Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser 3],
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 8],
[gedaagde 10],
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de rechtbank van 22 februari 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 juli 2017, waarbij voormelde aktes in het geding zijn gebracht en door IEB c.s. spreekaantekeningen zijn overgelegd.
2.De feiten
Sera Europe en Kato waren elk voor 50% aandeelhouder van een door hen opgerichte besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid genaamd Active-Share B.V. (hierna Active-Share).
[gedaagde 8] is bestuurder en (indirect) aandeelhouder in Greenfield.
Sera Europe en Kato, Greenfield en IEB Participatie waren aandeelhouder van IEB Holding (waarin ICE is ingebracht).
IEB Holding hield alle aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Equipment Beheer B.V. (hierna: IEB; ook IEB Holding wordt hierna wel aangeduid met IEB).
De aandelen van Dieseko Beheer werden gehouden door [X 1] Holding waarvan [gedaagde 1] 10% van de aandelen hield en [gedaagde 2] 90%.
Beide vennootschappen zijn daarbij ingebracht in of afgesplitst naar een nieuw opgerichte vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dieseko B.V., thans Dieseko Group B.V. (beide hierna aangeduid met Dieseko).
[gedaagde 10] was bestuurder (CEO) van Dieseko.
[gedaagde 1] was bestuurder van Dieseko tot 3 augustus 2015 (opgevolgd door de heer [X 2] ).
Prioriteitsaandelen van Dieseko (zes) waren in handen van [X 1] Holding (A)
“ 8.2. De bestuurders zullen hun werkzaamheden verrichten op basis van een managementovereenkomst dan wel arbeidsovereenkomst (…)10.3 (…) behoeft de Directie de voorafgaande goedkeuring van de PAVA, welk besluit een meerderheid van 75% van de stemmen binnen de PAVA vereist, voor de volgende besluiten: (…)
“op enige manier, direct of indirect, ten behoeve van zichzelf of van derden, al dan niet tegen betaling (…) op welke wijze dan ook, direct of indirect, optreden als intermediair voor enige onderneming die actief is op hetzelfde of en vergelijkbaar terrein”betrokken zal zijn bij (art. 8.1) concurrerende werkzaamheden (art. 8.2) klanten (art. 8.3) of werknemers (art. 8.4) van Dieseko of een gelieerde onderneming.
“Ondergetekenden, (…)Overwegende dat
Partners beide aandeelhouders en directieleden zijn in Dieseko B.V. te Sliedrecht via hun persoonlijke holdingen
Partners gezamenlijk 2 van de 6 prioriteitsaandelen hebben, waarmee voor partners negatieve beslissingen geblokkeerd kunnen worden
Er gezien de economische situatie inderdaad gevaar bestaat voor negatieve beslissingen
Dat de andere prioriteitsaandelen ook strategisch zijn ondergebracht bij andere aandeelhouders, 2 bij de gebroeders [X 1] en 2 bij Greenfield Capital Fund II
Partners behoefte hebben aan wederzijdse bescherming
Partners elkaar al lang kennen en al lang hebben samengewerkt
Begin 2011 is met Sera Software een reductie van de managementvergoeding overeengekomen van 40%.
“Betreft: Definitief voorstel
“Uit de reactie hebben wij geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn om de informele gesprekken hieromtrent voort te zetten”.
In deze overeenkomst (hierna: de Verkoopovereenkomst) is het volgende opgenomen:
“8. Partijen komen overeen dat elk [eiser 3] , Sera Software en Sera Europe onverkort gebonden blijven aan het bepaalde in artikel 22 van de Aandeelhoudersovereenkomst (waarbij Sera Software en Sera Europe als verbonden partijen worden beschouwd) en artikel 8 van de Management Overeenkomst, met dien verstande dat de daarin vermelde termijnen gaan lopen vanaf de datum van dezer Overeenkomst (…)
- de partiele vernietiging ingeroepen van de Verkoopovereenkomst met betrekking tot de overeengekomen koopprijs van 3 miljoen euro (met aanpassing van de notariële levering van de ingekochte aandelen in 2011 en de doorlevering daarvan op of omstreeks 27 november 2013 aan NPM Capital N.V.);
- de stuiting ingeroepen van de verjaring van de vordering op IEB c.s..
3.De vordering
primair
2. de koopprijs in de Verkoopovereenkomst in goede justitie opnieuw vast te stellen, althans aan Sera c.s. als benadeelde partijen een uitkering in geld toe te wijzen ter grootte van de in goede justitie vast te stellen economische waarde van de aandelen IEB Holding op 19-10-2011, zo mogelijk naar evenredigheid van de koopprijs van het door Greenfield op of omstreeks 17-11-2013 aan NPM Capital verkochte aandelenpakket IEB Holding, met hoofdelijke veroordeling van IEB c.s. tot betaling van de nieuwe koopprijs althans van de uitkering in geld, onder aftrek van de oorspronkelijke koopprijs, binnen twee dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met wettelijke handelsrente, althans met wettelijke rente vanaf 19-10-2011 dan wel een in goede justitie vast te stellen ingangsdatum, alsmede
4.Het verweer
5.De beoordeling
Bestuurders - waarbij ook [gedaagde 2] en [gedaagde 8] als feitelijke beleidsbepalers worden aangemerkt - en aandeelhouders van Dieseko hebben als volgt samengespannen om Sera c.s. “uit te roken”:
Dit is slechts anders indien de Verkoopovereenkomst (al dan niet partieel) nietig is wegens strijd met de in art. 3:40 BW bedoelde goede zeden of de openbare orde dan wel – tijdig – is vernietigd omdat zij door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden (art. 3:44 BW) danwel dwaling (art. 6:228 BW) zou zijn tot stand gekomen. In dat geval houdt immers - mogelijk - ook de hiervoor weergegeven afstand van recht en kwijting geen stand.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of anderszins gebleken waaruit kan worden afgeleid dat die termijn is aangevangen op een later tijdstip dan op de datum van de Verkoopovereenkomst zelf. De inhoud van de brief van 27 juni 2011 van de financieel deskundige van Sera c.s. BDO aan Greenfield kan tot geen andere conclusie leiden dan dat Sera c.s. voor het instellen van de hier bedoelde vorderingen - reeds toen - afdoende op de hoogte was. Waar Sera c.s. zich beroept op een door de accountant van Dieseko opgestelde impairment test 2009 (opgemaakt ter voorbereiding op de jaarrekening 2010), geldt dat ook deze blijkens de overgelegde stukken aan Sera c.s. bekend was nu deze in januari 2011 door de PAVA (vergadering van prioriteitsaandeelhouders) is besproken. Geoordeeld moet dan ook worden dat de verjaringstermijn op 19 oktober 2011, toen partijen niets meer met elkaar te maken hadden, is aangevangen. Deze termijn is door - of namens - Sera c.s. niet (tijdig) gestuit, en aldus ongebruikt verstreken op 20 oktober 2013, lang vóór het instellen van de onderhavige vordering (de betekening van de dagvaarding dateert van 15 november 2016).
Zo een te lage verkoopprijs al wegens strijd met de goede zeden of zelfs de openbare orde tot (partiële) nietigheid van de betreffende Verkoopovereenkomst kan leiden, kan dit naar het oordeel van de rechtbank alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden.
Deze onderbouwing kan de conclusie dat in de Verkoopovereenkomst een (veel) te lage prijs is opgenomen niet dragen. De verkoopopbrengst in 2013 is niet redengevend, de waarde van aandelen kan fluctueren en deed dit ook. Dit geldt niet alleen omdat, naar algemeen bekend mag worden verondersteld, de crisis in 2013 minder zwaar woog dan in 2011 maar ook omdat uit de eigen stellingen van Sera c.s. volgt dat in 2011 gevreesd werd dat de verliezen van Dieseko in 2010 zouden kunnen leiden tot een (al dan niet door Dieseko zelf geregisseerd) faillissement. De verkoopprijs van 2013 kan dan ook niet gelden als maatstaf voor de waarde in 2011. Daar komt bij dat een minderheidsaandelenpakket in het algemeen minder waard is dan het geheel.
Ook de waardering door BDO kan de conclusie dat het 15 % aandelenbelang van Sera c.s. in Dieseko voor een (veel) te lage prijs is verkocht niet dragen. BDO trad op voor Sera c.s. en baseerde de hogere bedrijfswaardering op een EBITDA van € 12.000.000,- vermenigvuldigd met factor 6 minus een bankschuld van € 30.500.000,-. Het bestuur van Dieseko vond dit kennelijk (veel) te hoog en had haar aanbod van € 3.000.000,- voor 15% van de aandelen berekend aan de hand van een op tussentijdse cijfers gebaseerde EBITDA (van € 10.000.000,-) welke goeddeels overeenstemden met de later bekend geworden definitieve jaarcijfers van Dieseko over 2011. Het bestuur van Dieseko hanteerde voor de bedrijfswaardering op basis van die EBITDA de factor 5 verminderd met een bankschuld van € 30.000.000,-. Ook deze bankschuld bleek blijkens de jaarrekening 2011 nagenoeg correct ingeschat.
Sera c.s. vorderen naar de rechtbank begrijpt nakoming dan wel schadevergoeding en verwijzen voor de onderbouwing van deze (aanvullende) vorderingen naar een aantal specifiek vermelde alinea’s in de dagvaarding waarin sprake is van een tussen hen geldende basisafspraak van “samen uit, samen thuis” en “gelijke monniken, gelijke kappen”, hetgeen tot uiting kwam in hun gelijkwaardige investeringen, aandelenbelang en (daarmee ook) gelijke opbrengsten. Voorts wordt verwezen naar meergemelde volmacht (hiervoor onder 2.6).
904,00(2 punten× tarief € 452,00)
6.De beslissing
39/182/2053