In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om een bevoegdheidsincident dat voortvloeide uit een onderaannemingsovereenkomst tussen de besloten vennootschap V&V en de besloten vennootschap CONPROTECT B.V. (CP). V&V had CP ingehuurd voor werkzaamheden aan een gietvloer, waarbij de algemene voorwaarden van Burgland Vastgoed Groep van toepassing waren. CP stelde dat de rechtbank Rotterdam niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat de algemene voorwaarden een arbitrageclausule bevatten. V&V voerde aan dat de rechtbank Rotterdam wel bevoegd was op basis van de forumkeuze in de algemene voorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat V&V als professionele partij had moeten zorgen voor een uittreksel uit het Handelsregister om aan te tonen dat CP een rechtspersoon was, wat essentieel was voor de beoordeling van het beroep op vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. De rechtbank verwierp het beroep van CP op vernietiging van de algemene voorwaarden op basis van artikel 6:233 sub b BW, omdat V&V had aangetoond dat CP een rechtspersoon was die haar jaarrekening openbaar had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het beroep op vernietiging niet was verjaard, omdat de termijn pas begon te lopen op het moment dat de dagvaarding was uitgebracht.
De rechtbank besloot CP toe te laten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de stelling van V&V dat de algemene voorwaarden tijdig ter hand waren gesteld. De verdere beslissingen in het incident en de hoofdzaak werden aangehouden, in afwachting van de bewijslevering.