vraag of de aanduiding ‘Canvasfoto ’ kwalificeert als handelsnaam, wat volgens Hoi4u c.s. niet het geval is, of louter beschrijvend is voor de producten die via besteld kunnen worden, kan vooralsnog in het midden blijven.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het bestaan van een mondelinge samenwerkingsovereenkomst vaststaat, zoals reeds blijkt uit de feiten zoals die onder 2 zijn vastgesteld. Vaststaat dat partijen zijn overeengekomen samen te werken om de onderneming achter tot een succes te maken. Dat het niet is gekomen tot een schriftelijk uitgewerkt document waaronder de handtekeningen van alle betrokken partijen staan doet hier niet aan af. Als uitgangspunt in dit kort geding is voldoende aannemelijk dat partijen de intentie hebben gehad om samen als één bedrijf verder te gaan en daar ook daadwerkelijk stappen toe hebben ondernomen.
4.8.
Ten aanzien van de vraag wat de inbreng zou zijn van de partijen in de gezamenlijk te voeren onderneming acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat [eiser] en alles wat daarbij hoorde zou inbrengen.
De stukken die zijn gewisseld en als productie in het geding zijn gebracht duiden daarop.
Over de inbreng van [eiser] staat geschreven ‘
wij hebben een goed werkende website’. (zie 2.9) en over de op te richten B.V. dat dat een B.V. moest worden
‘waar Canvasfoto in zit. Het intellectueel eigendom en de site zelf.’(Zie 2.10). Ook is expliciet genoemd
‘Canvasfoto brengt in: Software website, omzet vanuit canvasfoto(…)’(2.8)
De stelling van [eiser] dat niet bedoeld was dat hij zou afzien van het zelf voeren van een onderneming met gebruik van , zodat hij nog steeds als rechthebbende moet worden aangemerkt, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, mede gelet op de zinssnede in de e-mail aan [gedaagde]
‘omdat dat de kans geeft op een cashflow waardoor het bedrijf levensvatbaar wordt.’.
4.9.
Vervolgens staat vast dat voorbereidingen zijn getroffen door zowel [eiser] , als door [gedaagde] en Hoi4u, om daadwerkelijk te starten per januari 2017, de tussen hen overeengekomen ingangsdatum.
[eiser] en [gedaagde] zijn naar een nieuw kantoorpand verhuisd en partijen zijn in gesprek gebleven over de details van de samenwerking, die nog moesten worden uitgewerkt.
Blijkens de overgelegde e-mails zijn daarover concrete voorstellen gedaan. Hoi4u c.s. heeft ter zitting daarnaast aangevoerd dat ook over de naam van de op te richten B.V. (Artfreaks) met [eiser] is gesproken. [eiser] heeft dit ter zitting weersproken, maar productie 14, een brief van de raadsman van [eiser] , vormt een aanknopingspunt voor het aannemen van de juistheid van de stellingen van Hoi4u c.s. op dit punt. In die brief schrijft [eiser] immers
‘De intentie was uiteindelijk om bovengenoemde partijen te laten participeren in een nieuwe BV genaamd “Artfreaks”.
Ook uit (bijvoorbeeld) de in 2.10 genoemde e-mail lijkt, anders dan door [eiser] is gesteld, te volgen dat niet enkel sprake was van een ‘eventueel samen op te richten B.V.’
Het heeft er alles van dat daadwerkelijk werd toegewerkt naar het samen verder gaan per 1 januari 2017. De stelling van [eiser] dat enkel is verhuisd per januari 2017, omdat het huurcontract van [eiser] per die datum afliep, acht de voorzieningenrechter daarentegen niet geloofwaardig in een situatie waarin steeds werd overlegd over de beoogde samenwerking per januari 2017.
4.10.
Tot slot staat vast dat per januari 2017 materieel gezien uitvoering is gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst en is verkocht via . De omzet vanaf januari 2017 is binnengekomen op een nieuwe bankrekening, in plaats van de bankrekening die [eiser] daarvoor beheerde en de tenaamstelling van de domeinnaam is op naam van Hoi4u gezet.
4.11.
Blijkens de toelichting van partijen ter zitting zijn in januari 2017 strubbelingen ontstaan tussen [eiser] enerzijds en Hoi4u c.s. anderzijds.
[gedaagde] en Hoi4u waren in januari 2017 in de veronderstelling dat de samenwerking was aangevangen en handelden daarnaar, zodat de voornoemde wijzigingen ten aanzien van de tenaamstelling van de domeinnaam en het rekeningnummer door [gedaagde] werden doorgevoerd. Volgens Hoi4u c.s., omdat [eiser] dit zou doen, maar dit desondanks niet had gedaan en niet bereikbaar was. [eiser] is in januari 2017 enkele weken met vakantie geweest en wenste na terugkomst van vakantie de samenwerking niet langer door te zetten.
In de dagvaarding stelt [eiser] dat Hoi4u c.s. juist niet meer samenwerken met [eiser] , maar uit de toelichting van [eiser] ter zitting leidt de voorzieningenrechter af dat hij, gelet op de ontwikkelingen, ook zelf niet langer wilde samenwerken.
4.12.
Bij deze stand van zaken is het in dit kort geding niet voldoende aannemelijk dat [eiser] zijn eigendomsrecht ten aanzien de handelsnaam Canvasfoto en de domeinnaam niet wilde kwijtraken en dat sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van Hoi4u c.s., zoals door [eiser] is gesteld.
4.13.
Partijen staan wat de feiten en omstandigheden betreft, die naast de als vaststaand aangenomen feiten relevant zijn, lijnrecht tegenover elkaar. Voor de beoordeling wie van partijen gelijk heeft ten aanzien van beide punten is onderzoek naar de feiten nodig en mogelijk bewijslevering. Daarvoor biedt de onderhavige kort geding procedure gegeven haar beperkte karakter niet de mogelijkheid.
Onder meer voor de beoordeling van de juistheid van de stelling van [eiser] dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de tenaamstelling van te wijzigen is onderzoek naar de feiten en de gemaakte afspraken nodig, nu [gedaagde] in dit kort geding heeft aangevoerd dat hij handelde conform met [eiser] gemaakte (mondelinge) afspraken.
De Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (hierna: SIDN) achtte [gedaagde] kennelijk bevoegd als gevolmachtigde van [eiser] op te treden in het kader van het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van . Blijkens de stellingen van [eiser] en de toelichting ter zitting staat vast dat [gedaagde] gevolmachtigd was om wat betreft de software en de applicatie achter namens [eiser] handelingen te verrichten. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld of die volmacht zich ook uitstrekte tot deze specifieke handeling, maar kennelijk was SIDN in de veronderstelling dat die volstond, zodat in dit kort geding niet zonder meer de juistheid van de stelling van [eiser] kan worden aangenomen dat [gedaagde] niet gevolmachtigd was. Dit is ook in de vaststelling van de feiten al tot uitdrukking gebracht.
Ten aanzien van de (al dan niet onrechtmatige) wijziging van het rekeningnummer geldt dat Hoi4u c.s. heeft gesteld dat [eiser] niet langer de rekeningen op naam van voldeed, zodat wijziging in een rekeningnummer dat [gedaagde] kon beheren nodig was om de continuïteit van de verkopen via te borgen. Ook op dit punt kan niet worden aangenomen welke van partijen gelijk heeft.
Dat de nieuw op te richten B.V. niet is ingeschreven als eigenaar van kan ook niet van doorslaggevend belang zijn voor het aannemen van de juistheid van het standpunt van [eiser] , nu Hoi4u c.s. ter zitting heeft toegelicht dat de nieuwe B.V. is opgericht, maar dat eerst overeenstemming moet worden bereikt over de (eigendoms)verhoudingen binnen die B.V. alvorens daarin zal worden ondergebracht. Nu houdt [gedaagde] nog alle aandelen.
4.14.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat hij thans af wil zien van verdere samenwerking en dat hij de overeenkomst tot samenwerking heeft opgezegd althans ontbonden en dat op grond daarvan een verplichting tot teruggave aan [eiser] zou bestaan, heeft hij dat standpunt onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd om in dit kort geding tot toewijzing van enige vordering te komen. De enkele uitgesproken wens terug te grijpen op de oude situatie, waarin hij de enige eigenaar was, is hiertoe niet voldoende.
4.15.
Overigens hebben [gedaagde] en Hoi4u ter zitting gesteld bereid te zijn aan [eiser] terug over te dragen op voorwaarde dat hij een deel van de in het kader van de (voorbereiding van) de samenwerking gemaakte kosten betaald. Die kosten staan onder andere uit de kosten voor wijziging van de tenaamstelling door SIDN ad € 750,00 en verhuiskosten. De voorzieningenrechter begrijpt dit als een beroep op het retentierecht.
Het beroep op een retentierecht komt de voorzieningenrechter op voorhand niet onredelijk voor, nu vaststaat dat begonnen is met de (voorbereiding van) een samenwerking en er kosten zijn gemaakt voor onder meer de verhuizing van [eiser] en [gedaagde] . Dat [eiser] bij het afbreken of alsnog afzien van de samenwerking dient bij de dragen in de kosten is voorshands redelijk te achten.
De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging nader in overleg te gaan met elkaar, nu in de rede lijkt te liggen dat wanneer de samenwerking niet meer zal plaatsvinden, Hoi4u c.s. weer aan [eiser] zal overdragen tegen betaling door [eiser] van (redelijke) kosten. Het door [eiser] ter zitting genoemde bedrag van
€ 1.500,00 komt de voorzieningenrechter wat laag voor, maar welk bedrag in de gegeven situatie wel als redelijk kan worden aangemerkt kan de voorzieningenrechter bij gebrek aan inzicht in de gemaakte kosten thans niet beoordelen.
4.16.
Voor zover [eiser] de vordering zoals geformuleerd onder 2. heeft gegrond op schending van auteursrechten, geldt dat die vordering onvoldoende is gespecificeerd en onderbouwd.
In de vordering betreft ‘het gebruik van teksten, logo’s en de overige inhoud van de website , maar maakt niet duidelijk om welke specifieke teksten of logo’s het gaat.
In de dagvaarding (punt 23. ) wordt wel gesteld dat aan [eiser] de auteursrechten ten aanzien van de teksten en foto’s op de website toekomt en dat alle foto’s en teksten onveranderd zijn gebleven, maar die stelling is niet gemotiveerd en niet met stukken onderbouwd. Of [eiser] als maker van enig werk als bedoeld in artikel 1 en verder van de Auteurswet moet worden aangemerkt is niet gesteld of gebleken.
In de onderhavige situatie is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen, niet onaannemelijk dat het de bedoeling van partijen is geweest, althans dat Hoi4u c.s. erop mocht vertrouwen, dat met het overeenkomen van de samenwerking, en de inbreng van in de nieuwe onderneming, ook het gebruiksrecht ten aanzien van de inhoud van werd verleend. Het gebruik van , en de inhoud daarvan, is immers de reden geweest om samen te gaan werken.
Voor toewijzing van het onder 2. gevorderde op deze grondslag is daarom geen ruimte.
4.17.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen van [eiser] afgewezen.
4.18.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter, gelet op de stelling van Hoi4u c.s. dat [eiser] pas kort voor dit kort geding, na januari 2017 zijn eenmanszaak in het kamer van koophandel heeft geregistreerd, nog het volgende.
Het enkele gegeven dat [eiser] zijn eenmanszaak pas recent heeft laten inschrijven brengt niet mee dat vaststaat dat hij daarvoor geen onderneming onder die naam dreef, maar gegeven de omstandigheden en uitgaande van de door hemzelf gestelde noodzaak tot samenwerking om succesvol te laten zijn, maakt dit wel aannemelijk dat daarvoor geen sprake was van een zodanige eenmanszaak, dat daarin omvangrijke activiteiten waren ondergebracht waarvan moest worden aangenomen dat [eiser] die vanuit die eenmanszaak wenste te blijven uitvoeren, náást de op te starten samenwerking met Hoi4u c.s. Het bestaan van een eenmanszaak met die omvang zou zich ook niet goed verhouden met de eigen stellingen van [eiser] dat de samenwerking met Hoi4u c.s. nodig was om de onderneming achter te laten groeien.
4.19.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op het griffierecht van € 287,00. De kosten aan de zijde van Hoi4u worden begroot op het griffierecht van
€ 618,00. Nu [gedaagde] in persoon en Hoi4u vertegenwoordigd door [bedrijf] zijn verschenen komen zij niet in aanmerking voor vergoeding van advocaatkosten en is geen veroordeling in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv aan de orde.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 287,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Hoi4u tot op heden begroot op € 618,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2017.
1634/2009