ECLI:NL:RBROT:2017:5888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2017
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
521043/JE RK 17-497
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de omgangsregeling tussen vader en kinderen tijdens ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 maart 2017 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de omgangsregeling tussen de vader en zijn kinderen te wijzigen. De GI had eerder de omgang al feitelijk beperkt en verzocht nu om een wijziging van de door de rechtbank op 9 december 2015 vastgestelde regeling. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De huidige regeling houdt in dat de kinderen om de veertien dagen een weekend bij de vader verblijven en de helft van de schoolvakanties bij de moeder. De GI stelt dat de vele wisselingen in de omgang voor spanningen en onrust zorgen bij de kinderen en dat de vader geen eigen kamer voor hen heeft, wat bijdraagt aan de onrust. De moeder steunt het verzoek van de GI, terwijl de vader en de stiefvader zich zorgen maken over de vermindering van de omgang. De kinderrechter constateert dat de GI het verzoek onvoldoende heeft onderbouwd en dat de huidige regeling niet zonder tussenkomst van de rechter kan worden gewijzigd. De kinderrechter houdt de behandeling aan en verzoekt de GI om haar verzoek nader te onderbouwen. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 1 mei 2017.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/521043 / JE RK 17-497
datum uitspraak: 17 maart 2017

beschikking wijziging regeling verdeling zorg- en opvoedingstaken

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[Naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] ,

[Naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[Naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[Naam stiefvader] , hierna te noemen de stiefvader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 14 februari 2017, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2017.
Op 17 maart 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam] .

De feiten

De ouders oefenen het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Bij beschikking van 10 mei 2016 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot
10 mei 2017.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 december 2015 de volgende regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- de minderjarigen verblijven één weekend per veertien dagen bij de man van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend voor school alsmede, aansluitend aan het weekendverblijf bij de vrouw, van maandagmiddag na school tot dinsdagochtend voor school waarbij de man de minderjarigen van en naar school haalt en brengt;
- de minderjarigen verblijven de eerste helft van alle schoolvakanties bij de vrouw en de tweede helft bij de man;
- de minderjarigen verblijven de in Nederland officieel erkende feestdagen om en om bij de man en de vrouw, en het Suikerfeest verblijven de minderjarigen bij de man;
- de verjaardag van de vouw verblijven de minderjarigen bij de vrouw en de verjaardag van de man verblijven de minderjarigen bij de man;
- de verjaardag van de minderjarigen vieren de minderjarigen bij de ouders waar zij volgens het schema op dat moment verblijven.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de door de kinderrechter op 9 december 2015 vastgestelde regeling als volgt te wijzigen:
1. De kinderen gaan eenmaal in de veertien dagen een weekend (ook als er feestdagen zijn) naar vader van vrijdag uit school tot zondag 17 uur. Vader haalt de kinderen van school en brengt ze bij moeder voor de deur.
2. De kinderen verblijven de eerste helft van alle schoolvakanties bij moeder en de tweede
helft bij vader. Het ene jaar de kerstweek bij moeder en oud en nieuw-week bij vader hetgeen
het jaar erop weer wisselt. Als de kinderen tijdens de wisseling in de vakantie naar vader
gaan, brengt moeder de kinderen naar vader en vader hen weer terug.
3. Tijdens het Suikerfeest verblijven de kinderen bij vader. Vader haalt de kinderen de dag
ervoor van school en brengt hen de dag na het Suikerfeest naar school of, als het in het
weekend valt, om 11 uur bij moeder terug.
4. Tijdens de verjaardag van de moeder zijn de kinderen bij haar. Tijdens de verjaardag van
vader zijn de kinderen bij hem. Vader haalt de kinderen uit school en brengt ze de volgende
dag weer naar school. Als de verjaardag van vader in het weekend valt, buiten de
bezoekregeling-weekenden, dan haalt vader de kinderen (bijvoorbeeld op zaterdag) op om 11 uur en brengt ze de zondag om 11 uur terug. Is hij zondag jarig dan is halen dezelfde tijd en brengt hij ze maandag naar school.
5. Tijdens de verjaardag van de kinderen wordt er niet afgeweken van de bezoekregeling. De
ouder waar zij niet verblijven, viert hun verjaardag op een andere dag.

Het standpunt van de GI

De GI is van mening dat er momenteel meer wisselingen zijn dan wenselijk is voor het welzijn van de kinderen. Er is een gezinscoach van het wijkteam gestart die kindgesprekken voert met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Uit de gesprekken komt naar voren dat de kinderen signalen afgeven van spanningen en onrust rond de wisselingen met betrekking tot de bezoeken aan de vader. Volgens de GI wordt dat niet veroorzaakt door een loyaliteitsconflict bij de kinderen. De vader is heel betrokken, ook bij de school. De kinderen zijn graag bij de vader. De kinderen hebben echter hun gezinsleven bij de moeder en de stiefvader. De kinderen vinden het lastig dat ze bij de vader geen eigen kamer hebben. De GI is van mening dat de regeling gewijzigd dient te worden om de wisselingen te beperken en de onrust bij de kinderen weg te nemen dan wel te verminderen.
Desgevraagd deelt de GI mee dat het volgen van het traject Kinderen uit de knel niet gelukt is, omdat de moeder dit niet wilde vanwege de spanningen. Er heeft in oktober 2016 een aanmelding plaats gevonden. Dit traject is bedoeld om de ouders te helpen een meer positieve communicatie met elkaar te krijgen. Het volgen van dit traject is wel opgenomen in het gezinsplan en het zou goed zijn als het alsnog gevolgd zou worden.

Het standpunt van de moeder

De moeder verklaart dat zij het met het verzoek van de GI eens is. Volgens de moeder willen de kinderen stabiliteit; dit kan zij hen bieden. Het verschil dat de vader tussen de kinderen ziet, is er volgens haar niet. Er is veel gebeurd in het verleden. De moeder heeft nu mail-contact met de vader: dat vindt zij al heel wat. Aan het traject Kinderen uit de knel heeft zij geen behoefte.

Het standpunt van de vader

De vader vindt het jammer dat hij de kinderen minder ziet. Hij denkt dat dat niet goed voor ze is. Volgens de vader verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 1] graag bij hem. Vooral de jongste trekt naar hem; de oudste trekt meer naar de moeder. De vader is nooit enkel een ‘weekendvader’ geweest. Desgevraagd vertelt de vader dat hij een tweekamer-woning heeft. Als de kinderen bij hem zijn, slapen zij in zijn kamer en hij in de woonkamer. De vader heeft geen signalen gekregen dat de kinderen daar moeite mee hebben.
Desgevraagd zegt de vader aan de feitelijke vermindering van de omgang te hebben meegewerkt, omdat hij dacht dat hij daartoe verplicht was toen de GI het wilde doorvoeren.
De vader is bereid mee te werken aan Kinderen uit de knel.

Het standpunt van de stiefvader

De stiefvader verklaart dat de kinderen veel hebben meegemaakt in het verleden. Naar zijn mening is er sinds de wijziging van de regeling (die door de GI drie weken geleden is doorgevoerd) voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] meer rust gekomen. Er zijn veel dingen voorgevallen; de veiligheid van de moeder en de kinderen staat voorop. Er zijn volgens de stiefvader nog andere redenen (die niet in de verzoekschriften zijn opgenomen) op grond waarvan de zorgregeling beperkt moet worden. De stiefvader en de moeder waren het niet eens met de zorgregeling, zoals vastgelegd door de rechtbank in 2015. Met de advocaat is toentertijd afgestemd om niet meteen bezwaar te maken. De stiefvader en de moeder willen echter wel een herziening.

De beoordeling

De kinderrechter constateert ter zitting dat de in 2015 door de rechtbank vastgelegde zorgregeling blijkbaar op initiatief van de GI is aangepast zonder tussenkomst van de rechtbank en zonder dat de vader het eens is met de door de GI genoemde argumenten. De vader heeft ingestemd met vermindering van de contacten tussen hem en de kinderen, omdat hij dacht dat hij de GI in deze moest volgen.
De kinderrechter stelt vast dat de belanghebbenden overeenstemming hebben over de hiervoor onder de punten 2 tot en met 5 genoemde contactmomenten tussen de kinderen en de vader. Zij hebben echter geen overeenstemming over punt 1.
In het geval van een ondertoezichtstelling kan de GI niet zonder tussenkomst van de rechter de eerder door de rechter vastgestelde omgangsregeling wijzigen. Het beperken van contact betekent een inbreuk in het familie- en gezinsleven en mag niet verder gaan dan in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Hoe ver de beperking kan gaan, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Beperkingen moeten worden gebaseerd op overtuigende redenen. Het is de taak van de GI om deze redenen te noemen in de verzoekschriften.
Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de GI het verzoek, zoals verwoord onder punt 1., onvoldoende onderbouwd. In de verzoekschriften is enkel vermeld dat de vele wisselingen voor spanningen en onrust zorgen bij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Ter zitting is als nadere onderbouwing (slechts) naar voren gebracht dat de kinderen bij de vader geen eigen kamer hebben.
Het aantal wisselingen kan ook op een wijze verminderd worden, waarbij de vader de kinderen niet minder ziet, bijvoorbeeld door de kinderen éénmaal in de veertien dagen bij de vader te laten verblijven van vrijdag na school tot dinsdag aanvang school. Hieraan lijkt door de GI geen aandacht besteed. En enkel het niet hebben van een eigen kamer, is onvoldoende om een beperking van de omgang te rechtvaardigen. Van belang daarbij is dat de vader heeft verteld, dat de kinderen over zijn slaapkamer kunnen beschikken als ze bij hem verblijven.
De kinderrechter ziet op dit moment onvoldoende grond voor beperking van de contacten tussen de vader en de kinderen, zoals verwoord onder punt 1. De kinderrechter zal de beslissing op dit punt aanhouden tot de hierna genoemde zitting. De GI wordt verzocht haar verzoek nader te onderbouwen.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van de zaak aan en bepaalt dat het verhoor van de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
1 mei 2017 te 11.00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
bepaalt dat de zaak op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, zal worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden;
verzoekt de GI
uiterlijk twee werkdagenvoor de genoemde datum de kinderrechter, en de belanghebbenden, de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.