ECLI:NL:RBROT:2017:671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
26 januari 2017
Zaaknummer
518831 / HA RK 17-51
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • A.N. van Zelm van Eldik
  • A.A. Kalk
  • M. Fiege
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot drugstransporten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.B. Boone. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters mr. J. van der Groen, mr. N. Doorduijn en mr. S. Jordaan, die betrokken waren bij de behandeling van strafzaken met betrekking tot drugstransporten. De verzoeker was gedetineerd en werd verdacht van betrokkenheid bij twee drugstransporten. Tijdens de zitting op 16 januari 2017 had de verdediging verzocht om de getuige 'NN [naam]' te horen, maar dit verzoek werd door de rechters afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om de getuige te horen een procesbeslissing was, die voldoende gemotiveerd was en niet onbegrijpelijk. De rechters gaven aan dat zij tussentijdse procesbeslissingen moesten kunnen nemen om de voortgang van het proces te waarborgen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechters en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 518831 / HA RK 17-51
Beslissing van 17 januari 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. [naam PI],
verzoeker,
advocaat mr. J.B. Boone te Wijk bij Duurstede,
strekkende tot wraking van:
mr. J. van der Groen,
mr. N. Doorduijnen
mr. S. Jordaan, rechters in de rechtbank Rotterdam, teams straf (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter terechtzitting van 16 januari 2017 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, voortgezet de behandeling van de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaken (mega Focus), welke zaken als parketnummers dragen: 10/750107-14 en 10/750078-15.
1.2.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van medeverdachte [naam medeverdachte] de wraking van de rechters verzocht. De raadsman van verzoeker heeft meegedeeld dat hij zich bij dat wrakingsverzoek aansluit.
1.3.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de concepttekst van de beslissingen van de rechters, uitgesproken op de terechtzitting van 16 januari 2017, welke beslissingen – voor zover van belang – het volgende inhouden:
“Opmerkingen vooraf
De hierna genoemde verzoeken worden telkens getoetst aan de daarvoor toepasselijke juridische criteria (relevantie, verdedigingsbelang dan wel noodzakelijkheid) in relatie tot het aan de betreffende verdachte tenlastegelegde. Persuitlatingen dan wel vragen van politici spelen daarbij, anders dan de verdediging wellicht kennelijk meent, geen rol. Het belang is het verdedigingsbelang.
Er is wederom een veelheid van verzoeken gedaan door de verdediging. Dat heeft het beslissingsproces er niet overzichtelijker op gemaakt. Indien er antwoorden op verzoeken worden gemist, zijn die mogelijk besloten in een andere beslissing. Daar kan uitleg over gevraagd worden, dan wel alsnog een beslissing.
De advocaat mr. Van der Biezen heeft het navolgende gevraagd:
1. Het horen van informant ‘NN [naam]’ over zijn kennis en wetenschap van jarenlange
gecoördineerde doorlatingen, alsmede omtrent het door deze informant aan TCI
verstrekken van informatie omtrent een poging liquidatie.
…….
De raadslieden mrs. ……. Boone hebben zich bij voornoemde onderzoekswensen aangesloten.
…….
De advocaat van mr. Kuijpers heeft de navolgende gevraagd:
10. Het horen van de informant “NN [naam]” over diverse onderwerpen, te weten:
- zijn kennis en wetenschap van doorlatingen van drugs in containers;
- de container met drugs op het schip Marajo in april 2015;
- zijn contacten met [naam getuige] n.a.v. de zogenaamde GG-tapes.
…….
De rechtbank overweegt als volgt.
…….
Het horen van de informant ‘[naam]’
Uit de toelichting en de pleitnota van mr. Van der Biezen leidt de rechtbank af dat deze ‘[naam]’ in Colombia woonachtig zou zijn en daar actief zou zijn. Nu de onderhavige tenlasteleggingen, voor zover het drugstransporten betreft, alleen betrekking hebben op transporten uit Brazilië c.q. Panama is daarmee al kwestieus of er belang bestaat bij het horen van deze ‘[naam]’. Daarnaast geldt voor wat betreft hetgeen is opgenomen in de gesprekken tussen ‘[naam]’ en [naam getuige] het volgende.
Het openbaar ministerie heeft aangegeven niet van deze gesprekken gebruik te maken in een bewijsconstructie nu de wijze waarop deze gesprekken zijn verkregen niet voldoen aan de daarvoor in strafvorderlijk opzicht te stellen eisen. Gelet op dit standpunt zal de rechtbank deze gesprekken uitsluiten van het bewijs en dat betekent dat de verdediging in dit opzicht geen belang heeft bij het horen van getuigen over uitlatingen in deze gesprekken. De verdediging heeft in verband met deze onderzoekswens, onder meer stellende dat er in casu sprake zou zijn van een systeemfout als bedoeld in HR 19 februari 2013, aangegeven dat gegevens omtrent het functioneren van ‘[naam]’ en het optreden van politie en justitie in verband daarmede zouden zijn te vinden in perspublicaties en kamervragen. Deze zijn echter voor wat betreft het door de verdediging gewenste in te stellen onderzoek onvoldoende relevant, ook omdat de herkomst van in die bronnen genoemde informatie niet bekend is. anders dan de interviews met ‘NN [naam]’. Dit is onvoldoende om een onderzoek en dus ook het horen van ‘[naam]’ te gelasten.
Samenvattend is er een gebrek aan verdedigingsbelang, gelet op de kennelijke geografische positie van ‘[naam]’, het uitsluiten van het bewijs van de gesprekken tussen ‘[naam]’ en [naam getuige] en zijn de aanvullende, hierboven genoemde informatiebronnen onvoldoende. Er is dus geen belang noch noodzakelijkheid ‘[naam]’ te horen. Daarbij komt dat de verdediging niet heeft willen aangeven waarom het gestelde doorlaten – anders dan in HR 2002 bepaald – de verdachte(n) wel zou regarderen.
…….
Beslissing op het verzoek van mrs. Lodder en Kuijpers
Mrs. Lodder en Kuijpers hebben (voorts) gevraagd ‘NN-[naam]’ te horen in verband met mogelijke informatie die ‘NN-[naam]’ zou hebben verstrekt in de zaken Maripa en Marajo. Vastgesteld wordt dat het betreffende zaaksdossier twee TCI-processen-verbaal bevat uit juni 2014 die gaan over de betrokkenheid van verschillende (mede)verdachten bij drugshandel in het algemeen en niet over de zaken Maripa en Marajo. Het Marajo-dossier maakt melding van informatie verkregen uit Brazilië en Groot-Brittannië over bepaalde containers op de Marajo en dat de informatie uit Groot-Brittannië heeft geleid tot de ontdekking van drugs op een container van de Marajo. De verdediging heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat het politieonderzoek in deze zaken is gebaseerd op of gestuurd door TCI informatie afkomstig van ‘NN-[naam]’, noch is dit anderszins gebleken (in de zin van een begin van aannemelijkheid). Ook hier geldt dat meegewogen is dat er weliswaar informatie bekend is geworden over ‘NN-[naam]’, maar dat hij kennelijk in Colombia woont en het hier gaat om vermeende drugshandel uit Brazilië. Dit maakt dat de verdediging onvoldoende belang heeft bij het horen van ‘NN-[naam]’ over dit onderwerp.
…….”
1.4.
Voorts heeft de wrakingskamer nog kennis genomen van:
  • de aantekeningen van de griffier van de meervoudige kamer, gehouden ter terechtzitting van 16 januari 2017;
  • negen pagina’s uitgeprinte tekst van app-berichten, overgelegd door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat van de medeverdachte [naam medeverdachte].
1.5.
Ter zitting van 16 januari 2017, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat, de gewraakte rechters, alsmede officier van justitie mr. M.A. Boheur. Zij hebben allen hun standpunten nader toegelicht.
1.6.
Het onderhavige wrakingsverzoek is door de wrakingskamer gelijktijdig behandeld met het wrakingsverzoek van [naam medeverdachte], vertegenwoordigd door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam (parketnummer 10/750108-14), dat gelijktijdig met het onderhavige wrakingsverzoek in de mega Focus is ingediend.
1.7
De raadsman van [naam medeverdachte] heeft aan de wrakingskamer nog een bericht d.d. 16 januari 2017 doen toekomen afkomstig van mr. S. Franken, raadsman van '[naam]'. Aan de wrakingskamer is meegedeeld dat dit bericht niet aan de rechters bekend was ten tijde van de uitspraak van de beslissingen door de rechters op 16 januari 2017. De wrakingskamer laat dit bericht daarom buiten beschouwing.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven en bij monde van de raadsman van [naam medeverdachte], overgenomen en aangevuld door de raadsman van verzoeker - het volgende aangevoerd:
2.1.1.
Ter terechtzitting van 16 januari 2017 hebben de rechters als beslissing uitgesproken dat het verzoek van de verdediging om de persoon, aangeduid als ‘NN [naam]’ (hierna: [naam]) te horen als getuige, wordt afgewezen. Die beslissing is onbegrijpelijk.
2.1.2.
Verzoeker wordt verdacht van betrokkenheid bij twee drugs transporten, twee schepen, waar iets in zou hebben gezeten. Vorige week zijn er door de verdediging verzoeken gedaan, waarvan de kern is: er heeft zich bij de huidige raadsman van de medeverdachte [naam medeverdachte] een bron gemeld, [naam], die woont in Colombia en die in de drugs zit. Deze [naam] vertelde dat hij ‘DEA connected’ is en dat hij informatie heeft. Hij heeft ook contacten met andere diensten en treedt op als tipgever, vraagbaak, van alles. Die informatie komt rechtstreeks van [naam].
2.1.3.
Vorige week is een kleine selectie van de tussen [naam] en de raadsman van [naam medeverdachte] gewisselde app-berichten aan de rechtbank verstrekt. Twee zaken zijn daarbij van belang, zoals ook per mail is uitgelegd aan de rechtbank: een transport van 400 kilogram met het schip Marajo en een transport met het schip Hammonia Antofagasta van 220 kilogram. Het was 235 kilogram en geen 220 kilogram. Het gaat om heel concrete informatie over het doorlaten van de drugs; wat betreft de Antofagasta; die boot is vanuit Bogota geregisseerd en die moest Nederland doorlaten. De raadsman van [naam medeverdachte] heeft uitgelegd op basis van de gegevens dat het wel eens waar zou kunnen zijn wat [naam] zegt. Er is een aantal dummies op het haventerrein geweest, gedurende lange tijd, en die zijn intensief gecontroleerd. De officier van justitie heeft gezegd na het scannen van de bewuste container: hij mag door.
2.1.4.
Van de container van de Antofagasta is één foto in het dossier terug te vinden, een scanfoto, genomen vanaf de zijkant. Je ziet op die foto een vrachtwagen met cabine en de container daarop. De foto is zwart. [naam getuige] heeft in de zaak Doussie verklaard dat er meer foto’s moeten zijn, namelijk foto’s die je maakt als de foto zo slecht is als de onze. Dan worden er contrastfoto’s met kleur gemaakt. Daar is om gevraagd, maar die hebben we niet gekregen. De partij is gewoon geregisseerd geweest, want hij is doorgelaten.
2.1.5.
De verdediging heeft de rechtbank voorzien van informatie, waaruit een begin van aannemelijkheid blijkt dat [naam] serieuze informatie heeft, die kan worden getoetst bij [naam getuige], die nog nimmer gefalsificeerd heeft, en die ook heeft gezegd dat er cocaïne in heeft gezeten en is doorgelaten onder regie van de DEA. Dat is heel concrete informatie. [naam getuige] heeft onder ede verklaard, dat wat [naam] heeft verteld hij ook heeft verteld in de gesprekken in Rotterdam. Er is dus verankering bij [naam getuige] en in het dossier, en een potentiële getuige, die van alles zegt en die niet terugdeinst voor zijn vrouw die graag wil dat hij kapt, maar die doorgaat omdat hij niet wil dat er wordt gewerkt zoals gebeurt. Indien er nieuwe concrete informatie komt, over onregelmatigheden in de haven, dan moet het worden uitgezocht. In de Doussie zaak zei de rechtbank: u heeft ons geïnformeerd, we gaan voorshands uit van de juistheid. Het werd ook bevestigd door de TCI, dat er runners naar Bogota zijn gevlogen om [naam] naar Nederland te halen, wetende dat hij in de drugs zat, er is hier een appartement geregeld van 800 per dag, en ze hebben hem uitgemolken en het gesprek met [naam getuige] laten opnemen. In Doussie is het verzoek niet afgewezen. In deze zaak wel.
2.1.6.
De verdediging heeft alles wat zij kan ingebracht, dat deze persoon iets weet over concrete containers in de zaak Focus. Zie de apps die zijn overgelegd. Zie ook de brief in de Spaanse taal van 10 januari 2017, die is overgelegd. Die komt in één keer boven water, via [naam]. Moet u eens proberen als burger naar het parket te lopen en te vragen om een brief met informatie over contacten en een moord. Hoe zou dat dan in vredesnaam bij [naam] kunnen terechtkomen als hij niet ‘connected’ is? De raadsman van [naam medeverdachte] heeft gezegd dat hij de Spaanse brief pas sinds vanmorgen heeft. Hij heeft de brief niet vertaald. U heeft wel een app-bericht van [naam]: waarin hij de raadsman uitlegt wat de aard en strekking is:
“De strekking is dat er een verzoek ligt in NL en dat de TCI officier van justitie hier hekelt dat ze mijn naam vrij wilt geven daar ik ben aangedragen door de hoofd van de DEA hier en door het hoofd van de anti bende brigade. En dat hij haar beschuldigd van het onjuist en onverantwoordelijk handelen. Hij zegt daarbij ook dat er een groot onderzoek was naar [X] voor witwassen en drugs transporten wat geautoriseerd was door zijn baas in Barranquilla en de hoge baas in Bogota. Daarbij stelt hij dat hij al deze jaren voor mijn veiligheid garant stond en tevens voor mijn veiligheid en dat de officier van justitie dit nu in gevaar brengt met alle gevolgen van dien.”
2.1.7.
Dan zou je toch zeggen: dan horen we hem, dan horen we wat hij heeft te zeggen en of hij ‘connected’ is. Als deze informatie er ligt, regelrecht in verband met de container waarvan verzoeker wordt verdacht, dan is de weigering door de rechters onbegrijpelijk. Het is onbegrijpelijk dat op het moment dat iemand opstaat die wetenswaardigheden heeft over het doorlaten van containers in het algemeen, over het doorlaten van containers in de Rotterdamse haven, maar ook specifiek over het doorlaten door Nederland van de container van de Antofagasta op aanwijzing van de DEA, dat zo’n persoon niet wordt toegewezen als getuige.
[naam] is een getuige, die het verweer ten aanzien van de ontvankelijkheid van het OM kan onderbouwen, tenminste ten aanzien van de Antofagasta container. Als de rechtbank het verzoek om [naam] als getuige te horen afwijst, dan heeft verzoeker geen kans. Dan is de rechtbank er al mee klaar en zijn de rechters vooringenomen.
2.1.8.
Reeds op 8 oktober 2015 werd bij de rechter-commissaris gezegd dat het onderzoek voortvarend moet worden uitgevoerd. Nadien hebben we nog 1000 pagina’s gekregen met allerlei nieuwe informatie. Dat betekent dat je je afvraagt: wat is er aan de hand? Allemaal informatie die niet in het dossier was. Het is volstrekt onjuist dat er te laat wordt gevraagd om nader onderzoek. De voorzitter haalt het arrest van de Hoge Raad aan, dat het doorlaatverbod niet is geschreven voor verdachte. De officier van justitie heeft geschreven: na de vaststelling dat er geen cocaïne in container van de Antofagasta zat, heeft hij die vrijgegeven. Als later blijkt dat het er toch in gezeten moet hebben – want hij gaat dagvaarden – dan gaat het om de integriteit van de opsporing, van het OM en van de rechtspraak. Dat is dan aan de orde, en niet of de verdachte beschermd moet worden of niet. De officier van justitie zegt: het zit er niet in en geeft hem vrij, en gaat vervolgens dagvaarden. Dan gaat het niet aan dat arrest te gebruiken om het verzoek weg te motiveren.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het
volgende aangevoerd:
2.2.1.
Het gaat hier weer om een instructiebeslissing en niet om persoonlijke vooringenomenheid; die is ook niet aan de orde. Het gaat om onderzoekswensen en of daarop door de rechters begrijpelijk is beslist of niet. De verdediging bestrijdt de aan die beslissing gegeven motivering.
2.2.2.
Even terug in de historie: de onderzoekswensen zijn medio 2015 aangevangen, bij de eerste pro forma zittingen. Veel wensen zijn gehonoreerd door de rechtbank ter zitting en door de rechter-commissaris. Sinds de eerste zitting zijn er meer dan honderd onderzoekswensen geformuleerd en bij afwijzing van instructiewensen volgen wrakingsverzoeken. Dit is wrakingsverzoek nummer tien, inclusief de verzoeken tot wraking van de rechters van de wrakingskamer. Deze zaak werd oorspronkelijk gepland voor negen zittingsdagen; we zijn nu aan 30.
2.2.3.
Bij een proces dat langer duurt, zijn steeds hogere eisen aan onderzoekswensen te stellen. Deze verzoeken zijn gedaan in een dermate laat stadium, dat eisen mogen worden gesteld aan de onderbouwing van de verzoeken. De app-berichten van 11 januari, ten aanzien van onderzoek van maanden geleden, zijn in dat opzicht onvoldoende.
Het gaat allemaal om het al dan niet doorlaten van partijen drugs op een schip dat voorkomt op de tenlastelegging van verzoeker. De Hoge Raad heeft beslist (in zijn arrest van 2 juli 2002) dat het doorlaatverbod niet in het belang van de verdachte is geschreven. Wil je onderzoekswensen entameren, dan moeten die helder gemotiveerd zijn en aan hoge eisen voldoen, gelijk zijn weerslag vindt in de bestreden beslissing. Aan dat arrest is gerefereerd, en er is door de verdediging zelfs geen begin van toetsing gemaakt aan dat arrest.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
3.3.
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.4.
Dat kan voorts anders zijn indien de motivering van de aangevochten beslissing erop duidt dat de rechter zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd op (betwiste doch) door hem reeds vastgestelde feiten of op een reeds gevormd oordeel omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen. Dan immers is een (al dan niet begrijpelijke) beslissing kennelijk ingegeven door vooringenomenheid, althans kan de vrees daarvoor dan objectief gerechtvaardigd zijn.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat een en ander niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd de afwijzing van de onderzoekswensen van de verdediging, in het bijzonder de afwijzing van het verzoek tot het horen als getuige van de persoon aangeduid als ‘NN [naam]’. De afwijzing van de onderzoekswens tot het horen van ‘NN [naam]’ als getuige vormt een procesbeslissing. Rechters moeten tussentijds aan hen gevraagde procesbeslissingen kunnen nemen en motiveren opdat het proces voortgang kan vinden. De afwijzing van deze onderzoekswens is door de rechters van de strafkamer van een uitgebreide motivering voorzien en niet gezegd kan worden dat die beslissing onbegrijpelijk is en daarvoor geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6.
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. J. van der Groen, mr. N. Doorduijn en mr. S. Jordaan.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. A.A. Kalk en mr. M. Fiege, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2017 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.