- zijn kennis en wetenschap van doorlatingen van drugs in containers;
- de container met drugs op het schip Marajo in april 2015;
- zijn contacten met [naam getuige] n.a.v. de zogenaamde GG-tapes.
…….
De rechtbank overweegt als volgt.
…….
Het horen van de informant ‘[naam]’
Uit de toelichting en de pleitnota van mr. Van der Biezen leidt de rechtbank af dat deze ‘[naam]’ in Colombia woonachtig zou zijn en daar actief zou zijn. Nu de onderhavige tenlasteleggingen, voor zover het drugstransporten betreft, alleen betrekking hebben op transporten uit Brazilië c.q. Panama is daarmee al kwestieus of er belang bestaat bij het horen van deze ‘[naam]’. Daarnaast geldt voor wat betreft hetgeen is opgenomen in de gesprekken tussen ‘[naam]’ en [naam getuige] het volgende.
Het openbaar ministerie heeft aangegeven niet van deze gesprekken gebruik te maken in een bewijsconstructie nu de wijze waarop deze gesprekken zijn verkregen niet voldoen aan de daarvoor in strafvorderlijk opzicht te stellen eisen. Gelet op dit standpunt zal de rechtbank deze gesprekken uitsluiten van het bewijs en dat betekent dat de verdediging in dit opzicht geen belang heeft bij het horen van getuigen over uitlatingen in deze gesprekken. De verdediging heeft in verband met deze onderzoekswens, onder meer stellende dat er in casu sprake zou zijn van een systeemfout als bedoeld in HR 19 februari 2013, aangegeven dat gegevens omtrent het functioneren van ‘[naam]’ en het optreden van politie en justitie in verband daarmede zouden zijn te vinden in perspublicaties en kamervragen. Deze zijn echter voor wat betreft het door de verdediging gewenste in te stellen onderzoek onvoldoende relevant, ook omdat de herkomst van in die bronnen genoemde informatie niet bekend is. anders dan de interviews met ‘NN [naam]’. Dit is onvoldoende om een onderzoek en dus ook het horen van ‘[naam]’ te gelasten.
Samenvattend is er een gebrek aan verdedigingsbelang, gelet op de kennelijke geografische positie van ‘[naam]’, het uitsluiten van het bewijs van de gesprekken tussen ‘[naam]’ en [naam getuige] en zijn de aanvullende, hierboven genoemde informatiebronnen onvoldoende. Er is dus geen belang noch noodzakelijkheid ‘[naam]’ te horen. Daarbij komt dat de verdediging niet heeft willen aangeven waarom het gestelde doorlaten – anders dan in HR 2002 bepaald – de verdachte(n) wel zou regarderen.
…….
Beslissing op het verzoek van mrs. Lodder en Kuijpers
Mrs. Lodder en Kuijpers hebben (voorts) gevraagd ‘NN-[naam]’ te horen in verband met mogelijke informatie die ‘NN-[naam]’ zou hebben verstrekt in de zaken Maripa en Marajo. Vastgesteld wordt dat het betreffende zaaksdossier twee TCI-processen-verbaal bevat uit juni 2014 die gaan over de betrokkenheid van verschillende (mede)verdachten bij drugshandel in het algemeen en niet over de zaken Maripa en Marajo. Het Marajo-dossier maakt melding van informatie verkregen uit Brazilië en Groot-Brittannië over bepaalde containers op de Marajo en dat de informatie uit Groot-Brittannië heeft geleid tot de ontdekking van drugs op een container van de Marajo. De verdediging heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat het politieonderzoek in deze zaken is gebaseerd op of gestuurd door TCI informatie afkomstig van ‘NN-[naam]’, noch is dit anderszins gebleken (in de zin van een begin van aannemelijkheid). Ook hier geldt dat meegewogen is dat er weliswaar informatie bekend is geworden over ‘NN-[naam]’, maar dat hij kennelijk in Colombia woont en het hier gaat om vermeende drugshandel uit Brazilië. Dit maakt dat de verdediging onvoldoende belang heeft bij het horen van ‘NN-[naam]’ over dit onderwerp.
…….”