ECLI:NL:RBROT:2017:5562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
10/711079-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging woninginbraak in vereniging met gebruik van braak

Op 14 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak in vereniging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte]. Tijdens de zitting op 30 juni 2017 werd vastgesteld dat de verdachte samen met twee anderen op 25 juni 2016 te Spijkenisse een woning had betreden met de intentie om goederen te stelen. De verdachte werd op heterdaad betrapt door een bewoner, waardoor de poging niet succesvol was.

De officier van justitie, mr. K. Pieters, eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank besloot anders. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit zou schuldig maken. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, die niet ten uitvoer zou worden gelegd tenzij de verdachte zich niet aan de voorwaarden hield.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor een tienjarig kleinkind en het feit dat hij in de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank besloot tot een taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte openheid van zaken had gegeven en inzicht had getoond in zijn handelen. Tevens werd een in beslag genomen kledingstuk, een zwarte sok, teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M.C. van der Kolk.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/711079-16
Datum uitspraak: 14 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. L.J.H. Kortz namens mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres delict] weg te nemen goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, de tuin van die woning heeft betreden en/of een slot heeft geforceerd en/of een glazen deur uit een rails heeft getild en/of een schuifpui heeft geforceerd en/of (de serre van) die woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met twee anderen gepoogd in te breken in een woning in Spijkenisse. Doordat de verdachte en zijn mededaders door één van de bewoners van de woning op heterdaad zijn betrapt, is het bij een poging gebleven.
Dergelijke strafbare feiten veroorzaken veel overlast en schade en maken bovendien een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gedupeerden, wat gevoelens van onveiligheid bij hen veroorzaakt. De verdachte heeft met het plegen van dit feit er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 december 2016. Hieruit volgt dat de verdachte samenwoont met zijn partner en de zorg heeft voor hun tienjarige kleinkind. De reclassering kan geen plan van aanpak opstellen, omdat de verdachte beperkt inzicht heeft gegeven in zijn situatie. Voor begeleiding door de reclassering is de verdachte niet gemotiveerd. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op het gegeven dat de verdachte openheid van zaken over zijn betrokkenheid heeft gegeven en inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen, zal de rechtbank afzien van het opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd. In plaats daarvan zal een taakstraf worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

In het dossier bevindt zich een beslaglijst waaruit volgt dat er onder de verdachte een kledingstuk (te weten een zwarte sok met goednummer [nummer] ) in beslag is genomen. Dit inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerp behoort aan de verdachte toe. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het in beslag genomen kledingstuk een last zal worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderdtweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen kledingstuk, te weten een zwarte sok, met goednummer [nummer] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. van der Kolk, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres delict] weg te nemen goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, de tuin van die woning heeft betreden en/of een slot heeft geforceerd en/of een glazen deur uit een rails heeft getild en/of een schuifpui heeft geforceerd en/of (de serre van) die woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht