ECLI:NL:RBROT:2017:6354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
VI-99-000310-39
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest, en had op 19 januari 2017 voorwaardelijke invrijheidstelling gekregen. De vordering tot herroeping werd ingediend door het openbaar ministerie op 20 juni 2017, omdat de veroordeelde zich niet hield aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn invrijheidstelling waren verbonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waar de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde aanwezig waren. De officier van justitie heeft verzocht om afwijzing van de vordering, ondanks de negatieve houding van de veroordeelde, en heeft aangegeven dat de veroordeelde een laatste kans moet krijgen om zijn leven een positieve wending te geven. De rechtbank heeft in haar beoordeling meegewogen dat de veroordeelde inmiddels een uitkering en een woning heeft, en dat hij een opleiding volgt. De rechtbank heeft besloten om de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen, waarbij de rechtbank de bereidheid van de veroordeelde om mee te werken aan het toezicht door de reclassering heeft meegenomen in haar beslissing.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 2
VI-zaaknummer: 99-000310-39
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 januari 2015, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 25 oktober 2012, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd van drie weken.
Over deze straf is de voorwaardelijke invrijheidstelling per 19 januari 2017 verleend.
De veroordeelde is feitelijk in vrijheid gesteld op 2 februari 2017. Als bijzondere voorwaarde is onder meer gesteld:
(i) locatiegebod: dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op vooraf door de reclassering vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op de locatie: [adres veroordeelde] te Rotterdam. De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht. Over de noodzakelijkheid deze voorwaarde - en/of de elektronische controle daarvan - te continueren wordt door de reclassering periodiek geadviseerd. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode of locatie aan te passen dan zal zij hiervoor een verzoek indienen bij de opdrachtgever.
(ii) de veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding; een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling, openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie en wordt verplicht mee te werken aan begeleiding door Humanitas DMH of soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het contact kan inhouden dat de veroordeelde leert meer zelfredzaam te worden. Een IQ-test kan onderdeel uitmaken van begeleiding indien dit voor de uitvoering van het toezicht/begeleiding wenselijk is.
De proeftijd is ingegaan op 19 januari 2017 en zal eindigen op 9 februari 2019
De proeftijd bedraagt 737 dagen.

Vordering

Op 20 juni 2017 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor een periode van 120 dagen wegens het niet naleven van de bijzondere voorwaarde onder (ii).
Bij de vordering zijn overgelegd een aantal ‘voortgangsverslagen toezicht aan opdrachtgever’ van de Reclassering Nederland gedateerd 2 mei 2017, 12 juni 2017 en 26 juli 2017 onder andere opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker] .

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2017.
De officier van justitie mr. I. Streefland, de veroordeelde, bijgestaan door de raadsman mr. M. de Reus zijn gehoord. Voorts is de getuige-deskundige [naam reclasseringsmedewerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, gehoord.
De officier van justitie heeft, gelet op het laatste voortgangsverslag en de verklaring van de getuige-deskundige, tevens toezichthouder, op de zitting gerekwireerd tot afwijzing van de vordering. De officier van justitie heeft meegedeeld dat zij gelet op het laatste voortgangsverslag en ondanks de negatieve houding van de veroordeelde bereid is om de veroordeelde een allerlaatste kans te geven om te laten zien dat hij in staat is om met behulp van de reclassering zijn leven een positieve wending te geven.
De raadsman heeft primair bepleit tot afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling; subsidiair tot aanhouding van de beslissing aangaande die vordering om te bezien of de positieve ontwikkeling die de veroordeelde thans lijkt door te maken wordt voortgezet.

Beoordeling

Het voortgangsverslag van
2 mei 2017houdt het volgende in.
De afgelopen periode heeft voornamelijk in het teken gestaan van de negatieve houding en het dwingende gedrag van de veroordeelde tijdens meldplichtgesprekken. De bijzondere voorwaarde: u dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en behandeling; is niet behaald. Om het toezicht te laten slagen zal de veroordeelde een meer open houding aan moeten gaan nemen. Met name op het gebied financiën en uitkering liggen bijvoorbeeld nog vragen. Het locatiegebod met EC is opgesteld om de veroordeelde voldoende structuur en hulp te bieden bij het opbouwen van zijn leven buiten detentie. Op dit moment heeft de veroordeelde onvoldoende vooruitgang geboekt met betrekking tot de gestelde doelen om deze voorwaarden aan te passen. Indien de veroordeelde zijn dagbesteding op orde heeft zal de reclassering een uitbreiding van de uren adviseren aan het CCVI tijdens het volgende, periodieke evaluatiemoment. Tot die tijd zal de reclassering handmatig aanpassingen maken in het rooster van de veroordeelde om re-integratie niet in de weg te staan. Het voortgangsverslag van 12 juni 2017 houdt onder meer in dat de veroordeelde geen open, gemotiveerde en meewerkende houding toont. De veroordeelde stelt zich in het toezicht dwingend, dominant, boos en agressief op. Het moeizame verloop van het toezicht heeft ertoe geleid dat aan de veroordeelde een nieuwe toezichthouder is toegewezen. De veroordeelde eist van zijn toezichthouder dat er een rapport wordt geschreven om het elektronisch toezicht te beëindigen. Dit onderwerp voert de boventoon in de gesprekken met de reclassering. Op 12 juni 2017 heeft de veroordeelde meegedeeld dat hij zich volledig passief zal opstellen gedurende zijn v.i. zolang hij een enkelband moet blijven dragen. De veroordeelde geeft aan te zullen stoppen met zijn opleiding en hele dagen thuis te zuilen hangen. Pas als de veroordeelde is afgesloten van zijn enkelband zal hij zich weer inspannen met betrekking tot het vinden van dagbesteding. Het is de reclassering niet duidelijk hoe de veroordeelde zijn levensstijl kan financieren. De veroordeelde geeft geen toestemming aan de reclassering om informatie op te vragen bij de gemeente Rotterdam over hoe zijn traject rondom de bijstandsuitkering die de veroordeelde ontvangt er uitziet. Het is zelfs niet duidelijk óf de veroordeelde een bijstandsuitkering ontvangt en of hij een inkomensconsulent heeft. De veroordeelde geeft de reclassering geen toestemming om contact op te nemen met de gecertificeerde rijinstructeur bij wie de veroordeelde zijn opleiding volgt. Voorts stelt de veroordeelde zich gesloten/defensief op als de reclassering hierover met hem in gesprek wil. De veroordeelde dient een zinvolle dagbesteding te hebben. De reclassering heeft geen zicht op het opleidingstraject van de veroordeelde waardoor het niet mogelijk is om vast te stellen of hij voldoet aan deze voorwaarde.
Het voortgangsverslag van
26 juli 2017houdt het volgende in.
De veroordeelde heeft zich wekelijks gemeld bij de reclassering. Hij is het niet eens met hoe zaken rondom zijn toezicht zijn verlopen. Hij vindt dat er vanuit de reclassering fouten zijn gemaakt die onomkeerbaar zijn. Om deze reden heeft de reclassering opnieuw de huidige bijzondere voorwaarden opgevraagd bij de centrale voorziening VI. De laatste wijziging was in februari 2017. Hij heeft hier nu kennis van genomen. Naar aanleiding van de voorwaarden heeft de reclassering een nieuw toezichtplan met hem opgesteld. Hierin staan doelen omschreven waar zowel de reclassering als de veroordeelde zich in kunnen vinden. De veroordeelde geeft aan dat hij moeite heeft met de controle van de bijzondere voorwaarden. Met name de controle van de enkelband. Hij wil op eigen kracht zijn doelen behalen. Hij zegt veel stress te ervaren van de enkelband en het behalen van certificaten van zijn opleiding tot rijinstructeur. Hij heeft behoefte aan rust. Dit zijn elke week terugkerende onderwerpen. De veroordeelde volgt een opleiding tot rijinstructeur. Hij moet hiervoor certificaten halen. De veroordeelde ontvangt een uitkering. De veroordeelde houdt zich goed aan zijn afspraken en zorgt niet voor overtredingen. De reclassering heeft meer vrijheden aangeboden gekoppeld aan het behalen van certificaten. Hij accepteert dit. De reclassering heeft er thans vertrouwen in dat de veroordeelde zich meewerkend zal opstellen. De reclassering heeft een verandering van samenwerking binnen het toezicht gezien, nadat de reclassering uitvoerig heeft gesproken over de inhoud van het vorige voortgangsverslag.
De getuige-deskundige heeft kort samengevat op de zitting verklaard dat hij sinds 2 mei 2017 in het kader van de meldplicht contact heeft met de veroordeelde. Vanaf het eerste contactmoment heeft de veroordeelde aangegeven dat hij vindt dat hij lang genoeg aan de enkelband zit. Deze zienswijze van de veroordeelde voert de boventoon in ieder meldplichtcontact. De omstandigheid dat de veroordeelde recent toestemming heeft gegeven voor informatieverstrekking door derden, is de aanleiding geweest voor het laatste voortgangsverslag waarin de reclassering aangeeft - ondanks de eerdere negatieve uitkomst - het contact met de veroordeelde te willen voortzetten. Indien de veroordeelde zijn de certificaten van zijn opleiding tot rijinstructeur haalt zal de enkelband worden verwijderd. Gelet op deze omstandigheid is de reclassering bereid tot voortzetting van het toezicht indien de rechtbank dat opdraagt.
De rechtbank heeft bij de afweging van de belangen in het voordeel van de veroordeelde laten meewegen dat hij zijn leven deels op orde heeft doordat hij een uitkering en een woning heeft, alsmede een opleiding volgt. Voorts is de reclassering bereid om de contacten met de veroordeelde voort te zetten en heeft de officier van justitie verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. De veroordeelde heeft bij de behandeling ter terechtzitting op 2 augustus 2017 te kennen gegeven bereid te zijn om mee te werken aan de uitvoering van het toezicht door de reclassering. Onderdeel daarvan is ook het dragen van een elektronische enkelband door de veroordeelde totdat de reclassering aangeeft dat het niet meer nodig is. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.

BeslissingDe rechtbank:

wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is genomen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat om deze beslissing mede ondertekenen.