Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eier 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 oktober 2016, met producties 1-26;
- de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1-7;
- het tussenvonnis (de brief) van 4 januari 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de zittingsagenda;
- de brief van de advocaat van [gedaagden] van 3 maart 2017, met producties 1-12;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- het faxbericht van de advocaat van [gedaagden] van 10 maart 2017 met p. 3 van de tweede productie bij bovengenoemde brief van 3 maart 2017;
- producties 27 en 28 van [eisers] ;
- de akte tot wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie van [eisers] ;
- de zittingsaantekeningen van Van [eisers] en van [gedaagden] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 maart 2017.
2.De vaststaande feiten
:
Zekerheid
- het overleggen van een onherroepelijke bouwvergunning, of
- het overleggen van de onherroepelijke afwijzing van deze bouwvergunning.
€ 30.000,-- door de bank naar de notaris is overgemaakt. Vervolgens zijn de bankrekeningen van [eisers] gedebiteerd door de bank.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
- Artikel 7 van de leveringsakte moet uitgelegd worden volgens de zogeheten ‘Haviltex-norm’, niet volgens de zogeheten ‘cao-norm’;
- Bij de uitleg volgens de ‘Haviltex-norm’ wordt niet de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het uit te leggen stuk voorop gesteld, maar komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen mogen toekennen;
- Het doel van de afspraak en de verdere context zijn voor de uitleg van groot belang; het doel is het voorkomen dat de loods moet worden afgebroken; dit doel is leidend; dat is immers het enige argument dat [gedaagden] in de correspondentie voorafgaande aan het stellen van de bankgaranties hebben aangevoerd: “Ik lijd schade als de loods moet worden afgebroken. En daarom wil ik een bankgarantie”;
- In de leveringsakte staat niet “bedrijfsruimte” maar “bouwwerk”.
- Voor de uitleg van artikel 7 van de leveringsakte is de achtergrond van de zaak van belang (bij conclusie van antwoord onder 141 stelden zij nog dat de vraag of zij rechthebbenden zijn op de € 30.000,-- uitsluitend beoordeeld dient te worden op basis van artikel 7 van de leveringsakte); [gedaagden] waren op zoek naar woonruimte met daarbij bedrijfsruimte voor hun groeiende koeriersbedrijf; zij ontvingen toen een verkoopbrochure van Fonk Makelaardij, waarin het onderhavige woonhuis aan [straatnaam X] in Berkel en Rodenrijs te koop werd aangeboden tezamen met twee achterliggende loodsen; die loodsen werden in de brochure uitdrukkelijk als bedrijfsruimte te koop aangeboden en niet als opslagruimte; op deze mededelingen zijn [gedaagden] afgegaan; in alle contacten die aan de verkoop vooraf zijn gegaan hebben [gedaagden] altijd duidelijk gemaakt dat zij ter plaatse een koeriersbedrijf wilden vestigen en dus een bedrijfsruimte nodig hadden; dit was zowel bij Fonk Makelaardij als bij Van [eisers] bekend;
- Een en ander is ook als bedrijfsruimte verkocht;
- Vóór de levering kwamen [gedaagden] erachter dat de voorste loods gebouwd was zonder dat daarvoor een bouwvergunning was aangevraagd of verleend; [eisers] meenden evenwel dat volledige legalisering, derhalve legalisering van de bouw en het gebruik als bedrijfsruimte, mogelijk zou zijn, zodat zij zouden kunnen leveren hetgeen zij verkocht hadden; om die reden hebben [eisers] vervolgens een bouwvergunning voor een pand met bestemming bedrijfsruimte aangevraagd.
Haviltex)). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (
DSM/Fox) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens alle omstandigheden van het concrete geval van beslissende betekenis zijn, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift vaak van groot belang is, gelezen in de context als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken heeft. Zo kan ook het gedrag van een partij in de uitvoeringsfase van een overeenkomst voor de uitleg van die overeenkomst van groot gewicht zijn (HR 20 mei 1994, 574 (
Gasunie/Gemeente Anloo). Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (vgl. HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576 (
Uni-Invest); HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575 (
Meyer Europe/Pont Meyer)).
.De thans te beantwoorden uitlegvraag is dus of de op 17 januari 2016 onherroepelijk verkregen omgevingsvergunning opgevat mag worden als de in artikel 7 van de leveringsakte genoemde aangevraagde bouwvergunning die onherroepelijk moet zijn geworden.
- Het is in strijd met het doel om de afspraak zo uit te leggen dat deze wordt beperkt tot de eerste aangevraagde vergunning, want ook met een tweede of een nog latere vergunning wordt voorkomen dat de loods moet worden afgebroken;
- [gedaagden] hebben bovendien geen belang bij deze beperkte uitleg; het is immers in het belang van [gedaagden] - en dat is ook het enige belang dat [gedaagden] hebben aangevoerd - dat de loods niet hoeft te worden afgebroken; door welke vergunning dat wordt gerealiseerd doet niet terzake;
- Een andere reden om de afspraak niet beperkt uit te leggen is dat partijen bij het maken van de afspraak niet voorzagen dat er meerdere aanvragen nodig zouden zijn.
- Teneinde de levering niet onnodig lang uit te stellen is artikel 7 van de leveringsakte opgesteld; dit artikel verwijst uitdrukkelijk naar de aangevraagde en verleende, maar nog niet onherroepelijke bouwvergunning; partijen zijn bij het opstellen van artikel 7 van de leveringsakte uitgegaan van de toen bestaande situatie en van het toen bestaande bestemmingsplan; het latere bestemmingsplan was toen nog niet in zicht;
- De bedoeling van (artikel 7 van) de leveringsakte was dat [eisers] eenmalig de gelegenheid zouden krijgen het woonhuis en het gegarandeerde gebruik te legaliseren; partijen zijn nooit overeengekomen dat [eisers] tot in lengte van jaren telkens opnieuw bouwvergunningen mochten aanvragen.
zélfdat de legalisering er alsnog zou komen. Dat [gedaagden] destijds andere, voor [eisers] kenbare, belangen had, is gesteld noch gebleken. Hierbij speelt ook nog een rol dat [gedaagden] de stelling van [eisers] dat [gedaagden] zelf geen enkele inspanning hebben verricht om de gewenste bestemming en/of bouwvergunning te verkrijgen niet hebben weersproken, zodat dit is komen vast te staan. Integendeel zelfs, [gedaagden] hebben
bezwaargemaakt tegen deze aangevraagde bouwvergunning, net als tegen de tweede en derde aangevraagde bouwvergunning. Onder deze omstandigheden is het onaanvaardbaar dat het bepaalde in artikel 7 van de leveringsakte ertoe zou leiden dat [eisers] niet opnieuw een vergunningaanvraag hadden mogen doen.
€ 30.000,-- wordt afgewezen, zodat [gedaagden] belang missen bij deze vorderingen en zij daarin niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
- Hoofdsom € 30.000,--
- Rente vanaf 23/10/2008 t/m 5/9/2016 € 8.545,84
- Advocaatkosten € 17.477,49
- Legeskosten € 1.545,52
- Buitengerechtelijke kosten
- Totaal € 58.643,85.
€ 30.000,-- komt in feite dus neer op een dubbeltelling. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen ongeacht of [eisers] slagen in hun bewijs. Datzelfde geldt voor de over dit ‘dubbelgetelde’ bedrag van € 30.000,-- gevorderde rente ad € 8.545,84 vanaf 23 oktober 2008 tot en met 5 september 2016, nog daargelaten of geoordeeld kan worden of [gedaagden] al vanaf 2008 in verzuim waren. Daarentegen komt wél voor toewijzing in aanmerking de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2016, aangezien daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd.
5.De beslissing
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-3610555- de te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden november 2017 tot en met februari 2018 moeten opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
Administratie haven en handel, afdeling roladministratie, kamer E12.55, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-3610554- en aan [gedaagden] moeten opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- en de wederpartij moeten toesturen;