In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 3 april 2017 in Zwijndrecht geprobeerd zijn voormalig rijinstructeur, genaamd [naam slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meermalen met een mes te steken en te snijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan poging tot doodslag, waarvoor hij vrijgesproken is. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en er zijn geen feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank heeft ook de rapportages van de reclassering en een psycholoog in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft besloten om geen bijzondere voorwaarden op te leggen aan de voorwaardelijke straf, omdat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter en de griffier niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.