ECLI:NL:RBROT:2017:6129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
C/10/529172/JE RK 17-1945
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp wegens ontbrekende verklaring gedragswetenschapper

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 juli 2017 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2002. Het verzoek was ingediend omdat de minderjarige, die in een gesloten accommodatie verbleef, ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoonde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging gesloten jeugdhulp slechts kan worden verleend indien er een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper aanwezig is, die de jeugdige kort tevoren heeft onderzocht. Tijdens de zittingen op 21 juni en 10 juli 2017 bleek dat deze verklaring ontbrak, ondanks dat de GI had aangegeven dat er op korte termijn een gesprek met een gedragswetenschapper zou plaatsvinden. De kinderrechter concludeerde dat de vereisten van de Jeugdwet niet waren nageleefd, waardoor het verzoek tot machtiging werd afgewezen. De kinderrechter merkte op dat de minderjarige en haar vader tijdens de zitting hadden aangegeven dat zij bij de vader wilde verblijven, en dat er afspraken waren gemaakt over de regels die de minderjarige zou volgen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/529172 / JE RK 17-1945
datum uitspraak: 13 juli 2017

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling JEUGDBESCHERMING WEST,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende de minderjarige:

[Naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Naam van de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[Naam van de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 juni 2017, ingekomen bij de griffie op
19 juni 2017;
- de beschikking van deze rechtbank van 19 juni 2017;
- de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 21 juni 2017, ter griffie ontvangen op 12 juli 2017;
- het (rectificatie) proces-verbaal van de zitting van 10 juli 2017, waarbij de mondelinge behandeling is aangehouden tot de zitting van 13 juli 2017.
Op 13 juli 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat mr. W.A. Berghuis,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.F.P. Scheele,
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming,
mevrouw [naam] (als informant),
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[de minderjarige] verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
Bij beschikking van 24 mei 2017 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 15 juni 2018. Bij beschikking van 19 juni 2017 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende [de minderjarige] voor de duur van vier weken en is het overige verzochte aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot
15 juni 2018.
De GI heeft het verzoek ter zitting gewijzigd in die zin dat verzocht wordt een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] voor de duur van vijf maanden. [de minderjarige] is afgegleden de laatste periode. Toen zij op de Opper verbleef ging het redelijk. Zij is weggelopen van de Opper, er is sprake van verzuim van school en zij is meer dan een week weggebleven terwijl niemand wist waar en met wie zij verbleef. Bij terugkomst op de Opper is een urine-controle uitgevoerd die positief was. De GI is van mening dat [de minderjarige] niet toe is aan een open plaatsing. Er moet gewerkt worden aan bepaalde doelen en daarvoor heeft zij rust en stabiliteit nodig. Het is van belang dat [de minderjarige] hulp van anderen gaat aanvaarden. Plaatsing bij de vader is naar mening van de GI geen optie. De vader is heel betrokken maar heeft moeite met het nakomen van afspraken en bezit niet de pedagogische vaardigheden om [de minderjarige] te verzorgen. De moeder vindt ook een plaatsing bij de vader niet passend.
Desgevraagd is namens de GI gezegd dat men niet op de hoogte was van het feit dat er een andere verklaring gedragswetenschapper overgelegd zou moeten worden. Op de zitting van 10 juli 2017 was een andere jeugdbeschermer aanwezig.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is bepleit het verzoek van de GI af te wijzen. De behandeling van het verzoek is eerder aangehouden omdat er geen instemmingsverklaring overgelegd was en tot op heden is deze verklaring niet in orde. Uit de instemmingsverklaring die overgelegd is blijkt dat [de minderjarige] niet opnieuw in persoon met de gedragswetenschapper heeft gesproken. [de minderjarige] zit niet op haar plek binnen de gesloten setting. Er hebben veel heftige incidenten plaatsgevonden die een slechte invloed hebben op [de minderjarige] en haar problematiek kan hierdoor erger worden.
[de minderjarige] is bij haar tante vandaan gekomen; dat liep niet goed maar er kan niet gezegd worden dat zij zou ontsporen. Ze is niet makkelijk maar ook geen zwaar probleem-geval.
Het is van groot belang dat onderzocht wordt of de vader de zorg voor [de minderjarige] op zich kan nemen. De Raad heeft een onderzoek gedaan, maar naar mening van de advocaat is het een gemiste kans dat er alleen sprake is geweest van telefonisch contact met de vader. De stiefmoeder komt op de advocaat over als een standvastige vrouw die zeker betrokken moet worden bij het onderzoek van de Raad. De vader en de stiefmoeder hebben al lange tijd een goede relatie. De vader deelt mee dat hij samen met stiefmoeder en [de minderjarige] regels heeft opgesteld waaraan zij zich moet houden als ze bij hem komt wonen.

Het standpunt van [de minderjarige]

Door en namens [de minderjarige] is bepleit het verzoek van de GI af te wijzen; alleen al omdat niet aan de formele eisen wordt voldaan. De gedragswetenschapper heeft op 21 juni jongstleden maar heel kort met [de minderjarige] kunnen spreken. Zij was toen ook erg geëmotioneerd. Subsidiair is verzocht de machtiging tot gesloten plaatsing te verlenen voor een kortere duur dan is verzocht. [de minderjarige] zit niet op haar plek binnen de gesloten instelling. De afgelopen periode hebben zich meerdere incidenten voorgedaan waardoor zij zich niet veilig voelt. Iemand heeft geprobeerd te ontsnappen; een ander heeft geprobeerd zelfmoord te plegen. Naar mening van de advocaat is een plaatsing van [de minderjarige] bij haar vader in haar belang. [de minderjarige] deelt ter zitting mee dat zij zeker naar haar vader zal luisteren. Zij geeft al lange tijd aan dat ze bij hem wil wonen. Zij heeft in overleg met hem en zijn partner regels opgesteld, waar zij zich aan zal houden. Zij overlegt een overzicht van deze regels.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dienen de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Overeenkomstig artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet behoeft het verzoek de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter gebleken dat voornoemde verklaring van een gedragswetenschapper ontbreekt. Tijdens het horen op het spoedverzoek op 21 juni 2017 heeft gedragswetenschapper A. Boschman op de rechtbank kort met [de minderjarige] gesproken. [de minderjarige] was toen erg overstuur, omdat ze kort daarvoor door de politie bij haar moeder was opgehaald en langere tijd geboeid in een (politie)bus had gezeten. Ter zitting van 21 juni 2017 heeft de gedragswetenschapper mondeling ingestemd met het verzoek gesloten jeugdhulp, maar daarbij aangegeven dat hij [de minderjarige] nogmaals wilde zien, bij voorkeur kort vóór de volgende zitting op 10 juli 2017. Ook heeft hij ter zitting gezegd dat gesloten jeugdhulp op dat moment nodig was om uit te zoeken wat er aan de hand was, maar dat geslotenheid uiteindelijk geen oplossing is.
Tijdens de zitting van 10 juli 2017 heeft de kinderrechter geconstateerd dat een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbrak. Ter zitting is toen namens de GI gezegd dat de GI ervoor zou zorg dragen dat op zeer korte termijn een gesprek tussen [de minderjarige] en een gedragswetenschapper zou plaats vinden. De behandeling van het verzoek is daarop aangehouden tot de zitting van heden.
Op 12 juli 2017 is op de griffie ontvangen de instemmingsverklaring van de gedrags-wetenschapper, gedateerd 21 juni 2017, opgesteld door A. Boschman. De kinderrechter stelt vast dat deze verklaring blijkbaar een schriftelijke vastlegging is van de mondelinge verklaring van de heer Boschman, afgelegd ter zitting van 21 juni 2017. Dit betrof naar het oordeel van de kinderrechter een verklaring ex artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet, afgegeven ten behoeve van de spoedmachtiging. Daarvoor is voldoende dat de gedragswetenschapper vaststelt dat
van een ernstig vermoedensprake is dat onmiddellijke verlening van gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken
Boven de voornoemde verklaring van 21 juni 2017 is echter vermeld: artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet. De kinderrechter gaat ervanuit dat dit op een vergissing berust, omdat deze verklaring is opgesteld na slechts een kort gesprek met [de minderjarige] in een voor haar hectische situatie. Het volgt ook uit het feit dat in de verklaring op pagina 5 is vermeld dat de gedragswetenschapper ‘met de nodige voorzichtigheid’ tot zijn conclusie komt, ‘aangezien [de minderjarige] maar kort gezien is’. Ook geeft de gedragswetenschapper op pagina 6 aan dat geslotenheid op dit moment (21 juni 2017) een noodzakelijkheid
lijktom [de minderjarige] tegen zichzelf en voor anderen te beschermen. Deze zinsneden sluiten aan bij
het ernstige vermoedenzoals hiervoor genoemd.
Dat slechts sprake was van een verklaring ex artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet blijkt verder uit de wens van de gedragswetenschapper, zoals geuit ter zitting van 21 juni 2017, om [de minderjarige] nogmaals te zien om langduriger met haar te spreken ter voorbereiding op de verklaring ex artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet. Ter zitting van 10 juli 2017 is daarnaast door de GI toegezegd dat op zeer korte termijn een gedragswetenschapper met [de minderjarige] zou spreken, wat uiteindelijk niet is gebeurd.
Een gesloten plaatsing is een diep in het leven van een jeugdige ingrijpende, vrijheids-benemende, maatregel die wettelijk met de nodige waarborgen is omkleed. Een van die waarborgen is de aanwezigheid van een instemmende verklaring van een gedrags-wetenschapper ex artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet. Nu deze verklaring, ook na aanhouding van de mondelinge behandeling op 10 juli 2017, nog steeds ontbreekt, wordt niet voldaan aan de vereisten van artikel 6.1.2 Jeugdwet en zal het verzoek van de GI worden afgewezen.
Voor de volledigheid merkt de kinderrechter nog op dat [de minderjarige] en de vader ter zitting hebben aangegeven dat [de minderjarige] vanuit de gesloten instelling naar de vader zal gaan en daar zal verblijven. [de minderjarige] heeft nogmaals beloofd zich aan de regels te zullen gaan houden die zij samen met haar vader en zijn partner heeft opgesteld.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [de minderjarige] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.J.H. Mac Mootry als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.