Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 juli 2016, met producties 1 tot en met 9;
- de akte overlegging beslagstukken, met producties 10 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord van BBNL Holding met producties 1 tot en met 3;
- de brief van 23 november 2016 van de rechtbank waarbij een comparitie van partijen is bepaald op 21 maart 2017;
- de zittingsagenda van 10 februari 2017;
- de brief van 20 maart 2017 van de rechtbank waaruit volgt dat de geplande comparitie niet doorgaat in verband met de aankondiging van de advocaat van BBNL Holding dat hij zich onttrekt als advocaat van BBNL Holding;
- de conclusie van repliek van Cementbouw met productie 18.
2.De feiten
NEMEN IN OVERWEGING DAT:
3.Het geschil
de rechtbank leest: 2015). Aangezien de eerste termijn over januari 2015 is voldaan, wordt 15 februari 2015 als eerste relevante vervaldatum beschouwd. BBNL Holding is op grond van de vaststellingsovereenkomst als hoofdelijk medeschuldenaar voor het geheel financieel aansprakelijk.
4.De beoordeling
€ 133.100,00 (11 x € 12.100,00, zijnde een maandelijkse termijn van € 10.000,00 inclusief btw) nog aan Cementbouw verschuldigd is. Aangezien BBNL Holding volgens de vaststellingsovereenkomst hoofdelijke medeschuldenaar is voor het geheel, ligt de vordering voor toewijzing gereed.
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)